In dit webinar 'Weerbare planten telen is het nieuwe normaal' van de collegereeks ‘What about Soil’ leggen we de focus op de urgentie van een gezonde bodem voor het verkrijgen van een gezond gewas. In een 1 uur durend webinar deelt Pius Floris, directeur/adviseur bij Plant Health Cure (PHC), ruim 35 jaar ervaring met het wereldwijd verbeteren van de bodemkwaliteit. Hij laat zien dat in de ‘gangbare’ manier van bodembewerking nog een wereld te winnen is.
LINK
Rede uitgesproken bij de aanvaarding van het ambt van lector Optimaliseren Kennisintensieve Bedrijfsprocessen bij Zuyd Hogeschool op vrijdag 20 mei 2016. Beschouwingen over de ontwikkelingen in Financiele dienstverlening, missie van het Lecotraat ‘Het ontwikkelen en verspreiden van nieuwe inzichten en oplossingen voor praktische vraagstukken met betrekking tot kennisintensieve bedrijfsprocessen teneinde de kennisontwikkeling en professionaliteit in met name de financiële dienstverlening te bevorderen.’
LINK
Er zullen de komende jaren nog veel stappen moeten worden gezet om de transformatiedoelen te realiseren. Ik duid deze doelen aan als wonderwoorden. Ze zweven door het publieke debat, maar lijken door de verschillende perspectieven enigszins ongrijpbaar. We krijgen er in gezamenlijkheid onvoldoende grip op, waardoor we in de praktijk verschillende kanten op werken. We verwachten wonderen van op de werkvloer ambigue begrippen. Ik presenteer u mijn centrale stelling voor vandaag, voor morgen en de jaren die komen gaan: Aan de wonderwoorden van de transformatie kunnen we in de praktijk slechts betekenis en gevolg geven als we op de werkvloer van het opvoeden en opgroeien de interprofessionele dialoog over die wonderwoorden tot het nieuwe normaal maken. Deze opgave tot dialoog als het ‘normale doen’ geldt niet exclusief de jeugdhulp − ik kan dat niet genoeg benadrukken. Deze opgave geldt veel meer partijen die met opgroeien en opvoeden te maken hebben. Het is daarmee ook een opgave voor ‘de jeugdhulp’ om de blik nog meer naar buiten te richten. En een opgave voor gemeenten en organisaties om de dialoog mogelijk te maken. Een opgave om met al die partijen daadwerkelijk betekenis te geven aan de wonderwoorden van de transformatie. Een opgave om het, in de kern, op de werkvloer eens te worden over hoe om te gaan met de wonderwoorden. Om ten minste elkaars perspectieven te kennen, die te respecteren en ervan te leren. Kortom, een opgave om over de grenzen van de eigen professie heen te kijken en open te staan voor wat zich buiten die grenzen afspeelt. In deze rede zal ik mijn stelling toelichten. Ik loop de eerste vier wonderwoorden achtereenvolgens met u langs. Waar staan we in de realisatie van deze transformatiedoelen? Wat zijn de dilemma’s en knelpunten bij de realisatie ervan? Ik realiseer me dat elk wonderwoord afzonderlijk een verhandeling van 45 minuten verdient. Dat zal ik u niet aandoen. Bij elk van de wonderwoorden schets ik een aantal van mijn observaties, mede geïnspireerd door onderzoek dat ik samen met oud-collega’s van het Verwey-Jonker Instituut de afgelopen jaren op verschillende plekken in het land heb mogen doen. Afsluitend ga ik daarbij in op de implicaties voor het wonderwoord ‘professionele ruimte’, het vijfde transformatiedoel. Vervolgens schets ik mijn/onze plannen met het lectoraat voor de komende jaren, nadrukkelijk in verbinding met het Kennisnetwerk Jeugd Haaglanden. Dan ga ik natuurlijk ook in op de wijze waarop we met het lectoraat een stevige bijdrage willen leveren aan de opleidingen aan deze hogeschool, in het bijzonder de opleidingen van de Faculteit Sociaal werk & Educatie: Social work, Pedagogiek en de Pabo.
