Abstract Business Process Management (BPM) is an important discipline for organizations to manage their business processes. Research shows that higher BPM-maturity leads to better process performance. However, contextual factors such as culture seem to influence this relationship. The purpose of this paper is to investigate the role of national culture on the relationship between BPM-maturity and process performance. A multiple linear regression analysis is performed based on data from six different countries within Europe. Although the results show a significant relationship between BPM-maturity and process performance, no significant moderation effect of national culture has been found. The cultural dimension long term orientation shows a weak negative correlation with both BPM-maturity and process performance. Through a post-hoc moderation analysis on each dimension of BPM-maturity, we further find that long term orientation negatively moderates the relationship between process improvement and process performance. Three other moderation effects are also discovered. The results of this study contribute to insights into the role of culture in the field of BPM.
MULTIFILE
Background: Airway care interventions and prone positioning are used in critically ill patients with coronavirus disease 2019 (COVID-19) admitted to the intensive care unit (ICU) to improve oxygenation and facilitate mucus removal. At the onset of the COVID-19 pandemic, the decision-making process regarding the practice of airway care interventions and prone positioning was challenging. Objective: To provide an overview of the practice of airway care interventions and prone positioning during the second wave of the pandemic in the Netherlands. Method: Web-based survey design. Seventy ICU nurses, each representing one intensive care in the Netherlands, were contacted for participation. Potential items were generated based on a literature search and formulated by a multidisciplinary team. Questions were pilot tested for face and construct validity by four intensive care nurses from four different hospitals. Results: The response rate was 53/77 (69%). This survey revealed widespread use of airway care interventions in the Netherlands in COVID-19 patients, despite questionable benefits. Additionally, prone positioning was used in invasively and non-invasively ventilated patients. Conclusions: The use of airway care interventions and prone positioning is time consuming and comes with the production of waste. Further research is needed to assess the effectiveness, workload, and environmental impact of airway care interventions and prone positioning.
The goal of this study was therefore to test the idea that computationally analysing the Fontys National Student Surveys (NSS) open answers using a selection of standard text mining methods (Manning & Schütze 1999) will increase the value of these answers for educational quality assurance. It is expected that human effort and time of analysis will decrease significally. The text data (in Dutch) of several years of Fontys National Student Surveys (2013-2018) was provided to Fontys students of the minor Applied Data Science. The results of the analysis were to include topic and sentiment modelling across multiple years of survey data. Comparing multiple years was necessary to capture and visualize any trends that a human investigator may have missed while analysing the data by hand. During data cleaning all stop words and punctuation were removed, all text was brought to a lower case, names and inappropriate language – such as swear words – were deleted. About 80% of 24.000 records were manually labelled with sentiment; reminder was used for algorithms’ validation. In the following step a machine learning analysis steps: training, testing, outcomes analysis and visualisation, for a better text comprehension, were executed. Students aimed to improve classification accuracy by applying multiple sentiment analysis algorithms and topics modelling methods. The models were chosen arbitrarily, with a preference for a low complexity of a model. For reproducibility of our study open source tooling was used. One of these tools was based on Latent Dirichlet allocation (LDA). LDA is a generative statistical model that allows sets of observations to be explained by unobserved groups that explain why some parts of the data are similar (Blei, Ng & Jordan, 2003). For topic modelling the Gensim (Řehůřek, 2011) method was used. Gensim is an open-source vector space modelling and topic modelling toolkit implemented in Python. In addition, we recognized the absence of pretrained models for Dutch language. To complete our prototype a simple user interface was created in Python. This final step integrated our automated text analysis with visualisations of sentiments and topics. Remarkably, all extracted topics are related to themes defined by the NSS. This indicates that in general students’ answers are related to topics of interest for educational institutions. The extracted list of the words related to the topic is also relevant to this topic. Despite the fact that most of the results require further human expert interpretation, it is indicative to conclude that the computational analysis of the texts from the open questions of the NSS contain information which enriches the results of standard quantitative analysis of the NSS.
Verpleegkundig specialisten (VS’en) zijn hbo-master-opgeleide professionals die acteren op het hoogste beheersingsniveau binnen de verpleegkunde (NLQF 7). Zij hebben in Nederland hun intrede gedaan sinds de eeuwwisseling. Binnen de ggz is de inzet van de VS als regiebehandelaar echter pas sinds januari 2017 bekrachtigd in het Model Kwaliteitsinstituut. Elke ggz-instelling is verplicht om een Kwaliteitsstatuut te heb-ben, waarin inzichtelijk wordt gemaakt hoe de kwaliteit en doelmatigheid van de zorgverlening vorm krijgt. De VS als regiebehandelaar wordt in het Model Kwaliteitsstatuut aanbevolen voor cliënten waarbij de pri-maire focus van de behandeling gericht is op de gevolgen van de psychiatrische stoornis. VS’en-ggz vragen zich af hoe zij invulling kunnen geven aan de rol van regiebehandelaar. Het resultaat van dit RAAK-project moet een handreiking worden voor VS’en-ggz om hen te ondersteunen bij het invullen van de rol als regie-behandelaar binnen het multidisciplinaire team. We richten ons in dit project op de basis- en specialistische ggz die geboden wordt vanuit de ggz-instellingen. Om te komen tot een handreiking kiezen we voor data-triangulatie door drie verschillende methoden in te zetten, namelijk 1. nationale survey, 2. multiple casestu-die met mixed methods en 3. ontwerpgericht design om een handreiking te ontwikkelen. Tijdens het onder-zoeksproject en bij de verspreiding van kennis werken we samen met: cliëntraden, cliënten/naasten, VS’en-ggz, psychiaters en psychologen uit zeven ggz-instellingen; lectoren en docenten uit zes instellingen voor Hoger Beroeps Onderwijs; beroepsverenigingen voor VS’en, psychiaters en psychologen; hoogleraar verple-gingswetenschap en brancheorganisatie GGZ Nederland. Op deze wijze borgen we dat het onderzoek en de handreiking daadwerkelijk leiden tot breed gedragen handvatten voor de dagelijkse praktijk die bijdragen aan de invulling van de rol van regiebehandelaar door de VS, wat resulteert in kwaliteitswinst voor cliënten die in behandeling zijn bij een ggz-instelling.
