Onderzoeksrapport van praktijk- en onderzoekscentrum De Karthuizer over de sociale en culturele effecten van het kunstproject "De zingende stad'. Het project betrof een cultuureducatieve lessenserie die muziekonderwijs combineert met nieuwe media. Daarnaast wordt aandacht besteed aan democratisch burgerschap en kaartvaardigheden van kinderen. Dit alles is aangeboden binnen een context van samenwerkend leren. Het onderzoek evalueert de effecten aan hand van zes pijlers van culturele en sociale ontwikkeling: creativiteit, mediawijsheid, empowerment, de interpersoonlijke sociale ontwikkeling, de identificatie van de kinderen met hun leefomgeving en de betrokkenheid van de ouders. Daarnaast is het project in een internationale context van vergelijkbare, educatieve en creatieve projecten geplaatst.
Tegenwoordig wordt het opnemen van kunstvakken in het curriculum van het Nederlandse basis- en voortgezet onderwijs meer en meer gelegitimeerd op basis van de bijdrage van de kunstvakken aan creativiteitsontwikkeling. Dit paper stelt daar vragen bij. Het laat zien dat creativiteitsontwikkeling niet een vanzelfsprekend en universeel uitgangspunt is, maar functioneert als een tijdsgebonden ideologie; het laat zien dat de ideologie van de creativiteitsontwikkeling moeizaam toepasbaar is op het muziekonderwijs; en het stelt een alternatieve rechtvaardiging van het vak muziek in het onderwijs voor.
Volgens het opleidingsdocument in het hoger onderwijs is het sociaal werk een 'talig' beroep. Maar dat is eenzijdig en onhoudbaar. Kunst en creativiteit kunnen professionals 'meertalig' maken, betogen drie lectoren van verschillendehogescholen. En dat is hard nodig.
A) De muziek uit de lange 19e eeuw (vanaf Beethoven tot Debussy) is de kern van het repertoire dat de klassieke muziekindustrie op ieder niveau domineert: vanaf de conservatoriumopleidingen tot de concert- en festivalprogrammering en het academisch onderzoek. Dit wordt vaak opgevoerd als een reden om dit repertoire ‘met rust te laten’. We weten echter dat de wereld van klassieke muziek ‘in crisis’ is, met aan de ene kant teruglopende publieksparticipatie en dalende budgetten en aan de andere kant de vrees om de status quo te verstoren en daardoor het geringe publiek en de beperkte middelen te verliezen. B) Artistiek onderzoekers hebben recentelijk een diepe kloof ontdekt in de manier waarop dit kernrepertoire in de 19e eeuw werd gespeeld, ervaren, begrepen en onderwezen, in vergelijking tot de manier waarop dit tegenwoordig wordt gedaan. Zij ontdekten ook een verontrustende kloof tussen wat ‘moderne’ musici weten, wat zij denken te doen, en wat zij feitelijk doen – met name met betrekking tot hun overtuigingen over artistieke ‘eigenaarschap’ en historische informatie. Onderzoekers hebben ontdekt dat dit uitvoerders-perspectief nieuw leven in blazen een verfrissende werking heeft op hoe wij ons verbinden met dit repertoire, terwijl tegelijkertijd oplossingen gezocht en aangedragen worden in het streven van de klassieke muziek naar relevantie en verbinding met de werkelijkheid van vandaag. Deze bevindingen dienen echter vanuit de sfeer van het artistiek onderzoek door te vloeien naar andere segmenten van de muziekindustrie. C) Dit project heeft als casus de heroverweging van het meest vereerde romantische repertoire, dat van Johannes Brahms, en stelt zich ten doel de 19e-eeuwse muzikale praktijk te ‘reanimeren’, zodat de hierboven onder A) genoemde crisis van de klassieke muziekindustrie, en ook de onder B) genoemde kloof tussen mainstream ‘moderne’ uitvoeringspraktijk en historische geïnformeerde uitvoeringspraktijk onder handen genomen worden.