Uit een inventarisatie blijkt dat er in Noord-Nederland 56 instituten bestaan waar in georganiseerd verband muziekles wordt gegeven door 2 of meer docenten; 9 in Drenthe, 23 in Friesland en 25 in Groningen. Er bestaan uiteenlopende organisatievormen zoals kunstencentra (11), collectieven (11)privéscholen (31) en netwerkorganisaties (3) waarbinnen docenten meer of minder intensief samenwerken. Lestarieven lopen uiteen van € 24,- tot € 52,- euro per uur. 20 instituten worden financieel ondersteund door de gemeente. Bij 12 van de 56 instituten zijn muziekdocenten in dienst. De manier waarop instituten zich profileren, of ze inzetten op samenspel of juist op de individuele les, of ze leerlinggericht zijn of met een centraal leerplan werken, loopt sterk uiteen.Onze conclusie is dat muziekles en de muziekschool niet zijn verdwenen. Gemeentelijke subsidies zijn in veel gevallen afgenomen of weggevallen en dat leidt vooral in de meer perifeer gelegen gebieden tot een onvoldoende gevarieerd aanbod. Tegelijkertijd tekenden we ook meer positieve geluiden op van docenten die energie krijgen van de nieuwe verschijningsvormen. Het gereorganiseerde werkveld nodigt uit tot het doen van verder onderzoek. We denken daarbij aan een verdieping van deze snelle inventarisatie waarbij we in gesprek gaan met meer vertegenwoordigers uit het veld, een inventarisatie van privédocenten en onderzoek naar de ‘fair pay’ van muziekdocenten. Het kan een opmaat zijn om met partners uit het veld praktijkgericht vervolgonderzoek vorm te geven, bijvoorbeeld gericht op de ontwikkeling van nieuwe praktijken van lesgeven of van professionele ontwikkeling.
Bij het bepalen van leerdoelen voor het muziekonderwijs is het belangrijk om niet alleen in cultureel, maar vooral in biologisch perspectief, de betekenis van muziek voor de ontwikkeling van het kind te bezien. De evolutionaire ontwikkeling van de muzikale aanleg blijkt o.a. uit de vondst van prehistorische muziekinstrumenten. De vele neurale en functionele overeenkomsten tussen het ‘muzikale’ en het ‘jagende’ brein kunnen de rol van het jagen bij de ontwikkeling van het muzikale brein verduidelijken, maar ook de rol van muziek in de evolutie van het jagende brein. Het verstaan van muziek als ‘spel’ (play) geeft verder inzicht in de functie van muziek bij de ontwikkeling van het kind en verduidelijkt tevens de betekenis van het muziekonderwijs bij het bevorderen van die ontwikkeling.
Het voorgestelde onderzoek brengt de samenwerkingsvaardigheden in kaart die musici nodig hebben om deel te nemen in transdisciplinaire samenwerkingsverbanden, door analyse van de documentatie van transdisciplinaire projecten en het interviewen van transdisciplinair werkende musici, wetenschappers en maatschappelijke stakeholders. De resultaten worden gedeeld door middel van drie internationale artikelen en presentaties. Het onderzoek is op Codarts ingebed in het lectoraat Transdisciplinary Education Innovation onder leiding van lector en hoogleraar dr. Liesbeth Noordegraaf-Eelens. Dit lectoraat sluit aan bij de visie van Codarts en dan met name het streven om creatieve, ondernemende en onderzoekende podiumkunstenaars op te leiden, die voorbereid zijn op de maatschappij van de eenentwintigste eeuw. Deze maatschappij wordt in toenemende mate geconfronteerd met z.g. “wicked problems”: complexe, ingrijpende problemen, zoals de klimaatcrisis en de vluchtelingencrisis, waarvoor de huidige, op aparte disciplines gebaseerde wijzen van aanpak tekortschieten. Onder universiteiten en kunsthogescholen, en zeker op Codarts, groeit het besef dat het nodig is om het curriculum hierop aan te passen en transdisciplinaire samenwerking te stimuleren en te onderwijzen, zodat kunstenaars, wetenschappers en maatschappelijke stakeholders kunnen leren om de krachten te bundelen om de uitdagingen van de eenentwintigste eeuw op passende wijze het hoofd te bieden. Om succesvol deel te nemen in transdisciplinaire projecten moeten musici op basis van gelijkwaardigheid kunnen samenwerken met andere artiesten, wetenschappers en maatschappelijke stakeholders. Dat is voor veel musici geen vanzelfsprekendheid. In de traditionele muzikale beroepen werken musici vooral samen met andere musici: in grote groepen met een sterk hiërarchische structuur (koor en orkest), in lessituaties (muziekscholen), en in mindere mate in kleine groepen met weinig of geen hiërarchie (bands, kamermuziek). De huidige muziekvakopleidingen zijn grotendeels nog op deze (snel slinkende) beroepspraktijk ingesteld. Het voorgestelde onderzoek beoogt eraan bij te dragen dat transdisciplinaire praktijken op Codarts en op andere muziekvakopleidingen effectiever geïnitieerd en onderwezen kunnen worden.