Forensisch sociale professionals hebben een cruciale rol in de trajecten van cliënten met verslavingsproblematiek. Veel onderzoek naar de effectiviteit van het forensische werk gaat over methodieken (‘what works’), er is relatief weinig bekend over de persoon van forensisch sociale professional en diens persoonlijke stijl en opvattingen (‘who works’). Wat zijn bijvoorbeeld opvattingen ten aanzien van (de behandelbaarheid van) middelenmisbruik van forensische cliënten en wanneer en hoe grijp je in als een cliënt terugvalt in middelengebruik? Hier is nog nauwelijks wetenschappelijk onderzoek naar verricht. Wel zijn er meerdere onderzoeken uitgevoerd onder (voornamelijk) medische professionals waaruit blijkt dat zij doorgaans vrij negatieve attitudes ten aanzien van (de behandelbaarheid van) verslaafden hebben. Deze attitudes hebben een negatieve invloed op de kwaliteit van de hulp die deze patiënten krijgen (o.a. minder tijd) en leiden bij hen tot meer onzekerheid en verminderde motivatie voor behandeling. Gedragsdeskundigen en professionals uit de verslavingszorg lijken positiever, hoewel gedegen onderzoek hiernaar beperkt is. Verder is er weinig bekend of er verschillen bestaan in attitudes tussen subgroepen, bijvoorbeeld mannen versus vrouwen, of minder versus meer ervaren professionals. Een relevante vraag is of professionals die specifiek met forensische cliënten met verslavingsproblematiek werken andere attitudes hebben dan professionals die meer in het algemeen met forensische cliënten werken. Ook naar de invloed van eigen middelengebruik of persoonlijke ervaringen met verslaving op attitudes ten aanzien van middelengebruik is weinig wetenschappelijk onderzoek verricht. Tot slot is er voor zover ons bekend geen onderzoek naar de invloed van attitudes op het handelen van professionals en trajecten van forensische cliënten.
MULTIFILE
ACHTERGROND : Problematisch middelengebruik is een belangrijke risicofactor voorcriminaliteit en geweld.Dit is echter vooral bij mannen onderzocht en meer kennis over vrouwen is gewenst. DOEL: Beschrijven van mogelijke genderverschillen in problematisch middelengebruik en de relatie tot delictgedrag bij forensisch psychiatrische patiënten. METHODE: Dossiers van 275 vrouwen en 275 mannen die in 1984-2014 opgenomen zijn (geweest) in één van vier forensisch psychiatrische instellingen werden gecodeerd en gerelateerd aan geweldsincidenten tijdens behandeling en recidive na ontslag (bij 78 vrouwen). RESULTATEN: Hoewel problematisch middelenmisbruik bij vrouwen prevalent was (57%), kwam het bij mannen significant vaker voor (68%). Mannen hadden vaker de dsm-iv-classificatie middelenafhankelijkheid en hadden vaker het indexdelict gepleegd terwijl ze onder invloed waren. Middelengebruik had bij hen een betere voorspellende waarde voor geweldsincidenten tijdens behandeling. Zowel vrouwen als mannen met problematisch middelengebruik hadden beduidend meer historische risicofactoren dan degenen zonder middelenmisbruik. Een geschiedenis van problemen met middelengebruik was geen significante voorspeller voor recidive na ontslag bij vrouwen. CONCLUSIE: Er bestaan genderverschillen wat betreft problematisch middelengebruik, waarbij de relatie met delictgedrag voor mannen sterker is. De gevonden genderverschillen hebben implicaties voor (verslavings-) behandeling in forensische zorginstellingen.
DOCUMENT
De Leefstijltraining-PLUS is een module voor behandeling en begeleiding van mensen met een Lichte Verstandelijke Beperking (LVB) en problematisch middelengebruik. De training is gebaseerd op de Achilles Leefstijltraining 2 (De Wildt, 2006) en ontwikkeld door het lectoraat GGZ-verpleegkunde van Hogeschool Inholland, Brijder Verslavingszorg, Esdégé-Reigersdaal en 's Heeren Loo Noord-Holland. De training is gedurende een half jaar getest op bruikbaarheid en uitvoerbaarheid en is geëvalueerd door het lectoraat GGZ-verpleegkunde van Hogeschool Inholland.
MULTIFILE
Dit Fellowship is een stimuleringssubsidie voor Dr. Marleen Sol, met het doel de kennis en onderzoeken op het thema “Goed Gebruik Hulpmiddelenzorg (GGH) thuis” voor kinderen te versterken.
