© 2025 SURF
Het realiseren van een verbinding tussen onderwijs en onderzoek in het hoger beroepsonderwijs een integrale aanpak variërend van docenttaken en curriculumstructuur, tot organisatie-inrichting en beloningsbeleid. Dat verondersteld een complexe aanpak. De kennis over het verbinden van onderzoek lijkt inmiddels omvangrijk. Tegelijk blijkt dat de huidige stand van de wetenschap over de research-teaching-nexus weliswaar divers is, maar ook vooral normatief en prescriptief. Er is weinig empirisch onderzoek gedaan naar wat er gedaan wordt aan het verbinden van onderwijs en onderzoek en wat het effect is van deze verbinding, bijvoorbeeld op het leren door studenten. Dit symposium combineert papers over onderzoek die de intentie hebben om een meer empirisch inzicht te geven in de praktijken van het verbinden van onderwijs en onderzoek.
DOCUMENT
Om te kunnen functioneren in de huidige kennismaatschappij worden kritische en onderzoekende vaardigheden belangrijk geacht voor toekomstige professionals (De Boer, 2017). Hogescholen spelen een belangrijke rol in het opleiden van deze professionals en hebben mede daarom de wettelijke taak gekregen om onderzoek te doen en dit te integreren in het onderwijs (Griffioen & De Jong, 2015). Hoe dragen docenten, onderzoekers, onderzoek- en onderwijsmanagers in de dagelijkse praktijk bij aan het samenbrengen van onderzoek en onderwijs? Om deze vraag te beantwoorden werden N=61 interviews afgenomen met deze actoren binnen drie Nederlandse hogescholen. De resultaten laten zien dat de gedragsintenties die de respondenten bespreken verdeeld kunnen worden in drie categorieën: integratie van onderzoek in onderwijs; integratie van onderwijs in onderzoek; en het samenkomen van onderzoek en onderwijs. In de drie categorieën kan zowel ‘direct gedrag’ als ‘ondersteunend gedrag’ onderscheiden worden. Opvallend is dat de focus binnen de gedragsintenties ligt op het integreren van iets van onderzoek in het onderwijs, en in mindere mate van iets van onderwijs in het onderzoek. De implicaties van de resultaten en de opzet van het vervolgonderzoek worden bediscussieerd met het publiek tijdens het congres.
DOCUMENT
DOCUMENT
Met het project Samen Besparen hebben de gemeente Assen, de provincie Drenthe, Actium, i-Routes en de Hanzehogeschool Groningen een gezamenlijk lange termijn doel voor ogen gehad: het verduurzamen van een ‘robuust GGW-gebied’ (een gebied waarin de leefbaarheid onder druk staat en gebiedsgericht werken ingezet wordt om de leefbaarheid te verbeteren) en daarmee landelijk als voorloper te fungeren. Conform de ‘visie Energietransitie 2016-2020’ van de gemeente Assen, wordt in het project in 2020 minimaal 10% energiebesparing beoogd ten opzichte van 2014. In Samen Besparen trachten de partners alleen al 10% energiebesparing te realiseren middels gedragsverandering gericht op het verminderen van het gebruik van elektriciteit, gas en brandstof gebruikt voor mobiliteit. Zodra dit bereikt is, dan wordt verdere energiebesparing bewerkstelligd door technische maatregelen te treffen (verduurzamen van woningen). Door samen te werken en een integrale aanpak toe te passen gericht op zowel sociale aspecten als verregaande energiebesparing, neemt de gemeente Assen een pioniersrol in en kan daarmee landelijk als voorbeeld dienen voor het verduurzamen van wijken waarin de leefbaarheid in brede zin (zowel sociaal als fysiek) onder druk staat. In de periode 2017-2019 is er een start gemaakt met het project in de wijk De Lariks. De werkzaamheden van de Hanzehogeschool Groningen bestonden uit het ontwikkelen van een aanpak gericht op zowel sociale aspecten als energiebesparing. Concreet diende een aanpak ontwikkeld en getest te worden gericht op energiebesparing in woningen, waarmee rekening gehouden werd met de diversiteit van de bewoners in de wijk. In de aanpak zouden eveneens de kansen benut worden om de sociale cohesie in de wijk te vergroten. Er hebben drie uitvoeringsfasen plaatsgevonden waarin verschillende werkzaamheden verricht zijn. In de eerste fase is getracht met een actie genaamd Speur de Energieslurper bewoners te verleiden om energie te besparen. Begin 2017 hebben studenten van de Hanzehogeschool de actie onder 240 huishoudens onder de aandacht gebracht. Studenten zijn de wijk ingetrokken en hebben bij al deze adressen aangebeld om mensen te vragen deel te nemen aan de actie. Met 65% van de benaderde huishoudens is daadwerkelijk gesproken. Van de 157 huishoudens konden 31 huishoudens niet