Study design: A secondary analysis of a systematic review. Background: Manipulations or mobilizations are commonly used interventions in patients with mechanical neck pain. The treatment effects have often been studied in randomized controlled trials (RCT) which are generally considered the gold standard in evaluating the treatment effects, mainly due to its high internal validity. External validity is defined as the extent to which the effects can be generalised to clinical practice. An important prerequisite for this is that interventions used in clinical trials can be replicated in clinical practice. It can be questioned if interventions utilized in randomized controlled trials can be translated into clinical practice. Objectives: The overall aim of this study is to examine whether the quality of the description of manipulation and mobilization interventions is sufficient for to replication of these interventions in clinical practice. Methods: A comprehensive literature search was performed. Two independent researchers used the Template for Intervention Description and Replication (TIDieR) which is a 12-item checklist for describing the completeness of the interventions. Results: Sixty-seven articles were included that used manipulation and/or mobilization interventions for patients with mechanical neck pain. None of the articles describe the intervention e.g. all the items on the TIDieR list. Considering item 8 (a-f) of the TIDieR checklist only one article described the used techniques completely. Conclusion: Manipulation or a mobilization interventions are poorly reported in RCTs, which jeopardize the external validity of RCTs, making it difficult for clinicians and researchers to replicate these interventions.
LINK
The authors regret that during a recent review of this work, an erroneous calculation was uncovered. In our discussion we estimated the number of VAD patients annually with recent manipulation in the U.S. If the annual rate of VAD patients in the U.S. population was approximately (318,857,056 × 1.0/100.000) 3188, and of those patients 6.9% received a cervical manipulation, the correct number should be (3188 × 0.069) 220. This had been accidentally calculated as 220,011 instead of 220. Although it does not change the overall conclusions or discussion of the paper, the authors would like to thank dr. Clum for his attentiveness and apologize for any inconvenience caused.
In veel onderzoeken naar en aanpakken in de energietransitie in Nederland, met name die waar bewonersinitiatieven een rol spelen, wordt vertrouwen als een belangrijke factor beschreven. In dit onderzoek wordt onderzocht welke bronnen van vertrouwen een rol spelen bij (de ontwikkeling) van lokale energie-initiatieven en hoe zich dat verhoudt tot de ontwikkeling van de technologie. Drie casussen (Terheijden (Traais Energie Collectief) en Den Haag, Vruchtenbuurt (Cooperatie Duurzame Vruchtenbuurt en Sterk op Stroom) zijn geanalyseerd op basis van de ANT-fasering: problematazation, interessement, enrollment en mobilization. Het is gebleken dat verschillende bronnen van vertrouwen en aspecten van techniek niet afhankelijk zijn van de fase in de netwerkontwikkeling maar als een constante in de drie geanalyseerde initiatieven zichtbaar zijn, het gaat om: • Mensen als bron van vertrouwen (Persoonlijke eigenschappen, Gedrag, Gedeelde normen en waarden/wereldbeeld) • Organisaties als bron van vertrouwen (Regels, Organisatie-Gedrag) • Het technische aspect learning to rethink: o Co-evolution o Discontinuous change o Multi-actor approach o Degree of organization o Long term view Bij de start van alle drie de initiatieven was er sprake van aansluiting zoeken bij bestaand vertrouwen in de lokale situatie. Dit is de basis van alle netwerkontwikkeling. Het succes van deze drie initiatieven zit juist in het verbinden van de bronnen van vertrouwen in mensen (hun persoonlijke eigenschappen, gedrag en wereldbeeld) en in de organisatie (organisatiegedrag) van het lokale energie-initiatief. Daarnaast is de vraag welke rol technologie speelt in relatie tot vertrouwen in de ontwikkeling van lokale energie initiatieven. Juist omdat het hierbij om de ontwikkeling van de energie initiatieven gaat en omdat hierbij sprake is van netwerkontwikkeling is gekozen voor ANT. Dit biedt de mogelijkheid om technologie als actor mee te nemen in de analyse van de ontwikkeling van het (energie initiatief) netwerk. Belangrijke vragen hierbij zijn; welke mogelijkheden van non human actoren worden toegepast en welke randvoorwaarden horen daarbij, bijvoorbeeld in de vorm van vereiste gedragsverandering van human actoren. Het uitgangspunt in deze studie is de transitie van fossiele naar hernieuwbare energie. Fossiele energie heeft een grote energie dichtheid en leent zich daarom goed voor actoren in de vorm van bulk technologieën, bijvoorbeeld in centraal opgestelde energiecentrales. Energieopwekking geconcentreerd en op afstand werkt vervreemdend en past niet meer goed in de huidige maatschappij (afnemend vertrouwen). Hernieuwbare energie kan ook in bulk-vorm worden toegepast, bijvoorbeeld in centraal opgestelde concentrated solar power plants op plaatsen met grote zonintensiteit. Hernieuwbare energie wordt echter vooral geassocieerd met decentrale opwekking. De decentrale energie opwekeenheden kunnen in modulaire systemen worden