Dit innovatieproject omvat de ontwikkeling van een nieuwe cursus getiteld 'Music Enhancing Emotion Regulation! (MEER!)', voor geneeskundestudenten met als doel het cultiveren van gezonde emotieregulatie. ‘Arts in health’ speelt een steeds grotere rol in de patiëntenzorg en ondersteunen van professionals, ook binnen het UMCG, en draagt bij aan positieve gezondheid. In ons project willen wij preventief een training met kunst, in dit geval muziek, opzetten voor onze toekomstige health professionals met als doel het op een constructieve en gezonde manier leren reguleren van emoties. Gezonde emotieregulatie bevordert zelfzorg en daarmee de vitaliteit en het welzijn van artsen, wat op zijn beurt van belang is voor hoogwaardige patiëntenzorg. Wij introduceren een vernieuwende benadering van emotieregulatie waarbij de cursusdocenten ervaren musici betrekken bij het geven van de cursus. Deze musici zijn gespecialiseerd in het samenwerken met zorgprofessionals in de gezondheidszorg en verrijken de cursus met persoonsgerichte participatieve livemuziek. Dit houdt in dat zij de te spelen muziek en live improvisaties afstemmen op de specifieke context, ervaringen, behoeftes en gevoelens van individuele studenten. Het gebruik van dergelijke persoonsgerichte livemuziek heeft als doel studenten emotioneel te raken en op een diepere, ervaringsgerichte manier echte emoties bij hen op te roepen, te laten ervaren of herbeleven. Dit proces helpt studenten zich bewust te worden van hun authentieke emoties op dat moment, daarop te reflecteren en op een effectieve en duurzame manier te leren om constructief en gezond met deze emoties om te gaan. Emotionele uitputting en burn-out onder medische professionals is een groeiend probleem in de zorg. Zo luidt het KNMG de noodklok omdat de zorg vastloopt op het kwetsbaarste punt, namelijk de zorgprofessional zelf: artsen vertonen steeds vaker symptomen van stress en burn-out en vallen om of verlaten het vak. Zo is het percentage jonge artsen dat te kampen heeft met burn-outklachten gestegen van 14% in 2020 naar 24% in 2022. Ook uit recent onderzoek van TNO blijkt dat burn-outklachten een groeiend probleem vormen, met name bij werknemers in de onderwijs- en de zorgsector en vooral onder jonge werknemers, specifiek vrouwen. Onder deze laatste groep is het percentage met burn-outklachten gestegen van 25% in 2020 naar 29% in 2022. Ook het studentenwelzijn staat steeds meer onder druk, zodanig zelfs dat de regering de noodzaak heeft onderkend van een integrale aanpak van studentenwelzijn : uit de landelijke monitor mentale gezondheid en middelengebruik studenten hoger onderwijs is gebleken dat de helft van de studenten psychische klachten als angst en somberheid heeft, van wie 12% in ernstige mate. Gezonde emotieregulatie is essentieel voor het welzijn en functioneren van (toekomstige) artsen en cruciaal zowel voor de kwaliteit en veiligheid van zorg als voor de duurzame inzetbaarheid van artsen en het behouden van (toekomstige) artsen voor de zorgsector.2 Van oudsher zijn de medische praktijk en het medisch onderwijs echter vooral gericht op inhoudelijke kennis, technische vaardigheden en wetenschap en is er geen of relatief weinig aandacht voor emotionele aspecten, emotionele vorming en de ontwikkeling van emotieregulatievaardigheden. Gezien de groei in burn-outklachten in met name de zorgsector en onder studenten, en gezien het belang van gezonde emotieregulatie om emotionele uitputting en burn-outklachten te voorkomen, is het cruciaal om al in de opleiding aandacht aan te besteden aan emotieregulatie. Onze innovatieve MEER!- emotieregulatiecursus kan hierbij van meerwaarde zijn.Met MEER! maken wij gebruik van de kracht van participatieve livemuziek om emotieregulatie bij geneeskundestudenten – onze toekomstige artsen – te bevorderen. Eerdere toepassingen van participatieve livemuziek in de ziekenhuiscontext en in andere zorgcontexten bleken succesvol. Zo bleek uit onderzoek dat participatieve livemuziek het welzijn van patiënten en zorgpersoneel, hun onderlinge relaties en de compassie in de zorg kan versterken. Tot nog toe zijn er geen cursussen die emotieregulatie op deze unieke manier met behulp van muziek benaderen. Bij de ontwikkeling van de MEER!