Het sociaal netwerk vormt een belangrijk thema doordat vanuit de Wmo verondersteld wordt dat de cliënt eerst de eigen kracht aanboort, alvorens er professionele hulp kan worden ingeschakeld. Dat betekent dat hij ook de kracht die het eigen sociaal netwerk bezit moet benutten. Het gaat bij kracht van het sociaal netwerk om steun die door familie, vrienden , kennissen en buren gegeven kunnen worden. Hierdoor kan de cliënt langer zelfstandig thuis blijven wonen en/of meer participeren in de samenleving. In de literatuur wordt wel onderscheid gemaakt tussen het persoonlijk – en het maatschappelijk steunsysteem van de cliënt. Bij het maatschappelijk steunsysteem gaat het dan met name over het benutten van algemene voorzieningen als vrijwilligers of lotgenotencontacten etc. In deze docentenhandreiking ligt de focus op het persoonlijk steunsysteem. De opzet van deze handreiking is dat je als docent tijdens je lessen voor een bepaald vak waar het onderwerp Sociale netwerken bij aan de orde komt, kan putten uit dit lesmateriaal. Daarbij kun je gericht zoeken vanuit de deelthema’s waar deze docentenhandreiking uit is opgebouwd. Ieder deelthema wordt kort ingeleid. Hierdoor krijgt de lezer een goede indruk van de belangrijkste items die bij ieder deelthema aan de orde zijn. Daarnaast wordt een overzicht gegeven van de literatuur en onderwijsmodules uit de Wmo-werkplaatsen, zodat jij en studenten zich verder in het thema kunnen verdiepen. Tot slot wordt bij ieder deelthema een aantal opdrachten geformuleerd die je als docent kan gebruiken als opdrachten tijdens de lessen.
Voor leerlingen met een autismespectrumstoornis (ASS) die substantiële ondersteuning nodig hebben, is passend onderwijs lastig te realiseren. Deze leerlingen kunnen problemen laten zien in hun betrokkenheid bij de leertaak, wat gerelateerd is aan lage schoolprestaties en voortijdige uitval. Ze hebben baat bij een goede gezamenlijke ondersteuning van de leerkracht én de jeugdhulpverlener. Echter, leerkrachten hebben vaak weinig onvoldoende kennis en ervaring met ASS om de juiste ondersteuning te kunnen bieden en jeugdhulpverleners die op school ingezet worden, zijn meestal onvoldoende op de hoogte van wat er vanuit het onderwijs moet gebeuren. Leerkrachten en jeugdhulpverleners kunnen elkaar versterken, maar er is nog te vaak sprake van figuurlijke afstand en gebrek aan verbondenheid. Gezamenlijk professionaliseren kan ervoor zorgen dat het handelen van leerkrachten en jeugdhulpverleners en hun interprofessionele samenwerking worden versterkt, zodat deze professionals een integraal aanbod op maat kunnen maken en op een talentgerichte wijze de betrokkenheid van leerlingen met ASS kunnen ondersteunen. In ’t PASST Samen werken leerkrachten en jeugdhulpverleners (professionals) aan het versterken van hun handelen en hun interprofessionele samenwerkingsvaardigheden. Het doel daarvan is dat de betrokkenheid bij het leren van kinderen met een autismespectrumstoornis (ASS) vergroot wordt. Leerkrachten en jeugdhulpverleners ontwikkelen nieuwe kennis en vaardigheden die ze direct kunnen toepassen in hun werk. Hierdoor wordt hun handelingskracht om een integrale aanpak vorm te geven versterkt. Dit levert uiteindelijk tijdwinst op, omdat er preventief gewerkt wordt aanproblemen die samenhangen met een verlaagde betrokkenheid (bijv. interactieproblemen). Hierdoor worden de kansen voor kinderen met ASS vergroot.
In dit proefschrift worden netwerken, carrière en vrouwen samengebracht rondomde vraag: In welke mate hebben hoger opgeleide vrouwen inzicht in de wijze waaropnetwerken werken, op welke wijze netwerken zij en zetten zij deze inzichten in omhun carrièredoelstellingen te verwezenlijken?
