Sinds de invoering van de Wet Passend onderwijs zijn leerkrachten in het regulier primair onderwijs verantwoordelijk voor het aanbieden van een passend onderwijsaanbod voor alle kinderen. Hiertoe behoren ook leerlingen met een autismespectrumstoornis (ASS). Kinderen met ASS hebben onder andere moeite met sociale interactie. Omdat onduidelijk is welke ondersteuningsvormen toepasbaar zijn in de klas en passen bij de specifieke behoeftes van ASS-leerlingen, richt deze thematische overzichtsstudie zich op de volgende onderzoeksvraag: Wat is er in de literatuur bekend over de ondersteuningsbehoeftes van kinderen met een autismespectrumstoornis en welke ondersteuningsvormen uit effectieve interventies gericht op het verbeteren van de sociale interactie op school sluiten aan bij deze ondersteuningsbehoeftes? Om tot een selectie van relevante literatuur te komen zijn twee search strings opgesteld waarmee in diverse databases is gezocht: één gericht op ondersteuningsbehoeftes en één op ondersteuningsvormen. De titels en abstracts van 994 artikelen zijn gescreend op basis van vooraf opgestelde inclusiecriteria (algemene criteria, zoals doelgroep én inhoudelijke criteria, zoals focus op ASS). De overgebleven artikelen zijn met leesschema’s gericht op de methode en ondersteuningsbehoeftes en -vormen, geanalyseerd. Hierbij zijn de kenmerken van ASS, zoals gedefinieerd in de DSM-V, gehanteerd: sociaal-emotionele wederkerigheid, non-verbale communicatie en relaties. 68 artikelen zijn uiteindelijk opgenomen in ons overzicht.Op het gebied van sociaal-emotionele wederkerigheid zijn de volgende behoeftes gevonden: sociale vaardigheid ontwikkelen, wederkerige interactie stimuleren, sociaal-emotioneel begrip vergroten en taalvaardigheid verbeteren. Met betrekking tot non-verbale communicatie kwam naar voren dat het nodig is om non-verbaal gedrag en de integratie van non-verbaal gedrag met verbaal gedrag te verbeteren. Op het gebied van relaties kwam naar voren dat het nodig is om te ondersteunen bij: het ontwikkelen en verbeteren van relaties, joint engagement/spel en sociaal gewenst gedrag. Meisjes en cognitief vaardige leerlingen en hun specifiekere ondersteuningsbehoeftes vallen minder op. Ook leerlingen met bijkomende problemen die meer op voorgrond liggen (bijvoorbeeld een angststoornis) en hun specifiekere ondersteuningsbehoeftes kunnen minder opvallen. De interventies die in de literatuur zijn gevonden zijn sociale vaardigheidstrainingen en interventies waarbij óf de leeftijdsgenoten, óf volwassenen óf beide doelgroepen getraind worden. Binnen deze interventies worden diverse ondersteuningsvormen genoemd en/of gecombineerd: directe instructie waarbij een vaardigheid of gedrag wordt uitgelegd, aanwijzingen worden gegeven, goed gedrag wordt aangespoord en bekrachtigd; video-modeling waarbij een sociale situatie wordt voorgedaan met behulp van een video of game; modeling door volwassenen of medeleerlingen waarbij vaardigheden worden voorgedaan; modeling door zichzelf waarbij kaarten worden gebruikt ter herinnering aan de geleerde vaardigheden; social stories waarbij specifiek sociaal gedrag met de gewenste reactie wordt omgeschreven.De interventies richten zich meestal niet op één enkele ondersteuningsbehoefte, maar op meerdere. De meeste interventies uit onze selectie die zich richten op wederkerige sociaal-emotionele interactie blijken sociale vaardigheidstrainingen te zijn. Hierbij is een veel voorkomende ondersteuningsvorm directe instructie. Ook interventies waarbij de leeftijdsgenoten worden getraind om gedrag voor te doen, komen veel voor. Wat betreft non-verbale communicatie blijken sociale vaardigheidstrainingen gericht op emoties, gebaren en richten van de blik het meeste voor te komen. Hierbij wordt modeling door volwassenen, medeleerlingen en/of video ingezet. De meeste interventies die zich richten op relaties zijn interventies waarbij medeleerlingen getraind worden en een sociaal netwerk rondom de ASS-leerling wordt gevormd. Vormen van ondersteuning zijn modeling door leeftijdsgenoten die bijvoorbeeld laten zien hoe je kunt spelen. Opvallend is dat de interventies niet gericht zijn op specifiekere ondersteuningsbehoeftes van doelgroepen die minder opvallen, zoals meisjes. Daarnaast richt ondersteuning zich met name op klachten en minder op krachten. Vanwege de inclusie in het regulier onderwijs van ASS-leerlingen is het van belang om de ondersteuning af te stemmen op de unieke behoeftes en de talenten van het individu in de natuurlijke setting van de klas.
