In dit webinar 'Weerbare planten telen is het nieuwe normaal' van de collegereeks ‘What about Soil’ leggen we de focus op de urgentie van een gezonde bodem voor het verkrijgen van een gezond gewas. In een 1 uur durend webinar deelt Pius Floris, directeur/adviseur bij Plant Health Cure (PHC), ruim 35 jaar ervaring met het wereldwijd verbeteren van de bodemkwaliteit. Hij laat zien dat in de ‘gangbare’ manier van bodembewerking nog een wereld te winnen is.
LINK
Inaugurele rede uitgesproken op 9 mei 2019 door Dr. J.E. (Judith) van de Mortel bij de benoeming tot lector “Gezonde plant op een vitale en duurzame bodem” aan HAS Hogeschool Venlo. De krant werd uitgegeven ter ere van de inaugurele rede. Dit deed ze op een bijzondere manier: alle genodigden gingen met een denkbeeldige tijdmachine vooruit naar het jaar 2030 waar ze Judith ontmoetten. Judith keek vervolgens terug naar het jaar 2019 en stelde dat ze hoopt dat de sector in de tussenliggende jaren bereikt heeft dat alle agrarische bodems in Nederland duurzaam beheerd worden door verschillende aanpakken te combineren. Om dit te illustreren schetste ze een beeld van hoe de agrarische onderneming er in 2030 uitziet. Met het lectoraat wil ze hieraan bijdragen. De krant is dan ook geschreven alsof het 9 mei 2030 is.
MULTIFILE
Publicatie bij de rede, uitgesproken bij de aanvaarding van het ambt als lector Green Biotechnology aan Hogeschool Inholland te Amsterdam op 20 mei2015 door dr. C.M. Kreike
DOCUMENT
Uit methodisch onderzoek blijkt dat bij een normale onderzoeksinspanning maar rond de 50% van het werkelijke aantal plantensoorten in een kilometerhok gevonden wordt. Het merendeel van de zeldzame en schaars verspreide soorten wordt gemist vanwege een te lage trefkans. Door het onderzoek te concentreren op een beperkt deel van een kilometerhok neemt de trefkans van soorten aanzienlijk toe als gevolg van een hogere onderzoeksintensiteit. De praktijk wijst uit dat de deelhokmethode, waarbij slechts twee zorgvuldig gekozen deelhokken ter grootte van 200 bij 200 meter worden geïnventariseerd, minstens zo effectief is en belangrijke voordelen biedt ten opzichte van de gangbare werkwijze. Een deelhok kan in een beperkte tijd, gemiddeld vier uur, integraal en nagenoeg volledig worden geïnventariseerd. Een deelhokonderzoek is daarom veel beter reproduceerbaar. Een deelhok is daarmee zeer geschikt als onderzoekseenheid voor monitoring.
MULTIFILE
The increased cultivation of highly productive C4 crop plants may contribute to a second green revolution in agriculture. However, the regulation of mineral nutrition is rather poorly understood in C4 plants. To understand the impact of C4 photosynthesis on the regulation of sulfate uptake by the root and sulfate assimilation into cysteine at the whole plant level, seedlings of the monocot C4 plant maize (Zea mays) were exposed to a non-toxic level of 1.0 µl l−1 atmospheric H2S at sulfate-sufficient and sulfate-deprived conditions. Sulfate deprivation not only affected growth and the levels of sulfur- and nitrogen-containing compounds, but it also enhanced the expression and activity of the sulfate transporters in the root and the expression and activity of APS reductase (APR) in the root and shoot. H2S exposure alleviated the establishment of sulfur deprivation symptoms and seedlings switched, at least partly, from sulfate to H2S as sulfur source. Moreover, H2S exposure resulted in a downregulation of the expression and activity of APR in both shoot and root, though it hardly affected that of the sulfate transporters in the root. These results indicate that maize seedlings respond similarly to sulfate deprivation and atmospheric H2S exposure as C3 monocots, implying that C4 photosynthesis in maize is not associated with a distinct whole plant regulation of sulfate uptake and assimilation into cysteine.
DOCUMENT
Kaas is onlosmakelijk verbonden aan Nederland en de boterham met kaas is nog steeds een favoriet in het Nederlandse menu. Maar kun je die oer-Hollandse kaas ook maken met plantaardige eiwitten? NIZO Food Research onderzoekt het samen met HAS Den Bosch, Bel Leerdammer, FujiOil en Daiya Foods.