LINK
Leerkrachten van basisscholen ervaren handelingsverlegenheid bij het lesgeven aan leerlingen met autisme spectrum stoornis (ASS). Dit is een urgent probleem, want sinds de invoering van de Wet Passend onderwijs in 2014 zijn leerkrachten in het regulier onderwijs zelf verantwoordelijk voor het aanbieden van een passend onderwijsaanbod voor alle kinderen en worden leerkrachten in het speciaal (basis-)onderwijs geconfronteerd met zwaardere problematiek. Bovenstaande sluit aan bij de thema?s ?adaptief onderwijzen? en ?talentontwikkeling?, die hoog op de agenda staan van landelijke en regionale onderwijsinstellingen. De vraag die leerkrachten stellen is: Hoe zorg ik ervoor dat kinderen met ASS zelfstandig werken in de klas, zodat zij het optimale halen uit zichzelf en mee kunnen komen met de rest van de klas? Een voorbeeld van deze vraag is te vinden op zien op deze video: https://vimeo.com/138308381 (Wachtwoord: Raak040915). Om deze vraag te beantwoorden, wordt in dit project de TalentenKracht werkwijze uitgewerkt. Hiermee leert de leerkracht de verborgen talenten boven te halen bij de leerling met ASS en tegelijkertijd het talent bij zichzelf om de leerling met ASS adequaat te kunnen coachen. Hierdoor ontstaat een positieve talentspiraal. Het project wordt uitgevoerd door een consortium bestaande uit de schoolbesturen van RENN4 Noord-Nederland, SCSOG Groningen en COG Assen, het lectoraat Leren en Gedrag ingebed in het Lectoraat Integraal Jeugdbeleid (IJB), de Pedagogische Academie en Toegepaste Psychologie van de Hanzehogeschool Groningen, Orthopedagogiek van de Rijksuniversiteit Groningen en de onderzoeksafdeling van RENN4. Na afloop van dit project kunnen leerkrachten een positieve talentspiraal op gang brengen in de dagelijkse klassenpraktijk. Ook hebben zij de beschikking over een methode netwerkleren, waarmee op een duurzame manier gewerkt kan worden aan professionalisering wat betreft het werken met kinderen met ASS. Via diverse kanalen wordt de kennis beschikbaar gesteld voor een bredere groep scholen en het onderwijs- en onderzoeksveld.
SIA RAAK-Publiek
Iselinge Hogeschool wil de Impuls 2020 aanwenden voor behoud en versterking van de Academische Werkplaats Oost-Gelderland (AWOG). Binnen de AWOG wordt gewerkt aan onderwijsvraagstukken in netwerken – werkplaatsen genaamd. Werkplaatsdeelnemers in de driehoek student - educatief professional - docentonderzoeker verrichten praktijkgericht onderwijsonderzoek dat leidt tot kennisontwikkeling en innovatie van het werkveld en het hogeschoolcurriculum. Het oogmerk van de AWOG is toekomstgericht onderwijs. Dit wordt in de onderzoeksprogrammering van Iselinge Hogeschool geconcretiseerd in onderwijsontwerpen op vier thema’s: onderwijsontwikkeling in de regio, innovatieve didactieken, digitale geletterdheid en pedagogische sensitiviteit. Centraal staan het verbinden van professionals in het educatieve domein, het ontwikkelen van kennis en concrete tools die toekomstgericht onderwijs mogelijk maken én het delen hiervan. Om het verbinden, ontwikkelen en delen in de AWOG een impuls te geven, wil Iselinge Hogeschool toewerken naar een digitaal open-science-platform waarop kennisproducten en concrete opbrengsten op het gebied van netwerkleren en toekomstgericht onderwijs toegankelijk zijn voor professionals in het educatieve domein. Om dit doel te bereiken, bouwen we voort op ‘good practices’ voortgekomen uit de coronacrisis. Iselinge Hogeschool heeft recent onderzoek uitgevoerd naar afstandsleren in de regio Achterhoek tijdens de lockdown. Hieruit komt onder andere naar voren dat professionals in het educatieve domein behoefte hebben aan verruiming van blended samenwerkingsmogelijkheden met partners en de mogelijkheid om nieuwe kennis en tools laagdrempelig met elkaar te delen. Daartoe heeft Iselinge Hogeschool een digitaal systeem nodig dat blended samenwerking binnen de AWOG ondersteunt. Dit systeem moet passen bij de bestaande digitale infrastructuur van de hogeschool. De snelle ontwikkeling van leren en samenwerken op afstand geeft ons de bouwstenen om nieuwe, efficiënte manieren van blended samenwerken te realiseren. De besteding van de Impulsgelden versnelt en ondersteunt de positie van Iselinge Hogeschool als kennisinstelling in de regio op het gebied van leven lang ontwikkelen in het educatieve domein.