DOCUMENT
What's in a name? Een paar maanden terug sprak ik met jeugdhulpambtenaren onder meer over de titel van mijn lectoraat: 'Jeugdhulp in transformatie'. Een van hen vroeg waarom het woord 'effectiviteit' er niet in voorkwam. lk vroeg haar wat zij verstond onder effectieve jeugdhulp. "Sneller en beter", was haar antwoord. "Nou, het gaat toch vooral om minder", zo reageerde haar collega. Ook na enig doorpraten werden de collega's het niet eens. Deze microanekdote is symptomatisch voor de zoektocht die de wereld van de jeugdhulp onderneemt- sinds 2015. Toen veranderde de Jeugdwet het speelveld van de hulp rond opvoeden en opgroeien drastisch. Gemeenten kregen een spilpositie op een veld waarop de meeste tot dan toe in beperkte mate actief waren. Vanzelfsprekend had dit grote gevolgen voor de organisatie en uitvoering van de zorg rond opvoeden en opgroeien. Deze transitie, de overdracht van bestuurlijke verantwoordelijkheid van het nationale en provinciale naar het lokale niveau, is, zoals de eerste evaluatie van de Jeugdwet laat zien, zonder grote ongelukken verlopen (Friele et al., 2018). In het algemeen hebben de meeste gemeenten hun nieuwe taken behoorlijk opgepakt. De bestuurlijke transitie is geen doel op zich. lnvoering van de wet zou uiteindelijk tot effectievere (wat dat ook is) en meer doelmatige jeugdhulp moeten leiden. Dit laat zich schetsen aan de hand van de piramide van de jeugdhulp. De relatief steile piramide verbeeldt de situatie voor invoering van de Jeugdwet. Zware zorgvormen aan de bovenkant vormen een relatief groot deel. De ambitie is om tot een afgeplatte piramide te komen. Daarin is de basis, gevormd door de pedagogische infrastructuur en de lichte hulp, verbreed. Daardoor, zo is de veronderstelling, zou de top, met relatief zware, dure jeugdhulp, in omvang afnemen. Door versterking van de basis is minder dure en complexe zorg nodig, met lagere stelselkosten als gevolg. Om van de steile naar de afgeplatte piramide te komen, is wel een geheel and ere werkwijze nodig - aangeduid als de transformatie. In simpele vorm hebben we dan de beleidstheorie waarop de Jeugdwet is gebouwd: door die andere werkwijze, de transformatie dus, wordt uiteindelijk een meer doeltreffende en doelmatige jeugdhulp gerealiseerd. Dat de rijksoverheid de eigen beleidstheorie niet serieus nam en neemt door gemeenten geen tijd te gunnen voor de transformatie en per 2015 meteen oplopende budgetkortingen door te berekenen, daar ga ik het niet over hebben. lk wil het met u hebben over de transformatie als noodzake/ijke voorwaarde om het einddoel te realiseren: meer doeltreffende en doelmatige hulp bij opvoeden en opgroeien. LinkedIn: https://www.linkedin.com/in/robgilsing/
DOCUMENT
Op vrijdag 14 mei 2004 heeft de Haagse Hogeschool/TH Rijswijk een internationaal symposium over 'Leiderschap en Diversiteit' georganiseerd. Het symposium handelde over de dynamiek van gender, nationale cultuur en etniciteit in moderne organisaties. Door de diversiteit van medewerkers, klanten en afzetmarkten worden nieuwe eisen gesteld aan de leidinggevende en is de bedrijfscultuur blijvend veranderd. Veel bedrijfsactiviteiten strekken zich uit tot buiten de landsgrenzen. Leidinggeven in of in samenwerking met bijvoorbeeld vestigingen in Zuid-Amerika of Aziatische landen vergt een andere leiderschapsstijl. Kennis van elkaars achtergronden, ofwel transcultureel inzicht, is nodig om optimaal te kunnen samenwerken. Internationaal gerenommeerde sprekers zijn ingegaan op: leiderschap in de Arabische wereld. leiderschap, gender en etniciteit. leiderschap en culturele dynamiek in organisaties. leiderschap en nationaliteit. Na de inleidingen van de gastsprekers werd in vier werkgroepen over deze thema's verder met de gastsprekers van gedachten gewisseld. Het symposium werd afgesloten met een gezamenlijke forumdiscussie en een borrel. Dit verslag is tevens het startsein voor verdere studie over het thema leiderschap en diversiteit binnen het HRM lectoraat. De leden van de HRM Kenniskring gaan verder onderzoek doen en hun kennis over dit thema overdragen in de dagelijkse onderwijspraktijk aan de Haagse Hogeschool/TH Rijswijk.