LINK
BACKGROUND: Survival of kidney transplant recipients (KTR) is low compared with the general population. Low muscle mass and muscle strength may contribute to lower survival, but practical measures of muscle status suitable for routine care have not been evaluated for their association with long-term survival and their relation with each other in a large cohort of KTR.METHODS: Data of outpatient KTR ≥ 1 year post-transplantation, included in the TransplantLines Biobank and Cohort Study (ClinicalTrials.gov Identifier: NCT03272841), were used. Muscle mass was determined as appendicular skeletal muscle mass indexed for height 2 (ASMI) through bio-electrical impedance analysis (BIA), and by 24-h urinary creatinine excretion rate indexed for height 2 (CERI). Muscle strength was determined by hand grip strength indexed for height 2 (HGSI). Secondary analyses were performed using parameters not indexed for height 2. Cox proportional hazards models were used to investigate the associations between muscle mass and muscle strength and all-cause mortality, both in univariable and multivariable models with adjustment for potential confounders, including age, sex, body mass index (BMI), estimated glomerular filtration rate (eGFR) and proteinuria. RESULTS: We included 741 KTR (62% male, age 55 ± 13 years, BMI 27.3 ± 4.6 kg/m 2), of which 62 (8%) died during a median [interquartile range] follow-up of 3.0 [2.3-5.7] years. Compared with patients who survived, patients who died had similar ASMI (7.0 ± 1.0 vs. 7.0 ± 1.0 kg/m 2; P = 0.57), lower CERI (4.2 ± 1.1 vs. 3.5 ± 0.9 mmol/24 h/m 2; P < 0.001) and lower HGSI (12.6 ± 3.3 vs. 10.4 ± 2.8 kg/m 2; P < 0.001). We observed no association between ASMI and all-cause mortality (HR 0.93 per SD increase; 95% confidence interval [CI] [0.72, 1.19]; P = 0.54), whereas CERI and HGSI were significantly associated with mortality, independent of potential confounders (HR 0.57 per SD increase; 95% CI [0.44, 0.81]; P = 0.002 and HR 0.47 per SD increase; 95% CI [0.33, 0.68]; P < 0.001, respectively), and associations of CERI and HGSI with mortality remained independent of each other (HR 0.68 per SD increase; 95% CI [0.47, 0.98]; P = 0.04 and HR 0.53 per SD increase; 95% CI [0.36, 0.76]; P = 0.001, respectively). Similar associations were found for unindexed parameters. CONCLUSIONS: Higher muscle mass assessed by creatinine excretion rate and higher muscle strength assessed by hand grip strength are complementary in their association with lower risk of all-cause mortality in KTR. Muscle mass assessed by BIA is not associated with mortality. Routine assessment using both 24-h urine samples and hand grip strength is recommended, to potentially target interdisciplinary interventions for KTR at risk for poor survival to improve muscle status.
DOCUMENT
Plant parasitaire aaltjes (nematoden) zijn een groot probleem in de land- en tuinbouw. Chemische bestrijding is niet langer gewenst. Biologische bestrijding van aaltjes is een welkom alternatief. Het Afrikaantje (Tagetes erecta) is een biologische bestrijder van het uiterst schadelijke wortellesie aaltje Pratylenchus penetrans, dat veel schade in de bollen- en aardappelteelt veroorzaakt. De inzet van Tagetes wordt beperkt door de hoge teeltkosten zonder dat daar een oogstbaar product tegenover staat. Tagetes wordt na teelt in zijn geheel in de bodem als groenbemester ingewerkt. De bloemen van Tagetes zijn rijk aan de carotenoïde inhoudstoffen luteïne en zeaxanthine. Luteïne heeft een actieve werking onder andere bij het voorkomen van leeftijd gerelateerde netvlies degeneratie (ARMD) en als anti-aging ingrediënt bij huidverzorgende cosmetica. Luteïne is een krachtig antioxidant en beschermt de huid tegen schadelijke UV-stralen. Het doel van dit onderzoek is het ontwikkelen van een circulair ontwerp voor het duurzaam bestrijden van plant parasitaire aaltjes met Tagetes vanggewassen waarbij restproducten van de biologische bestrijding benut worden voor creëren van producten met extra toegevoegde waarde voor anti-aging cosmetica. Op deze wijze ontstaat een nieuwe productieketen die een volwaardig alternatief is voor chemische grondontsmetting waarbij tegelijkertijd hoogwaardige consumententoepassingen mogelijk zijn. Luteïne is met superkritische CO2 als groen extractie middel in zeer zuivere vorm uit de bloemen van Afrikaantjes geëxtraheerd. Mogelijke verbetering is door ook plantaardige olie (zonnebloemolie) te gebruiken. Luteïne extracten zijn in-vitro en in-vivo getest. Luteïne voorkwam collageen afbraak in huidcellen. Gebruik van luteïne rijke cosmetische crèmes door vrijwilligers verhoogde huidhydratie en huid elasticiteit.Kosten-Baten analyse van het circulaire luteïne productieproces met superkritisch CO2 extractie liet zien dat deze keten in principe rendabel kan zijn als plantaardige al mede-oplosmiddel gebruikt wordt. Hiermee is in principe een duurzaam circulair proces te creëren voor zowel biologische betrijding van planteziekten als voor hoogwaardige consumentenproducten.