De Nederlandse dienstenexport neemt al jaren toe en is daarmee een belangrijke pijler voor de Nederlandse economie. De productiviteit van de Nederlandse dienstenexport zou toe kunnen nemen als deze structureler van aard zou zijn. Helaas is maar 29% van de dienstenexporteurs in staat structureel op een internationale markt stand te houden (Internationaliseringsmonitor CBS, 2019). Het ontbreken van een fysiek product maakt het lastig vertrouwen en daarmee een duurzame relatie te creëren. De COVID19-pandemie heeft ervoor gezorgd dat het zo belangrijke fysieke contact vrijwel niet meer mogelijk is met als gevolg een sterke toename van digitalisering van deze processen. Dit heeft grote impact gehad op het internationaal opererende mkb in de dienstensector. Uit zowel (diepte)interviews als een survey is gebleken dat deze digitalisering de grootste impact heeft op het creëren van vertrouwen en daarmee het op kunnen bouwen van een structurele relatie. Zeker gezien het feit dat men in een internationale setting te maken heeft met verschillende culturen. Zowel de geïnterviewden als 91% van de respondenten van onze survey geven aan dat deze digitalisering van blijvende aard is. De bedrijven zullen hierop moeten acteren. Generieke modellen ten aanzien van het internationaliseren van diensten en relatiemanagement zijn vanuit de wetenschap gegeven maar in het bijzonder is er voor mkb-ondernemingen geen model en/of KSF/KPI-tool beschikbaar die praktische hulp kan bieden bij het, vanuit een digitale setting, toetreden tot een internationale markt en structureel op deze markt te blijven opereren. Dit project moet leiden tot kennis en inzicht rondom de toegenomen digitalisering van het dienstverlenend mkb en de wijze waarop relatiemanagement hierin vorm krijgt in een internationale setting. Het eindproduct van het onderzoek is een toolbox die het mkb met internationale aspiraties inzicht en handvatten geeft in het proces en de samenstelling van een samenhangende strategie bij de internationalisering van diensten.
Het Order-to-Cash (O2C) proces is cruciaal voor elke onderneming. Dit is het proces vanaf de ontvangst van een order tot aan uiteindelijke betaling. Mkb’ers kennen vele inefficiënties in hun O2C-processen. Als gevolg zijn verwerkingskosten van orders en facturen hoog en bovendien wordt geld laat ontvangen wat een negatieve impact op de liquiditeitspositie heeft. De praktijkvraag is: Hoe kunnen mkb’ers hun O2C-processen verbeteren om de liquiditeitspositie te versterken? Vanuit onderzoeksliteratuur zijn er onvoldoende handvatten voor mkb’ers om dit te veranderen. Het doel van het project is daarom om O2C-processen in kaart te brengen, te meten en monitoren, en te verbeteren, om de liquiditeitspositie te versterken voor het mkb. De centrale onderzoeksvraag is: Hoe kunnen O2C-processen in kaart gebracht, gemeten, verbeterd en gemonitord worden? Het Lectoraat Supply Chain Finance bouwt hiermee voort op kennis opgedaan uit RAAK-publieksprijswinnend project ‘Ketenfinanciering voor mkb’. Er wordt met 9 mkb’ers gestart in het onderzoeksnetwerk, dit aantal wordt uitgebreid tijdens het project. Kennispartners zijn Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN) en Politecnico di Milano. Daarnaast is de Supply Chain Finance Community aangesloten om te zorgen voor grootschalige nationale en internationale valorisatie. De belangrijkste onderzoeksmethoden in het project zijn case studies en een survey. De belangrijkste resultaten waar wij op mikken zijn: • Bedrijfsspecifieke tools om O2C-processen in detail in kaart te brengen en te verbeteren; • Inzicht in de mogelijkheden van vernieuwende informatietechnologieën voor O2C-procesoptimalisatie; • Oplevering van een survey die tevens dient als generieke tool voor mkb’ers, om na invulling direct een algemeen overzicht te krijgen van het eigen proces; • Twee wetenschappelijke artikelen, minimaal tien vakpublicaties, en teaching cases om resultaten breed te delen, zowel voor onderwijs, wetenschappelijk publiek en bedrijven.