DOCUMENT
Over het belang van professionele communicatieve vaardigheden voor financials.
MULTIFILE
In het artikel "Liever een humanoïde of een niet-humanoïde robot op de winkelvloer?" (Van de Sanden et al., 2024) onderzochten Stephanie van de Sanden, Ewout Nas, Jacqueline Arnoldy, Tibert Verhagen, Filip Otten en Koen Hindriks welke type sociale robot beter past binnen een winkelomgeving: de mensachtige humanoïde robot Pepper of de functioneel ontworpen niet-humanoïde robot Temi. Gedurende drie weken werden beide robots ingezet bij Tuincentrum Osdorp om klanten advies te geven over potgrond. Uit een vragenlijst onder 224 klanten blijkt dat Pepper beter scoort op passendheid bij de winkelcontext, geschiktheid voor adviestaken en het verrijken van de klantbeleving. Klanten ervoeren Pepper als socialer, geloofwaardiger en meer verwant aan menselijke medewerkers, mede dankzij zijn uiterlijk en non-verbale communicatie. Toch concluderen de auteurs dat de keuze voor een robot afhangt van de specifieke taak, winkelinrichting en kosten: voor advies lijkt een humanoïde robot meerwaarde te hebben, terwijl voor bijvoorbeeld navigatie een mobiel en minder complex model als Temi praktischer kan zijn.
MULTIFILE
Mensen met ervaringskennis aan het woord laten in filmpjes of brieven maakt de communicatie persoonlijker en inlevender. Uit interviews bleek dat mensen met een smalle beurs een voorkeur hadden voor een filmpje waarin een voormalige cliënt van schuldhulpverlening vertelde over haar ervaringen. Dat filmpje trok de aandacht door het persoonlijke verhaal wat erin verteld werd. Het filmpje straalde ook meer empathie en een oordeelvrije houding uit en gaf mensen het gevoel niet de enige te zijn die met financiële problemen kampen. Deze verkenning levert eerste aanwijzingen op voor de meerwaarde van ervaringskennis meerwaarde in de communicatie via filmpjes. De werkzame bestanddelen die in directe communicatie naar voren komen, blijken ook via een filmpje te worden behaald. In het rapport zitten naast deze resultaten nog praktische tips voor wie zelf aan de slag wil met ervaringskennis in communicatie. Dit onderzoek is onderdeel van het onderzoek naar vroegsignalering in het kader van het project Eerder uit de schulden. In december 2023 zijn de succesfactoren van de Vroeg Eropaf-aanpak van de gemeente Amsterdam gepubliceerd in het achtergrondrapport ‘Vroeg Eropaf-aanpak binnen de gemeente Amsterdam – wat werkt?’. Ook werden drie verbeterslagen van vroegsignaleringsmethoden onderzocht. Een van die verbeterslagen was dit kwalitatieve onderzoek naar de meerwaarde van ervaringskennis onderzochten Susanne Tonnon en Laura Nuiver de toegevoegde waarde van de inzet van ervaringskennis in de communicatie rondom vroegsignalering.
DOCUMENT
Automutilatie vertrekt vanuit een noodsituatie. Het is een poging tot evacuatie van ondraaglijke inhouden, tot vermindering van onnoembare spanningen, tot non-verbale communicatie… Het is vaak een vorm van zich behelpen zonder appel op of tussenkomst van de ander en gaat dan gepaard met verstomming, zwijgen of verzwijgen. Daden nemen de plaats in van woorden. Hier en daar kan automutilatie evolueren tot een soort verslaving of addictie, die in een spielerei wel eens met één d geschreven wordt: a-dictie. Zonder spreken. Binnen de hulpverlening is het in elk geval van het grootste belang een professionele houding en inzet te bewaren tegenover dit soms traumatiserend verschijnsel. Het is geen sinecure om de neiging tot reageren vanuit diverse negatieve gevoelens door te denken, te verteren en te bevatten. Automutilatie is een uiterst gevoelig en complex thema dat menig GGZ-werker voor bijzondere uitdagingen plaatst. Conform het profiel van deze boekenreeks wordt een en ander vanuit diverse theoretische en klinische perspectieven belicht. Zo wordt gezorgd voor meerdere kaarten die er hopelijk (nu eens naast, dan weer op elkaar) toe bijdragen een duister en onherbergzaam gebied te helpen ontsluiten.