DOCUMENT
Agrobosbouw heeft het potentieel om een fundamentele verandering in de landbouwsector teweeg te brengen. Klimaatverandering en biodiversiteitsverlies kunnen worden aangepakt en tegelijkertijd kan de wereldbevolking van hoogwaardig voedsel worden voorzien. De milieuvoordelen gaan nu ten koste van de boeren. Recentelijk is men begonnen met het integreren van bomen in het landbouwsysteem, zo ontstond het Nederlandse voedselbos, ofwel agrobosbouw. Terwijl de bomen groeien, blijven de opbrengsten laag en raken de boeren vaak in financiële nood. Voor deze groeifase moet een toegevoegde waarde voor de diensten, de huidige en komende oogst worden gecreëerd om voedselbossystemen financieel aantrekkelijk te maken. Het aantonen van financiële stabiliteit in agrobosbouw gedurende de onstabiele situatie van de gangbare landbouw in Nederland, kan de transitie in de sector ondersteunen. Dit verslag geeft een analyse en evaluatie die wordt geleid door het gebruik van het Food Innovation Model. Met dit dynamische model zijn de huidige voedselbossystemen en de behoeften van de potentiële klanten inzichtelijk gemaakt. Vervolgens zijn de sterktes, zwaktes, kansen en bedreigingen gedefinieerd om tot innovatieve oplossingen en ontwikkelingen te komen. Op basis van de sterktes en zwaktes van vier voorbeeld boeren (interne analyse) en de omgeving van de voedselbossector in Nederland (externe analyse) zijn Innovation Opportunity’s bedacht. Aan de hand van de Opportunity’s zijn conceptideeën bedacht. Het marketing werkboek is als conceptidee uitgewerkt.
MULTIFILE
Purpose of this longitudinal observational study was to (i) examine the change of daily physical activity in 28 adult kidney transplant recipients over the first 12 months following transplantation; and (ii) to examine the change in metabolic characteristics and renal function. Accelerometer-based daily physical activity and metabolic- and clinical characteristics were measured at six wk (T1), three months (T2), six months (T3) and 12 months (T4) following transplantation. Linear mixed effect analyses showed an increase in steps/d (T1 = 6326 ± 2906; T4 = 7562 ± 3785; F = 3.52; p = 0.02), but one yr after transplantation only 25% achieved the recommended 10 000 steps/d. There was no significant increase in minutes per day spent on moderate-to-vigorous intensity physical activity (T1 = 80.4 ± 63.6; T4 = 93.2 ± 55.1; F = 1.71; p = 0.17). Body mass index increased over time (T1 = 25.4 ± 3.2; T4 = 27.2 ± 3.8; F = 12.62; p < 0.001), mainly due to an increase in fat percentage (T1 = 30.3 ± 8.0; T4 = 34.0 ± 7.9; F = 14.63; p < 0.001). There was no significant change in renal function (F = 0.17; p = 0.92). Although the recipients increased physical activity, the majority did not meet the recommended levels of physical activity after one yr. In addition to the weight gain, this may result in negative health consequences. Therefore, it is important to develop strategies to support kidney transplant recipients to comply with healthy lifestyle recommendations, including regular physical activity.
LINK