-cursus baseren we ons op de expertise die al is opgebouwd binnen het expertisecentrum voor persoonlijke ontwikkeling van het UMCG ‘SCOPE’ en op de ervaring van professionele musici met het succesvol toepassen van participatieve livemuziek in de gezondheidszorg in de MiMic en ProMiMiC projecten.8 Daarnaast zullen we MEER! inbedden in de bacheloropleiding Geneeskunde, specifiek in de lijn persoonlijke ontwikkeling die door SCOPE wordt verzorgd. Op deze manier willen we een effectieve, evidence-based cursus ontwikkelen om gezonde en duurzame emotieregulatie bij onze toekomstige artsen te bevorderen. Onze MEER!-cursus vormt zo hopelijk een brug naar veerkrachtigere artsen, die behalve hun zelfzorg en welzijn ook hun compassie met collega’s en patiënten versterkt, essentiële eigenschappen voor hoogwaardige patiëntenzorg.in ontwikkelingDit innovatieproject omvat de ontwikkeling van een nieuwe cursus getiteld 'Music Enhancing Emotion Regulation! (MEER!)', voor geneeskundestudenten met als doel het cultiveren van gezonde emotieregulatie. ‘Arts in health’ speelt een steeds grotere rol in de patiëntenzorg en ondersteunen van professionals, ook binnen het UMCG, en draagt bij aan positieve gezondheid. In ons project willen wij preventief een training met kunst, in dit geval muziek, opzetten voor onze toekomstige health professionals met als doel het op een constructieve en gezonde manier leren reguleren van emoties. Gezonde emotieregulatie bevordert zelfzorg en daarmee de vitaliteit en het welzijn van artsen, wat op zijn beurt van belang is voor hoogwaardige patiëntenzorg. Wij introduceren een vernieuwende benadering van emotieregulatie waarbij de cursusdocenten ervaren musici betrekken bij het geven van de cursus. Deze musici zijn gespecialiseerd in het samenwerken met zorgprofessionals in de gezondheidszorg en verrijken de cursus met persoonsgerichte participatieve livemuziek. Dit houdt in dat zij de te spelen muziek en live improvisaties afstemmen op de specifieke context, ervaringen, behoeftes en gevoelens van individuele studenten. Het gebruik van dergelijke persoonsgerichte livemuziek heeft als doel studenten emotioneel te raken en op een diepere, ervaringsgerichte manier echte emoties bij hen op te roepen, te laten ervaren of herbeleven. Dit proces helpt studenten zich bewust te worden van hun authentieke emoties op dat moment, daarop te reflecteren en op een effectieve en duurzame manier te leren om constructief en gezond met deze emoties om te gaan. Emotionele uitputting en burn-out onder medische professionals is een groeiend probleem in de zorg. Zo luidt het KNMG de noodklok omdat de zorg vastloopt op het kwetsbaarste punt, namelijk de zorgprofessional zelf: artsen vertonen steeds vaker symptomen van stress en burn-out en vallen om of verlaten het vak. Zo is het percentage jonge artsen dat te kampen heeft met burn-outklachten gestegen van 14% in 2020 naar 24% in 2022. Ook uit recent onderzoek van TNO blijkt dat burn-outklachten een groeiend probleem vormen, met name bij werknemers in de onderwijs- en de zorgsector en vooral onder jonge werknemers, specifiek vrouwen. Onder deze laatste groep is het percentage met burn-outklachten gestegen van 25% in 2020 naar 29% in 2022. Ook het studentenwelzijn staat steeds meer onder druk, zodanig zelfs dat de regering de noodzaak heeft onderkend van een integrale aanpak van studentenwelzijn : uit de landelijke monitor mentale gezondheid en middelengebruik studenten hoger onderwijs is gebleken dat de helft van de studenten psychische klachten als angst en somberheid heeft, van wie 12% in ernstige mate. Gezonde emotieregulatie is essentieel voor het welzijn en functioneren van (toekomstige) artsen en cruciaal zowel voor de kwaliteit en veiligheid van zorg als voor de duurzame inzetbaarheid van artsen en het behouden van (toekomstige) artsen voor de zorgsector.2 Van oudsher zijn de medische praktijk en het medisch onderwijs echter vooral gericht op inhoudelijke kennis, technische vaardigheden en wetenschap en is er geen of relatief weinig aandacht voor emotionele aspecten, emotionele vorming en de ontwikkeling van emotieregulatievaardigheden. Gezien de groei in burn-outklachten in met name de zorgsector en onder studenten, en gezien het belang van gezonde emotieregulatie om emotionele uitputting en burn-outklachten te voorkomen, is het cruciaal om al in de opleiding aandacht aan te besteden aan emotieregulatie. Onze innovatieve MEER!