MULTIFILE
Non-verbale, ervaringsgerichte behandelinterventies zoals vaktherapie zijn een belangrijk onderdeel van het behandelaanbod voor mensen met een lichte verstandelijke beperking (LVB) binnen de gespecialiseerde ggz-instellingen. In de praktijk valt op dat mensen met LVB en bijkomende problematiek binnen hun eigen leefomgeving nauwelijks een beroep kunnen doen op vaktherapie. En dat terwijl we in de zorg een verplaatsing zien van wonen in een instelling naar het blijven wonen in de wijk. Vaktherapeuten vragen zich af hoe ze mee kunnen bewegen in deze ontwikkelingen en hun aanbod meer in de leefomgeving van mensen met LVB kunnen laten plaatsvinden. Als antwoord op deze vraag is in het onderzoek ‘(Be)leef in de wijk’ een kader voor samenwerking ontwikkeld en geëvalueerd.
DOCUMENT
Het SaP-initiatief (Student as Partners) bij Inholland beoogt de relatie tussen studenten en docenten te versterken door partnerschap te stimuleren in het onderwijsproces. Dit houdt in dat studenten actief betrokken worden bij curriculumontwikkeling en andere onderwijs gerelateerde besluitvorming. Dit project heeft een methode en diverse instrumenten ontwikkeld, zoals de SaP-radar, om de dialoog te bevorderen en verbeteringen in het onderwijs aan te moedigen. Door middel van workshops zijn waardevolle inzichten verkregen, zoals het belang van gelijkwaardigheid, flexibiliteit, en open dialoog tussen studenten en docenten. De SaP-radar methode heeft ook onverwachte aspecten blootgelegd, zoals de discrepantie tussen verbale en non-verbale communicatie en de uitdagingen rond machtsbalans en afhankelijkheid. Het project benadrukt de noodzaak van continue evaluatie, feedback, en training om effectief partnerschap te bereiken.
DOCUMENT
Hoewel mediation in opkomst is en steeds meer gemeengoed wordt, weten ook heel veel mensen niet precies wat mediation inhoudt. Voor deze mensen is dit boek geschreven. Het boek is een praktische wegwijzer voor iedereen die iets over mediation wil weten. Op zeer beknopte en overzichtelijke wijze wordt het mediationproces, de spelregels en de vaardigheden en technieken die bij mediation van toepassing zijn, beschreven. Het boek is als volgt opgebouwd: In hoofdstuk 1 wordt de vraag wat is mediation aan de orde gesteld en beantwoord. De conflicthanteringsmethode mediation wordt bekeken naast andere oplossingsmethoden. Het begrip mediaton wordt gedefinieerd en de voor- en nadelen van mediation komen aan de orde. In hoofdstuk 2 is er aandacht voor het mediationproces. De mediationovereenkomst, de verschillende fasen in het mediationproces en de vaststellingsovereenkomst worden beschreven. In hoofdstuk 3 wordt er aandacht besteed aan het fenomeen communicatie. Communicatie is op drie manieren met mediation verbonden. Miscommunicatie vormt vrijwel altijd de aanleiding tot het conflict. Het conflict drukt zich uit in de communicatie tussen de betrokken partijen en communicatie is het middel bij uitstek dat wordt ingezet om de conflicten op te lossen. In hoofdstuk 4 worden de mediationvaardigheden en - technieken: luisteren, vragen stellen, herformuleren, spiegelen, samenvatten, metacommunicatie, schillen en vooruitzien nader uitgewerkt. Hoofdstuk 5 beschrijft de toepassingen van de vragen in de verschillende fasen van het mediationproces en hoofdstuk 6 biedt een overzicht van enkele valkuilen voor de mediator. Hoofdstuk 7 beschrijft informatie over het Nederlands Mediation Instituut (NMI).
