Organisaties zouden meer aandacht moeten besteden aan ethische dilemma’s. Dat betogen onderzoekers van de Hogeschool Utrecht. Zij ondervroegen twintig professionals over de morele referentiekaders in hun werk.
DOCUMENT
Deze rede is als volgt opgebouwd. Eerst wil ik kort stilstaan bij de twee termen in de naamgeving van het lectoraat. Dat vormt de opmaat naar de onderzoeksfocus van het lectoraat, namelijk de morele dilemma’s waar sociale professionals in hun dagelijks werk mee te maken krijgen en hun morele oordeelsvorming. Ik zal het belang schetsen van dit tot op heden onderbelichte thema. Tot slot zal ik aangeven hoe we dit onderwerp de komende jaren in de schijnwerpers gaan zetten via de programmering van onderzoeks- en ontwikkelactiviteiten.
DOCUMENT
Deze rede is als volgt opgebouwd. Eerst wil ik kort stilstaan bij de twee termen in de naamgeving van het lectoraat. Dat vormt de opmaat naar de onderzoeksfocus van het lectoraat, namelijk de morele dilemmas waar sociale professionals in hun dagelijks werk mee te maken krijgen en hun morele oordeelsvorming. Ik zal het belang schetsen van dit tot op heden onderbelichte thema. Tot slot zal ik aangeven hoe we dit onderwerp de komende jaren in de schijnwerpers gaan zetten via de programmering van onderzoeks- en ontwikkelactiviteiten.
DOCUMENT
De groeiende belangstelling voor gemeenten in het transformeren van steden in Smart Cities, maakt dat er in toenemende technologische ingrepen in het stedelijke weefsel plaatsvinden. Die ingrepen, vaak gericht op het efficiënter inrichten van logistieke, energie technische or ruimtelijke processen, hebben ook impact de sociale, culturele maatschappelijke structuren. Toch staan die ethische aspecten van smart cities maar spaarzaam op de beleidsagenda. Dit terwijl landelijke schandalen, waaronder de Toeslagenaffaire, nopen tot betere morele afwegingen rondom manieren waarop technologie wordt ingezet ten aanzien van burgers. Er is een grote behoefte aan enerzijds minder handelingsverlegenheid in decentrale bestuurslagen in het nemen van techno-ethische besluiten die de slimme stad van de toekomst moeten voorzien van een moreel kompas. Anderzijds is er behoefte aan methoden die ertoe kunnen leiden burgers op een betekenisvolle manier blijvend te betrekken bij het vormen van zo’n ethisch kompas. In dit onderzoek bouwen we voort op opgedane inzichten uit eerdere onderzoeksprojecten rondom ethiek, slimme technologie en slim en en verantwoord bestuur. We bouwen aan een handzame doch genuanceerde strategie om burgers blijvend te laten meedoen met inclusieve besluitvorming die de slimme stad van de toekomst moet vormgeven. Dit doen we door stedelijke ethische commissies, moral labs en lokale bestuursorganen in negen grote steden in Nederland, België, Zweden en Canada aan elkaar te koppelen. Hierdoor wordt expertise, bestuurservaring en burger-expertise duurzaam met elkaar vervlochten. Het doel is om te komen tot een levend, techno-moreel stadskompas waar burgers zich bij thuis voelen, en op basis waarvan bestuurders inclusieve en maatschappelijk verankerde besluiten kunnen nemen. We kiezen daarbij voor een combinatie van methodes waarbij linguïstische analyses, empirische ethiek en vergelijkende methoden uit de sociale wetenschappen middels interventie-design verbinden. Dit doen we in een internationaal ecosysteem van stedelijke gebieden met soortgelijke smart-city-uitdagingen, met een focus op Nederland.
Bij (vermoedens van) kindermishandeling ervaren professionals vaak spanningen tussen ‘doorpakken’ enerzijds en ‘terughoudendheid’ anderzijds. De samenleving vindt namelijk dat kinderen veilig moeten opgroeien, maar vindt tegelijkertijd dat dit moet kunnen plaatsvinden in de intieme sfeer van het gezin. Het maakt professionals vaak handelingsverlegen. Dit onderzoek richt zich op het hanteerbaar maken van handelingsverlegenheid en wil ethische competenties versterken van sociale professionals in situaties van (vermoedens van) kindermishandeling.Bij (vermoedens van) kindermishandeling ervaren professionals vaak spanningen tussen ‘doorpakken voor veiligheid’ enerzijds en ‘terughoudendheid’ anderzijds. De samenleving vindt namelijk dat kinderen veilig moeten opgroeien, maar vindt tegelijkertijd dat dit moet kunnen plaatsvinden in de intieme sfeer van het gezin. Iedere afweging in deze vaak onoverzichtelijke situaties leidt snel tot morele hoogspanning bij betrokkenen en omstanders. Sociaal werkers kunnen dan morele handelingsverlegenheid ervaren. Doel van het onderzoek is om sociaal werkers op te leiden om deze handelingsverlegenheid hanteerbaar te maken zodat zij meer ethisch competent met (vermoedens van) kindermishandeling kunnen omgaan en zichzelf kunnen behoeden voor ‘morele overspannenheid’.De onderzoeksvraag is: ‘Hoe kunnen (toekomstige) sociaal werkers via opleiding díe competenties verwerven die nodig zijn om morele handelingsverlegenheid bij (vermoedens van) kindermishandeling te hanteren?’