Het boek ontwikkelt in discussie met de sociologische traditie en met behulp van de ideaaltypische methode een integraal model van professionaliteit waarin de waardevolle kern, de innerlijke samenhang en de contextuele positionering centraal staan. Bijzondere aandacht wordt besteed aan de identiteit en de positie van professionals. Het model is geschikt als referentiekader voor reflectie op professioneel functioneren en voor onderzoek van professionele praktijken. Het boek is tegelijk goed toegankelijk en goed onderbouwd, en daarmee zowel interessant voor praktijkgerichte professionals als voor sociale wetenschappers.
LINK
We leven in een uiterst complexe wereld en er moet dus goed nagedacht worden over hoe we studenten opleiden om te kunnen omgaan met deze complexiteit. Daarnaast moeten we als pedagogen en docenten ook de complexiteit van ons eigen werkveld erkennen. Dit vraagt om een houding die reflectie en afweging benadrukt. In dit hoofdstuk zal ik daarom verkennen hoe complexiteit een rol speelt in de onderwijspraktijk, teneinde mijn visie uiteen te zetten over wat goed onderwijs zou moeten zijn.
DOCUMENT
In Loes Houweling, Willemieke de Jong, Hans de Deckere & Hester Viëtor (Eds.), De staat van de pedagogiek - Analytisch, opbrengstgericht en visionair. Amsterdam: SWP
DOCUMENT
De kwaliteit van het onderwijs ligt onder een vergrootglas. De professionele ontwikkeling van leraren wordt daarbij gezien als belangrijk -misschien zelfs het belangrijkste - instrument. De vraag is echter waar die professionele ontwikkeling toe moet leiden. Wanneer noemen we het onderwijs goed, op grond van welk criterium? En wie bepaalt zo’n criterium? Leraren hebben soms het gevoel in een spagaat te zitten. Ze voelen de druk van alles wat er van ze verwacht wordt, de extern opgelegde normen waar ze aan moeten voldoen. Tegelijkertijd kunnen ze die normen slecht rijmen met de complexiteit waar ze in hun klas, met hun leerlingen, dagelijks voor staan. Goed onderwijs ontstaat als leraren niet alleen de juiste competenties hebben, maar ook als persoon leraar zijn. De kennis, vaardigheden en protocollen krijgen pas betekenis door de persoonlijke gekleurde afwegingen in de dagelijkse praktijk die leraren maken. Die afwegingen hebben vaak een morele dimensie. Een leraar zal zich hier bewust van moeten zijn en ook de persoonlijke, moreel geladen dimensie van het leraarsvak moeten kunnen ontwikkelen.
DOCUMENT
In dit artikel geef ik eerst een beknopt overzicht van de ontwikkelingsgeschiedenis van normatieve professionalisering. Dit kan onmogelijk recht doen aan de rijkdom en diversiteit van de benadering (zie verder Van Ewijk, 2013) Daarna probeer ik een bijdrage aan deze benadering te leveren. Leidend hierbij zijn drie vragen: Is het voor de theorie en praktijk van normatieve professionalisering niet wenselijk dat (1) de intrinsieke samenhang tussen normativiteit en professionaliteit wordt verhelderd, (2) het einddoel van normatieve professionalisering als ontwikkelproces wordt benoemd, en (3) dit ontwikkelproces in kaar wordt gebracht?
DOCUMENT
De afgelopen jaren heeft in het Onderzoeksnetwerk Normatieve Professionalisering onder de bezielende leiding van Harry Kunneman en Hans van Ewijk een bezinning plaatsgevonden op funderende teksten voor de traditie van normatieve professionalisering. Dit artikel is ontstaan naar aanleiding van de bespreking van enkele teksten van Donald Schön over de reflectieve praktijkwerker. Het is niet moeilijk aan te tonen dat het gedachtegoed van Schön een belangrijke inspiratiebron is geweest en gebleven voor normatieve professionalisering; tegelijk blijft het concept van de reflectieve praktijkwerker een belangrijke uitdaging om met name de pragmatische aspecten van professionele praktijken volledig recht te doen.
LINK
Onder invloed van het streven naar hogere onderwijsopbrengsten staat professionalisering van leraren hoog op de agenda van beleidsmakers bij overheid en schoolbesturen. De gangbare visie op professionalisering beperkt zich daarbij vaak tot de instrumentele kant. Wassink en Bakker stellen daar het perspectief van normatieve professionalisering tegenover. Zij betogen dat het van belang is een goede balans te houden tussen beide perspectieven. Ze onderbouwen dit met een casus en leggen de verbinding met de rol van de schoolleider.
DOCUMENT
In het beroepsprofiel van de maatschappelijk werker worden drie aspecten van professionaliteit onderscheiden: normatief, technisch- instrumenteel en persoonlijk. In dit artikel pleit Ed de Jonge voor een vierde vorm: collectieve professionaliteit. Collectieve professionalisering kan een waardevolle bijdrage leveren aan de verdere versterking van sociaal werk.
DOCUMENT
Mijn stelling is dat normatieve professionalisering, in ons geval de professionalisering van leraren, een vorm is van levensbeschouwelijke vorming. Dat geldt zowel voor de professionalisering in de initiële opleidingen als voor de voortgaande ontwikkeling als professional in het onderwijs. Ik ga daarbij uit van een brede opvatting van levensbeschouwelijke vorming, waarbij het bij levensbeschouwing in een variant op de definitie van Brümmer, gaat om: ‘het totale complex van normen, idealen en eschatologische verwachtingen in het licht waarvan iemand zijn levenshouding richt en beoordeelt; een complex dat in zekere mate innerlijke consistentie vertoont en dat in zekere mate wordt geïntegreerd door eengrondovertuiging die eraan ten grondslag ligt’ (variant op Brümmer, 1975, 131-132) Bij een levensbeschouwing hoeft het in deze opvatting niet per se en primair te gaan om een gearticuleerde levensvisie, geworteld in een seculiere of religieuze traditie. Dat kan wel, maar hoeft niet en moet al helemaal niet als vanzelfsprekend worden voorondersteld. In het verlengde daarvan gaat het bij vorming dan ook om meer dan socialisatie en enculturatie. Het is de relatie tussen de begrippen Levensbeschouwelijke vorming, en hun relatie tot normatieve professionalisering, waar het in deze rede over gaat. Het verbinden van Levensbeschouwelijke vorming en Normatieve professionalisering, waarbij de laatste een concretisering van de eerste is, ervaar ik als een spannende onderneming en voor het opleiden van leraren staat er daarmee ook veel op het spel. Ik wil in deze openbare les deze verbinding graag nader verkennen.
DOCUMENT
Overzichtsuitgave bij het 10-jarig bestaan van de gecombineerde onderzoeksgroep LEVO/NP, bestaande uit de leerstoelgroep Levensbeschouwelijke Vorming aan de Universiteit Utrecht (UU) en het lectoraat Normatieve Professionalisering aan de Hogeschool Utrecht (HU). Met bijdragen van: Cok Bakker, Bram de Muynck, Inge Versteegt, Bas van den Berg, Elsbeth Vogel, Anne-Marije de Bruin-Wassinkmaat, George Lengkeek, Gertie Blaauwendraad, Peter Mesker, Dian Fluijt, Edwin van der Zande, Anouk Zuurmond, Jeannette den Ouden, Pim Klamer, Koen Wessels, Saro Lozano Parra, Robert Mentink, Anita Emans, Eline Belgraver, Marije Verkerk, Mathilde Tempelman-Lam, Nicolina Montessori, Ina ter Avest, Remco Coppoolse en Margreeth Kloppenburg.
DOCUMENT