samengevoegd, en daar hangen specifieke voordelen aan voor end-users: de gemakkelijke toegankelijkheid en het beschikbare end-use potential. Dit vereist natuurlijk wel dat in het netwerk een geïntegreerd modulaire systeem wordt ontwikkeld. Dit kan alleen in een collectief, waardoor de human actors gedwongen worden samen te werken. Drie belangrijke processen hierbij zijn: formation of technical identity, configurational work en community building. Deze drie processen spelen een rol in de verschillende fasen van de netwerkontwikkeling. Daarnaast kunnen de genoemde technische learning to rethink aspecten over het geheel van de netwerkontwikkeling worden onderscheiden. In alle drie de bestudeerde casussen gaat het om decentrale modulaire energie systemen waarbij de toegankelijkheid is geborgd, maar waarbij het end-use potential alleen bij SoS centraal staat. Het geheel overziend leidt tot de conclusie dat technologie in collectieve vorm human actors dwingt tot samenwerking en dat daarbij vertrouwen tussen de actoren voorwaardelijk is. In alle drie de bestudeerde casussen wordt dit onderkend; het samenwerkingsproces wordt centraal gesteld en alle actoren worden betrokken (“iedereen doet mee”). Het feit dat het end-use potential bij Terheijden en Warm in de wijk nu niet centraal staat kan op termijn negatief uitpakken voor het vertrouwen, vooral als blijkt dat het achteraf niet gemakkelijk te realiseren is (lock in). In het algemeen kan over techniek nog het volgende worden gezegd. De geschiedenis heeft geleerd hoe human actors effectief om kunnen gaan met de actor techniek. Een belangrijke activiteit daarbij is ordening/structuur aanbrengen, en dit kan in verband worden gezien met organisaties als bron van vertrouwen (regels en organisatie-gedrag). In systeemkundige termen gaat het om; grenzen stellen, afbakenen, denken in materie-, energie- en informatiestromen, onderscheiden van functionaliteiten, input, output, opslag, omzetten, verbinden en regelen/besturen. In alle drie de bestudeerde casussen wordt deze ordening zorgvuldig toegepast, wordt informatie hierover gedeeld met alle actoren en worden alle actoren voldoende betrokken bij de besluitvorming. Dit draagt het bij aan vertrouwen bij alle actoren. Nog één keer terug naar het begrip “ontwikkeling”: De drie bestudeerde casussen hebben een unieke dynamiek en horizon, dit wordt vooral door de aard van de techniek beïnvloed. Sos loopt ver vooruit op de huidige stand van de techniek (en regelgeving) en is vooral een ICT-technische uitdaging, Terheijden en Warm in de wijk lopen in de pas met de techniek, maar moeten met de schop in de grond in een bestaande situatie. De manier waarop de drie organisaties bijbehorende problemen onderkennen en hiermee omgaan is een voorbeeld van organisaties als bronnen van vertrouwen. In de conclusie zijn de drie casussen als praktijkvoorbeelden beschreven. In Terheijden gaat het over de ontwikkeling van een warmtenetwerk voor het gehele dorp. Het wordt gebaseerd op hernieuwbare bronnen in de directe omgeving. Voor de initiatiefnemers en de bewoners is het belangrijk om “het zelf te gaan doen”. In Warm in de wijk gaat het ook over de ontwikkeling van een warmtenet, maar in dit geval in een woonwijk in Den Haag. Leidend hier is het uitgangspunt van een “open warmtenet”. Er moet een scheiding worden aangebracht tussen netwerk en warmtebronnen. Bij SoS gaat het over de toekomst van ons elektriciteit systeem. Er is nog een lange weg te gaan, maar uiteindelijk moet dit resulteren in een “goed werkend democratisch energisysteem”. Deze drie voorbeelden kunnen andere energie initiatieven inspiratie bieden omdat het beschrijvingen zijn van de ontwikkeling gericht op vertrouwen in relatie tot de gekozen technologie.
The bio-transition will require mass mobilization of biomass for industrial feedstock, of which lignocellulose from agricultural residues is a promising sustainable source. Agricultural lignocellulosic residues (ALR) are available in varying densities across the EU and offer an opportunity to improve environmental outcomes in agriculture as well as in refining. While technologies are emerging, the future demands of industry for ALR are not understood, limiting the ability of biomass intermediaries to develop a supply chain. This project is a collaboration of Looop, BioGrowth Development (BD), and MNEXT, with the aim to quantify and characterize ALR in the EU and match it to expected demand from the refining industry. The spatial distribution of ALR, as well as the technical requirements of refineries, are critical components to developing a sustainable supply chain. Looop aspires to create circularity between ALRs and industry, and together with the biomass consulting experience of BD have approached MNEXT to leverage their knowledge of biorefinery applications. The focus of the project is to spatially model ALR availability across the EU and identify locations where mobilizing biomass for biorefining is most feasible according to technical, environmental, and logistical considerations. The one-year collaboration enables sufficient mapping, modeling, and exploration of parameters, with a focus on creating results applicable to a wide range of future scenarios. The project makes use of academic and industry knowledge to both create industry solutions and establish a starting point for further research.