- emotieregulatiecursus kan hierbij van meerwaarde zijn.Met MEER! maken wij gebruik van de kracht van participatieve livemuziek om emotieregulatie bij geneeskundestudenten – onze toekomstige artsen – te bevorderen. Eerdere toepassingen van participatieve livemuziek in de ziekenhuiscontext en in andere zorgcontexten bleken succesvol. Zo bleek uit onderzoek dat participatieve livemuziek het welzijn van patiënten en zorgpersoneel, hun onderlinge relaties en de compassie in de zorg kan versterken. Tot nog toe zijn er geen cursussen die emotieregulatie op deze unieke manier met behulp van muziek benaderen. Bij de ontwikkeling van de MEER!-cursus baseren we ons op de expertise die al is opgebouwd binnen het expertisecentrum voor persoonlijke ontwikkeling van het UMCG ‘SCOPE’ en op de ervaring van professionele musici met het succesvol toepassen van participatieve livemuziek in de gezondheidszorg in de MiMic en ProMiMiC projecten.8 Daarnaast zullen we MEER! inbedden in de bacheloropleiding Geneeskunde, specifiek in de lijn persoonlijke ontwikkeling die door SCOPE wordt verzorgd. Op deze manier willen we een effectieve, evidence-based cursus ontwikkelen om gezonde en duurzame emotieregulatie bij onze toekomstige artsen te bevorderen. Onze MEER!-cursus vormt zo hopelijk een brug naar veerkrachtigere artsen, die behalve hun zelfzorg en welzijn ook hun compassie met collega’s en patiënten versterkt, essentiële eigenschappen voor hoogwaardige patiëntenzorg.
Forensisch sociale professionals hebben een cruciale rol in de trajecten van cliënten met verslavingsproblematiek. Veel onderzoek naar de effectiviteit van het forensische werk gaat over methodieken (‘what works’). Er is nog maar weinig bekend over de persoonlijke stijl en opvattingen van de professionals (‘who works’). Wat zijn bijvoorbeeld opvattingen ten aanzien van middelengebruik van cliënten en wanneer/hoe grijp je in?Doel In dit project inventariseerden we deze opvattingen bij reclasseringswerkers, maar ook professionals in ambulante en klinische forensische instellingen. Vervolgens onderzochten we welke mogelijke invloeden dit heeft op het werk van professionals en op het traject van de cliënt. Op basis van deze bevindingen hebben we aanbevelingen geformuleerd voor de praktijk van forensisch sociale professionals. Ook voor het onderwijs kunnen deze aanbevelingen en de opgedane kennis uit het project worden gebruikt om toekomstige professionals optimaal voor te bereiden. Resultaten De attitudes van professionals over middelengebruikers en behandelbaarheid zijn over het algemeen positief. Er is veel overeenstemming over de behandelbaarheid van verslaving, maar er heerst wel verdeeldheid over hoe de behandeling vormgegeven dient te worden, met name of druk uitoefenen bruikbaar is. We vonden interessante verschillen tussen groepen: Verslavingsprofessionals hebben minder moralistische/stereotype attitudes en een andere kijk op behandeling. Professionals die persoonlijke ervaringen hebben met middelengebruik /verslaving zijn toleranter en optimistischer, maar tegelijkertijd strenger wanneer ze terugval bij hun cliënt constateren. Professionals gaan bij constatering van gebruik eerst in gesprek met cliënt en analyseren de risico’s. Het handelen geschiedt vooral op basis van risico’s, in overleg met collega’s en volgens geldende procedures. Aanbevelingen Investeer voor het gehele forensisch sociale domein in meer voorlichting en educatie over (behandeling van) verslaving. De SVG kan mogelijk vaker een consulterende rol oppakken rondom cliënten met verslavingsproblematiek. Stimuleer dialoog en kennisuitwisseling tussen professionals uit verschillende type instellingen, zodat ze beter op de hoogte zijn van elkaars visie, aanpak en beleid op gebied van middelengebruik. Nader onderzoek is gewenst, vooral naar de invloed van attitudes op handelen, samenwerking in de keten rondom cliënten met verslavingsproblematiek, werkplezier, toewijding en mentale veerkracht van professionals. Looptijd 01 juni 2019 - 15 oktober 2020 Aanpak Het onderzoek bestond uit: Een literatuuronderzoek Een online enquête die door 314 professionals is ingevuld Een (kleine) vignetstudie waarbij de HU in gesprek ging over de mogelijke invloed van attitudes op handelen Bespreken van de resultaten met een aantal SVG-professionals (member check)