DOCUMENT
Aan de hand van recente bevindingen van hersenonderzoek en research rond ontwikkelingstheorieën wordt de vraag beantwoord: in hoeverre zijn jongeren toegerust voor het nieuwe leren en in staat tot zelfsturing? Op basis hiervan worden aanbevelingen geformuleerd voor de onderwijspraktijk.
DOCUMENT
In dit rapport, Nieuwe woonvormen voor bijzondere doelgroepen, staan bewoners centraal die moeite hebben met zelfstandig wonen in een reguliere woning. Ze worden als ‘bijzondere groepen’ aangeduid, in het bijzonder gaat het om daklozen, verslaafden, ex-gedetineerden, psychiatrische patiënten, mensen met een verstandelijke handicap, mishandelde vrouwen, en de beruchte, wat diffuse categorie van ‘de zorgmijders’. Er is een omvangrijk institutioneel circuit die deze groepen helpt met ‘wonen’. In dit institutionele circuit spelen woningcorporaties een belangrijke rol, maar ook zorginstellingen (GGZ, verslavingszorg), reclassering, en instellingen op het terrein van de maatschappelijke opvang (zorg voor daklozen, vrouwenopvang). Genoemde instanties geven de verschillende groepen vormen van ‘woonondersteuning’ of ‘woontoezicht’ in milde en meer straffe varianten. Leidende vraag in Nieuwe woonvormen voor bijzondere doelgroepen is: wat is er te verbeteren op het punt van leren wonen en het geven van maatschappelijke kansen aan deze groepen? Is sociale stijging in hun geval mogelijk? Kunnen ze uit een situatie van afhankelijkheid naar een meer onafhankelijke vorm van wonen groeien? Om die vraag te beantwoorden zijn zes projecten nader bekeken. Projecten die als vernieuwend te boek staan. Woningcorporaties hebben in het geval van (1) Flexibel Wonen, Rotterdam-Rijnmond (2) Nieuwe Energie, Leiden en (3) Begeleid Wonen, Hoogezand, aan de basis van deze nieuwe woonvormen gestaan; het gaat respectievelijk om (1) De Nieuwe Unie/Woonstad Rotterdam, Com- Wonen en PWS, (2) Portaal en (3) Lefier. Maar ook bij Yes, Amsterdam, is een woningcorporatie betrokken (Eigen Haard). In het geval van Omnizorg ligt het initiatief bij de gemeente, en ’t Groene Sticht is een burgerinitiatief.
DOCUMENT
Hoe kunnen we een eerlijker toetscultuur creëren voor nieuwkomers in het Nederlandse rekenonderwijs? In dit boekje zijn de praktijkopbrengsten van het onderzoeksproject ‘Multi-Assessment: meertalig toetsen van nieuwkomers bij rekenen’ te vinden. Vijf basisscholen geven een rijke beschrijving van de nieuwe toetspraktijken die zij hebben ontwikkeld en uitgevoerd om beter zicht te krijgen op het rekenpotentieel van hun leerlingen. Voorafgaand aan deze beschrijvingen vind je een korte inleiding vanuit de theorie en afsluitend geven we de belangrijkste conclusies vanuit het onderzoek en een blik op de toekomst mee. Hiermee willen we leerkrachten inspireren die aan de slag willen met het eerlijker toetsen van meertalige leerlingen in hun rekenonderwijs. Ook is het boekje interessant voor schoolleiders, bestuurders en beleidsmakers die willen gaan voor gelijke kansen van nieuwkomers in het (reken)onderwijs en een indruk willen krijgen van de rol die meertalig toetsen daarin kan spelen. Deze publicatie komt voort uit het onderzoeksproject ‘Multi-assessment: meertalig toetsen van nieuwkomers bij rekenen van lectoraat Meertaligheid en Onderwijs van de Hogeschool Utrecht.
DOCUMENT
Het zal niemand ontgaan zijn dat het druk was in de natuur. In de coronatijd zijn er zo’n 30 procent meer mensen in natuurgebieden dan normaal. Het was zo druk dat Natuurmonumenten verkondigde: 'Geheel tegen onze natuur in roepen wij mensen op niet naar de natuur te komen.' Dat gaf een dubbel gevoel: natuur heeft positieve effecten op de gezondheid van mensen en hopelijk leiden die nieuwe natuurervaringen tot meer binding met de natuur. Maar de negatieve effecten noopten tot ingrijpen: kans op besmetting, verstoring van de natuur, mensen die elkaar in de weg zitten, zoals wandelaars en mountainbikers.
DOCUMENT