Het publieke debat over issues in de huidige samenleving vindt permanent plaats. Publieke debatten kennen een golfbeweging en veranderen soms in een crisis. De gedigitaliseerde samenleving maakt de reactie van organisaties op issues vele malen ingewikkelder. In dit project staat de vraag centraal hoe communicatieprofessionals van publieke organisaties beter kunnen omgaan met publicitaire golfbewegingen van voortdurend debat, regelmatige issues en incidentele crises. Dit onderzoek is medegefinancierd door Regieorgaan SIA onderdeel van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) Doel In dit project bekijken we de online geruchtvorming en mobilisatie en de wijze waarop overheden hier mee omgaan. Het doel van het onderzoeksproject is: om inzicht te krijgen in organisatorische, interactionele, taalkundige aspecten van issuemanagement om bruikbare interventies te ontwikkelen Resultaten Het resultaat is een breed toepasbare aanpak voor communicatie bij issues die spelen in publieke organisaties. Deze aanpak wordt vertaald in een toolbox voor communicatieprofessionals en studenten communicatie. Inzichten laten nu al zien dat de data uit de 2 casussen informatie opleveren over framing vanuit de gemeenschap; de organisatie van de communicatie (Doen de juiste mensen de juiste dingen?) en inzichten óver de geruchtvorming. Het lectoraat heeft daarvoor een instrument ontwikkeld waarmee je patronen in online conversaties kunt ontdekken. Dit instrument hebben we ‘BEP’ genoemd. BEP staat voor Birds Eye Perspective. Het perspectief helpt die conversaties en eventueel daaropvolgende interacties op waarde te schatten. Je kunt inzichten uit BEP gebruiken om bewuster te zijn van de gevoeligheden en weerstanden in gesprekken die gaande zijn en aan te sluiten op wat leeft in het publieke debat. Dit stelt je in staat om in gesprek te blijven én de stap te kunnen maken naar een anticiperende communicatiestrategie.) Opgeleverde producten: Bekijk het ontwikkelde instrument via: https://husite.nl/bep/ Bekijk de slotsessie brochure Looptijd 01 februari 2021 - 01 april 2023 Aanpak In drie rondes worden vijf door de praktijkpartners ingebrachte cases onderzocht. De inzichten uit de eerste casus worden meegenomen in de volgende ronde, de gehanteerde methode blijft hetzelfde. Er wordt een combinatie gemaakt van interactieanalyse van: Online en offline data Interviews met professionals Focusgroepen met burgers. In de laatste ronde van het project worden de ontwikkelde inzichten gedeeld in de praktijk, het onderzoeksveld en het onderwijs. Voor de zomer 2021 worden 2 casussen geanalyseerd. de Schoorlse Duinen (waar bomenkap tot heftige speculaties in de media leidt) en het onderhoud aan bruggen (zoals de weg over de Merwedebrug die plots gesloten moest worden). Begin juni vindt het eerste ‘Vakgesprek’ plaats met het newsroomteam van Rijkswaterstaat, en afgevaardigden uit het beroepenveld: (beroepsvereniging Logeion, Academie voor Overheidscommunicatie), onze Communicatie-opleiding, én lectoren Cok Bakker (HU) en Els van der Pool (HAN). Annette Klarenbeek leidt het gesprek. Bekijk dit document dat een overzicht geeft van de aanpak en methodes in het project Studenten gezocht! Gedurende het project kunnen studenten een bijdrage leveren. Communicatiestudenten die betrokken willen zijn bij het vinden van innovatieve oplossingen voor issuemanagement in de gedigitaliseerde samenleving kunnen contact opnemen. Extra informatie Congres beroepspraktijk Training: Monitoring mobilization: A discursive psychological analysis of online mobilizing practices. Sneijder, P., Stinesen, B., Harmelink, M. & Klarenbeek, A The Discourse Analytical Glasses (DAG) Hoofdstuk wetenschappelijk handboek: Sneijder, P., Baukje, S., Harmelink, M. & Klarenbeek, A. (n.d.). The discourse of social movements: online mobilising practices for collective action. In: Demasi, Mirko A., Burke, Shani, Tileagă, Cristian (Eds.) (Scheduled for publication, 2021). Political Communication: Discursive Perspectives. (K/P