participeren om ‘onvrijwillige redenen’ zoals begeleid wonen (zelf niet mogen beslissen), middenin een verbouwing zitten, het Nederlands niet beheersen of ziekte en overlijden. Uiteindelijk heeft van de huishoudens die gesproken zijn en in principe in staat waren om deel te nemen, 19% (24 van de 126) zich aangemeld. Een positieve respons van 19% is weliswaar gunstig in een dergelijke wijk (helemaal gezien sommige huishoudens bleken uit te vallen omdat Buurkracht er actief was geweest), maar het feit dat van de 240 bestaande huishoudens slechts 126 deel mochten nemen, betekent een verlies van al bijna de helft van de huishoudens op voorhand. Speur de Energieslurper is vervolgens met een enthousiaste groep bewoners onder aanmoediging van de wethouder die energie in haar portefeuille had, succesvol uitgevoerd. Hierbij dient opgemerkt te worden dat organisaties die de monitoring van het energiegebruik in huizen (in eerste instantie Sensor City en vervolgens New Nexus) zouden verzorgen, afgevallen zijn, waardoor de resultaten van deze actie gebaseerd zijn op de data die vergaard zijn tijdens de werving, de voor- en de nameting. Deze data bestaan vooral uit het meten van bewustzijn, motivatie, kennis en het daadwerkelijk veranderde gedrag (welke apparaten vervangen zijn, niet meer of anders gebruikt worden, etc.). Op basis van de resultaten van de eerste fase die halverwege 2017 afgesloten werd, is door de gemeente geconcludeerd dat er, conform oorspronkelijke plannen, weliswaar een koplopersbenadering ingezet zou kunnen worden, maar dat het project gericht moest worden op de sociaal en/of financieel zwakkere huishoudens. Dit betekende een forse koerswijziging in de aanpak. In de nieuwe aanpak zou het bijvoorbeeld voor mensen die begeleid wonen, wél mogelijk moeten zijn om deel te nemen. Er is een nieuwe aanpak ontwikkeld waarin aangesloten werd bij de motivatie van de doelgroep en waarin met een ketenpartner samengewerkt werd om de beoogde doelgroep op een goede manier te bereiken. In de tweede fase hebben onderzoekers van de Hanzehogeschool concreet de volgende werkzaamheden verricht: 1. Een onderzoek is opgezet en uitgevoerd naar factoren waarmee de beoogde doelgroep geactiveerd kon worden om energie te besparen (afgerond); 2. Een onderzoek onder netwerkpartners is verricht naar de mogelijkheid om een ketenbenadering in de wijk toe te passen en manieren waarop de gemeente Assen procesregie kan voeren (onderzoek is afgerond, resultaten zijn deels toegepast maar niet gerapporteerd door weer een nieuwe koerswijziging); 3. Op basis van onderzoek onder de doelgroep is een energiecoachingstraject specifiek voor de doelgroep ontwikkeld (afgerond); 4. Er is geëxperimenteerd met een op sociale netwerkanalyses gebaseerde wijze van contact leggen met de doelgroep, bijvoorbeeld door de Molukse gemeenschap te activeren, zichtbaar te zijn op plekken waar veel mensen uit de wijk komen en om bijdragen te leveren aan acties die mede door de bewoners zelf en/of door andere instanties georganiseerd werden (afgerond); 5. Geëxperimenteerd met een vereenvoudigde versie van Speur de Energieslurper. Uit de resultaten bleek, onder andere, dat een ketenbenadering kansrijk is en dat het aanscherpen van de werving van deur tot deur, succesvol was (28% participeerde succesvol). Naast deur tot deur werving, zijn er verschillende straatacties uitgevoerd. Uit deze acties bleek dat ze weliswaar een relatief laag rendement hebben met betrekking tot deelname aan het project, maar dat veel mensen in één keer bereikt konden worden en dat dit gunstig is voor de zichtbaarheid van het project en het verkrijgen van vertrouwen in de organisatoren. In een derde fase (tot het project eind 2018 gestopt is door nieuwe plannen van de gemeente in het kader van aardgasvrije wijken) zijn de volgende werkzaamheden verricht: 1. Een coachingstraject is ontwikkeld waar Speur de Energieslurper (vereenvoudigde versie) onderdeel van uitmaakt; 2. Verder onderzoek naar de mogelijkheden om een ketenbenadering in de wijk toe te passen is opgestart maar halverwege stopgezet; 3. Nieuwe tools voor de doelgroep zijn ontwikkeld (o.a. een spel dat in een energiecoachingstraject gebruikt wordt) en een bijbehorend werkboek (afgerond); 4. Het nieuwe energiecoachingstraject is uitgevoerd en geëvalueerd (na 25 deelnemende huishoudens is dit traject stopgezet). Er heeft uitgebreide monitoring van dit traject plaatsgevonden, maar de resultaten zijn nog niet verwerkt. Tevens waren er meer