In dit onderzoek is nagegaan of respondenten het Ik Kies Bewust-logo en de achtergrond van dit logo kennen. Ruim de helft van de respondenten heeft geen kennis van de oorsprong van het logo. Bovendien blijkt dat men sceptisch wordt naarmate men meer weet van de achtergrond van het logo. De mogelijke negatieve implicaties die dit heeft worden in het artikel besproken
DOCUMENT
Rankings zijn populair: wat is de beste universiteit, het beste ziekenhuis, het beste restaurant? Maar grafieken die alleen de relatieve verhoudingen laten zien, kunnen misleidend zijn. De Grafiekpolitie ontwart een spaghettigrafiek die het glazen plafond vergelijkt in 29 landen.
LINK
In dit artikel wordt antwoord gegeven op de vraag: wat mogen we verlangen van organisaties in het betaald voetbal als het gaat over MVO? Elke BVO hoort minimaal transactie-ethiek te hanteren. Er wordt ook verwacht dat ze in sommige situaties voor zichzelf morele plichten erkent in relatie tot rechten van stakeholders. Participatie-ethiek wordt niet gezien als een morele plicht voor een BVO, maar wel als prijzenwaardig. Veranderingsethiek mag in zijn algemeenheid niet verwacht worden van BVO’s, omdat dat teveel spanning genereert met de eigen hoofddoelstellingen. Het lijkt erop dat BVO´s in Nederland de ambitie hebben om participatie-ethiek aan te tikken. Tegelijkertijd zijn er praktijken waarbij meer basale niveaus van ethiek (transactie-ethiek en erkenningsethiek) niet of slechts voor een deel gerealiseerd worden. Zie bijvoorbeeld financieel wanbeleid en misleiding bij FC Twente in de afgelopen jaren. Maar denk ook aan structuren waarbij eigendom, bestuur en beheer van BVO’s steeds meer in één of enkele handen is. Dat raakt de democratische representatie van fans en andere stakeholders (zoals werknemers) in beleid en bestuur van de club. Dat basale niveaus van MVO soms niet gerealiseerd worden, raakt de geloofwaardigheid van maatschappelijke projecten van BVO’s.
MULTIFILE
Kinderen groeien op in een wereld die gekenmerkt wordt door een overvloed aan informatie, vooral afkomstig van sociale media. In december 2016 had meer dan 80% van de kinderen van 11 jaar oud de beschikking over een mobiele telefoon die verbonden is met het internet (Kennisnet 2017, p. 16). Te verwachten is dat die groep anno 2020 alleen maar groter is geworden. YouTube, WhatsApp, Instagram en TikTok zijn immens populair onder jongeren maar niet alle informatie, filmpjes en foto’s die ze daar bekijken zijn betrouwbaar. Het verschijnsel nepnieuws is al enige jaren een actueel onderwerp van discussie, vooral sinds de Amerikaanse presidentsverkiezingen van 2016 (Gilchrist, 2018). Hoewel er aanwijzingen zijn dat het gevaar op misleiding door nepnieuws (desinformatie) of andere vormen van onbetrouwbare informatie (misinformatie) in Nederland minder groot is dan in andere landen (Lauf, Sierhuis en Weggemans, 2018) heeft de Nederlandse overheid als beleid geformuleerd dat ze wil voorkomen dat de democratie en de rechtsorde in ons land erdoor worden ondermijnd. Het kabinet zet daarbij uitdrukkelijk in op verbetering van het vermogen van de burgers om desinformatie te herkennen (Rijksoverheid.nl, 2019). Dat is begrijpelijk als we weten dat onderzoek van het Rathenau Instituut aangeeft dat de mediawijsheid van verschillende groepen burgers (en ook die van jongeren!) vaak tekortschiet (Van Keulen, Korthagen, Diederen en Van Bohemen, 2018). Onderwijs in het herkennen van nepnieuws is dus relevant, óók in de Nederlandse context. Literatuuronderzoek dat wij eerder uitvoerden (Van Helvoort en Hermans, in voorbereiding) geeft aan dat als je kinderen wilt leren hoe ze betrouwbaar nieuws van nepnieuws kunnen onderscheiden, het een effectieve aanpak is om ze zelf nieuwsberichten te laten maken (zie onder andere National Literacy Trust, 2018). Een voordeel van zo’n activerende werkvorm is dat die leidt tot beter begrip van het verschijnsel ‘nieuws’ maar ook dat er een blijvende interesse voor het onderwerp tot stand kan worden gebracht (Tremio, 2017). Met die kennis in het achterhoofd hebben we studenten van de PABO van De Haagse Hogeschool gevraagd om een reeks van vijf lessen te ontwerpen en uit te voeren, waarin kinderen van de hoogste groepen van een basisschool leren wat nepnieuws is, hoe en waarom het wordt gemaakt en hoe het kan worden herkend. In aanvulling op de lessen maakten de studenten vijf quizzen waarmee aan het einde van iedere les werd getest of kinderen het verschil tussen betrouwbare berichten en nepberichten konden herkennen. De lessen werden gegeven in het Kindcentrum Snijders in Rijswijk, een basisschool waar ieder kind van groep 2 tot en met groep 8 een eigen iPad heeft waarvan de beschikbare apps door de school zelf worden beheerd. De kinderen die in het onderzoek hebben meegedaan waren dus gewend om te werken met digitale media. Gedurende vijf weken hebben de kinderen deelgenomen aan de lessen waarin ze onder andere zelf nepnieuws hebben gecreëerd. Door het onderzoek te beperken tot één groep kinderen van een specifieke basisschool waren de studenten in staat om een op maat gemaakte intensieve lessenreeks te ontwerpen en uit te voeren.