DOCUMENT
In de afgelopen jaren hebben technologische ontwikkelingen de aard van dienstverlening ingrijpend veranderd (Huang & Rust, 2018). Technologie wordt steeds vaker ingezet om menselijke servicemedewerkers te vervangen of te ondersteunen (Larivière et al., 2017; Wirtz et al., 2018). Dit stelt dienstverleners in staat om meer klanten te bedienen met minder werknemers, waardoor de operationele efficiëntie toeneemt (Beatson et al., 2007). Deze operationele efficiëntie leidt weer tot lagere kosten en een groter concurrentievermogen. Ook voor klanten kan de inzet van technologie voordelen hebben, zoals betere toegankelijkheid en consistentie, tijd- en kostenbesparing en (de perceptie van) meer controle over het serviceproces (Curran & Meuter, 2005). Mede vanwege deze beoogde voordelen is de inzet van technologie in service-interacties de afgelopen twee decennia exponentieel gegroeid. De inzet van zogenaamde conversational agents is een van de belangrijkste manieren waarop dienstverleners technologie kunnen inzetten om menselijke servicemedewerkers te ondersteunen of vervangen (Gartner, 2021). Conversational agents zijn geautomatiseerde gesprekspartners die menselijk communicatief gedrag nabootsen (Laranjo et al., 2018; Schuetzler et al., 2018). Er bestaan grofweg drie soorten conversational agents: chatbots, avatars, en robots. Chatbots zijn applicaties die geen virtuele of fysieke belichaming hebben en voornamelijk communiceren via gesproken of geschreven verbale communicatie (Araujo, 2018;Dale, 2016). Avatars hebben een virtuele belichaming, waardoor ze ook non-verbale signalen kunnen gebruiken om te communiceren, zoals glimlachen en knikken (Cassell, 2000). Robots, ten slotte, hebben een fysieke belichaming, waardoor ze ook fysiek contact kunnen hebben met gebruikers (Fink, 2012). Conversational agents onderscheiden zich door hun vermogen om menselijk gedrag te vertonen in service-interacties, maar op de vraag ‘hoe menselijk is wenselijk?’ bestaat nog geen eenduidig antwoord. Conversational agents als sociale actoren Om succesvol te zijn als dienstverlener, is kwalitatief hoogwaardige interactie tussen servicemedewerkers en klanten van cruciaal belang (Palmatier et al., 2006). Dit komt omdat klanten hun percepties van een servicemedewerker (bijv. vriendelijkheid, bekwaamheid) ontlenen aan diens uiterlijk en verbale en non verbale gedrag (Nickson et al., 2005; Specht et al., 2007; Sundaram & Webster, 2000). Deze klantpercepties beïnvloeden belangrijke aspecten van de relatie tussen klanten en dienstverleners, zoals vertrouwen en betrokkenheid, die op hun beurt intentie tot gebruik, mond-tot-mondreclame, loyaliteit en samenwerking beïnvloeden (Hennig-Thurau, 2004; Palmatier et al., 2006).Er is groeiend bewijs dat de uiterlijke kenmerken en communicatieve gedragingen (hierna: menselijke communicatieve gedragingen) die percepties van klanten positief beïnvloeden, ook effectief zijn wanneer ze worden toegepast door conversational agents (B.R. Duffy, 2003; Holtgraves et al., 2007). Het zogenaamde ‘Computers Als Sociale Actoren’ (CASA paradigma vertrekt vanuit de aanname dat mensen de neiging hebben om onbewust sociale regels en gedragingen toe te passen in interacties met computers, ondanks het feit dat ze weten dat deze computers levenloos zijn (Nass et al., 1994). Dit kan verder worden verklaard door het fenomeen antropomorfisme (Epley et al., 2007; Novak & Hoffman, 2019). Antropomorfisme houdt in dat de aanwezigheid van mensachtige kenmerken of gedragingen in niet-menselijke agenten, onbewust cognitieve schema's voor menselijke interactie activeert (Aggarwal & McGill, 2007; M.K. Lee et al., 2010). Door computers te antropomorfiseren komen mensen tegemoet aan hun eigen behoefte aan sociale verbinding en begrip van de sociale omgeving (Epley et al., 2007; Waytz et al., 2010). Dit heeft echter ook tot gevolg dat mensen cognitieve schema’s voor sociale perceptie toepassen op conversational agents.
DOCUMENT