geïnteresseerde deelnemers, maar daar zijn geen afspraken meer mee gemaakt; 5. Bijstelling van de eerste resultaten van het coachingstraject is uitgevoerd, mede op basis van de ervaringen met een parallel uitgevoerd traject “MijnEnergieVoordeel” (i.s.m. Compostuum & Gasunie; afgerond), met als beoogd doel opschaling in meerdere gemeenten (conform projectplan). Het gehele traject overziend, is vooral de verschuiving in de beoogde doelgroep opvallend: in de tweede uitvoeringsfase is de aandacht verschoven van ‘de gehele wijk’ (en dus bijvoorbeeld een koploperbenadering) naar ‘mensen met een lage sociaal economische status’. De werkzaamheden in deze en de derde fase zijn hier dan ook op afgestemd. Waar in de tweede fase de nadruk lag op afstemming van mensen en materialen op deze doelgroep, is in de derde fase een volledig nieuwe, integrale aanpak ontwikkeld en getest en zijn de fundamenten gelegd om deze aanpak in een ketenbenadering toe te passen. Deze nieuwe aanpak is deels getest, totdat het project stopgezet werd. Resultaten laten boven alles zien dat een wijk als De Lariks een complexe situatie betreft. Er is niet sprake van één doelgroep, één (soort) probleem en dus een duidelijke oplossing. Gezien de complexiteit is kort-cyclisch werken, en dan vooral met behulp van een ontwerpgerichte onderzoeksmethode, de aangewezen en gevolgde methode. Door deze methode toe te passen, kan iteratief geleerd worden wat betekenisvolle te onderscheiden doelgroepen zijn, welke problemen er leven en hoe in deze complexe situatie een verandertraject uitgevoerd kan worden. Tijdens het project zijn vele lessen geleerd, meerdere aanpakken en tools ontwikkeld en is er geëxperimenteerd met een netwerkbenadering en ketenregie. De resultaten van de werkzaamheden waren positief en zijn vervolgens gebruikt voor een gezamenlijke aanpak met verschillende gemeenten.
DOCUMENT
Leren is een sociaal gesitueerd, transactioneel proces, waarin zowel de leerkracht, de taak en de leerling een eigen, unieke bijdrage hebben. Een belangrijk hulpmiddel voor leerkrachten is het gebruiken van scaffolding, waarbij ‘externe’ ondersteuning wordt geboden als dat nodig is en wordt weggehaald als het leren heeft plaatsgevonden. Hierdoor kunnen talentmomenten ontstaan; momenten waarin het co-constructie proces van gezamenlijk denken en handelen wordt gekenmerkt door betrokkenheid, enthousiasme en motivatie. Dit symposium gaat over het bieden van scaffolding door de leerkracht, met als centrale vragen: Hoe ziet het bieden van scaffolding door de leerkracht eruit? Wat is het effect bij de leerlingen, c.q. studenten? Aan bod komen diverse onderwijsleersituaties, zowel in het basisonderwijs en in het hoger onderwijs.
LINK
Dit rapport, geschreven door de Nederlandse IPBES-auteurs die direct betrokken waren bij beide rapporten, bespreekt de kerninzichten uit de twee recent verschenen IPBES-rapporten: het Transformative Change Assessment en het Nexus Assessment. Beide benadrukken dat biodiversiteit onmisbaar is voor menselijke bestaanszekerheid, maar dat deze wereldwijd snel achteruitgaat. Het Transformative Change-rapport wijst drie diepere oorzaken van biodiversiteitsverlies aan: het dominante mens-natuur wereldbeeld, groeiende ongelijkheid, en kortetermijnbelangen. Werkelijke verandering vraagt daarom om verschuivingen in waarden, instituties en praktijken, inclusief alternatieve economische modellen en rechtvaardige bestuursvormen. Het Nexus-rapport laat zien dat biodiversiteit, klimaat, water, voedsel en gezondheid nauw verweven zijn. Sectoraal beleid leidt vaak tot ongewenste neveneffecten, terwijl geïntegreerde oplossingen juist brede synergieën opleveren. Het rapport presenteert 71 concrete opties, variërend van natuurherstel en duurzame voedseltransitie tot stedelijke vergroening en versterking van landrechten. Voor Nederland zijn deze bevindingen urgent. Voorbeelden zoals de Marker Wadden, het Midden-Delfland model en Markemodel en stedelijke vergroening tonen dat systeemtransities haalbaar zijn. Het artikel benadrukt dat gedeelde waarden (zoals rechtvaardigheid, verbondenheid en zorg voor natuur) een fundament vormen om polarisatie te overstijgen en samen te werken aan brede welvaart. Conclusie: Nederland moet de IPBES-aanbevelingen versneld omzetten in integraal beleid om de noodzakelijke systeemtransities te versnellen, waarin natuur, klimaat, landbouw, energie, economie, gezondheid en sociale rechtvaardigheid onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn.