MULTIFILE
Na een flinke schare mediawetenschappers, zijn de laatste tijd ook overheden en techreuzen doordrongen van het risico van hoaxes en deep fakes voor democratie en verdienmodellen. In de afgelopen maanden, waarin het nieuws beheerst werd door Covid-19 en de Amerikaanse verkiezingen, werd duidelijk hoe belangrijk betrouwbare informatie is. Maar zit de angel van the fake wel enkel in misleiding?
DOCUMENT
Reclame is in onze samenleving een zeer aanwezig fenomeen waarin bovendien veel geld omgaat. Een hoge dunk van het verschijnsel heeft de consument niet; reclame werkt prijsverhogend, is misleidend en geeft geen betrouwbare informatie. Bovendien gaat er een systeembevestigende en manipulatieve werking van uit. Vooral de jonge consument prikt de droomwereld genadeloos door, zo blijkt uit onderzoek. Het komt toch weer aan op authenticiteit, kwaliteit en service. Criteria als goede smaak en fatsoen zijn zeer omstreden, niet alleen omdat het vage normen zijn die vrij willekeurig toegepast lijken te worden, maar ook uit een oogpunt van uitingsvrijheid. Bovendien is er nog het probleem van de morele consensus in onze pluriforme samenleving. Al met al voldoende redenen om te bepleiten dat ook de reclame in de mediaopvoeding voldoende aandacht krijgt en dat nieuwe generaties mediaconsumenten worden ingewijd in de werking van de reclame, niet alleen in psychologisch maar zeker ook in moreel opzicht. Voorts zou de zich in ons land maar moeizaam ontwikkelende mediakritiek meer aandacht kunnen besteden aan wat in de reclamewereld gebeurt. Maatschappelijk debat is efficiënter en effectiever dan restrictieve bepalingen.
DOCUMENT
In mijn vorige blog schreef ik dat ik "groene chemie" niet zo'n goede term vind. Dit bericht borduurt daar enigszins op voort en is mijn persoonlijke kritische noot bij de transitie naar een groene(re) economie die momenteel in volle gang is.
DOCUMENT
Hoe veilig is het internet voor jongeren? Zijn online pesterijen, seksuele intimidatie en online oplichting eerder uitzondering of regel? Hoe gaan jongeren om met desinformatie en nepnieuws? Kortom, wat speelt er in deze coronatijd nu jongeren nòg meer afhankelijk zijn van internet? Dit rapport beschrijft de resultaten van een onderzoek naar online veiligheid en mediawijsheid onder 423 Amsterdamse scholieren in het voortgezet onderwijs.
DOCUMENT
Dit rapport beschrijft de resultaten van een onderzoek naar online veiligheid en mediawijsheid onder 1432 jongeren uit het voortgezet en het middelbaar beroepsonderwijs in Leeuwarden. Het biedt een cijfermatig inzicht in online problemen: welke problemen komen voor en in welke mate? Met de via de tool ( Online Tool Internetveiligheid 2.0.) verkregen data zijn zowel analyses op gemeentelijk niveau als op schoolniveau gemaakt. In het verlengde hiervan kunnen preventiestrategieën op maat worden ontwikkeld. Uiteindelijk doel is het veiliger maken van het internet voor jongeren. Dit onderzoeksproject is uitgevoerd vanuit de cross-over Digital Citizenship: dit is een samenwerkingsverband tussen de onderzoeksgroep Cybersafety en het lectoraat Organisations & Social Media, beide van NHL-Stenden Hogeschool. Het onderzoek is uitgevoerd in opdracht van de afdeling openbare orde en veiligheid (OOV) van de gemeente Leeuwarden.
DOCUMENT