DOCUMENT
De 48e editie van de Onderwijs Research Dagen (ORD) werd onder toezicht van de Vereniging voor Onderwijs Research (VOR) afgelopen jaar op 13, 14 en 15 juni in Nijmegen georganiseerd door de Radboud Universiteit, het Radboud UMC en de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen. Gedurende drie dagen kwamen onderzoekers, onderwijskundigen en beleidsmakers bijeen om kennis uit te wisselen met als centraal thema Ondersteboven van onderwijs. Er waren ruim 240 bijdragen, variërend van paperpresentaties en symposia tot rondetafelgesprekken en posterpresentaties. Nieuw dit jaar was een veertiental presentaties in alternatieve vorm waarin vooral een (inter-)actieve inbreng van bezoekers werd gevraagd. De congresbijdragen waren ingedeeld in 10 thema’s, parallel aan de VOR-divisies, zoals Beleid & Organisatie, Hoger Onderwijs en Leren & Instructie. Op de website van de VOR (https://www.vorsite.nl/nl/content/divisies) staat een overzicht van alle divisies.
MULTIFILE
Medewerkers en studenten in het hoger onderwijs zeggen veel te leren van congresdeelname. Tot op heden echter zijn die leerervaringen nauwelijks systematisch in kaart gebracht. We weten ook weinig over verschillen daarbij tussen junior- en senior congresdeelnemers, ofwel deelnemers die eerder nog weinig of juist veel congressen bezochten. In deze exploratieve casestudy interviewden betrokkenen van ons onderzoeksteam (N = 9) elkaar voor en na bezoek aan de OnderwijsResearchDagen 2018 (ORD) over hun leerverwachtingen en leerervaringen. Via thematische codering resulteerde dit in leerverwachtingen en leerervaringen die verschillen tussen junioren en senioren. Junioren richten hun leerverwachtingen op hun eigen ervaringen binnen de microsetting van de afzonderlijke sessies, waarbij ze vooral binnen de congresstructuur hun leren plaatsen. De senioren beschouwen een congres meer als een geheel en zien het congres in een grotere context van de discipline of het vakgebied, waarbinnen ze hun leerervaringen rapporteren. Hierbij zetten ze de congressetting meer naar hun hand en zijn ze meer dan junioren gericht op de ontwikkeling van anderen. De resultaten van dit kleinschalige onderzoek kunnen congresdeelnemers en - organisatoren meer inzicht geven in het leren van congresbezoek en daarmee helpen in het benutten van congresdeelname als professionaliseringsvorm.
DOCUMENT
Het succes van onderwijsinnovaties wordt mede bepaald door het vrijkomen van veranderenergie. Onderwijskundig leiders spelen hierin een belangrijke rol en hanteren daarbij een vijftal leiderschapsdimensies. Het doel van dit onderzoek is inzicht verkrijgen in de manier waarop onderwijskundig leiders de veranderenergie binnen een grootschalige onderwijsinnovatie beïnvloeden. In een casestudie zijn 24 onderwijskundig leiders geïnterviewd. Uit de interviews is een reconstructie gemaakt van de veranderenergie binnen de verschillende fasen van de innovatie. Wat opvalt is dat onderwijskundig leiders weliswaar een mix aan dimensies hanteren om veranderenergie vrij te maken, maar dat de structuur – en in mindere mate de ontwikkelingsgerichte dimensie dominant zijn. Daarbij zien we veel uitingen van veranderenergie in de eerste fase, maar juist een terugval als gevolg van meer wrijving in het innovatieproces in de synergie- en ontwikkelfase. Opvallend is dat de verhouding in de dimensies over de fases in onderwijsinnovaties nauwelijks verandert, ondanks dat de aard van de processen tussen de fases daar wel aanleiding toe geeft. We concluderen dat – om veranderenergie vrij te maken in verschillende fases van onderwijsinnovatie – leiders hun inzet moeten verschuiven van de structurele dimensie, via de sociale dimensie naar de ontwikkelingsgerichte dimensie. Kortom, het voorkeursrepertoire van leiders sluit wel aan bij de dynamiek in de oriëntatiefase, maar een verschuiving in het repertoire naar andere dimensies lijkt nodig om ook veranderenergie vrij te maken in de synergie- en ontwikkelfase van onderwijsinnovaties. Vervolgonderzoek zal moeten aantonen of het eenzijdige repertoire het gevolg is van opvattingen over leiderschap of het ontbreken van handelingsalternatieven op de sociale dimensie.
MULTIFILE