De afgelopen tijd zat ik al in zelf-verkozen afzondering. Ik wilde beter doorgronden hoe gedachten over veiligheid en onveiligheid zich door de samenleving verspreiden. Onze normale, lineaire manier van denken schiet hier namelijk tekort; om verder te komen hebben we complexiteitsdenken nodig. Dus legde ik mij de afgelopen tijd toe op het integreren van de studie van veiligheidsbeleving met complexity science. Door die bril ga je de samenleving zien als een complex adaptive system, met mechanismen en patronen die pas opvallen als je het lineaire denken loslaat. Met vooral ook de combinatorial explosion van interacties tussen de verschillende ‘agenten’ in dat systeem (mensen, organisaties) die verklaart hoe gedachten over (on)veiligheid zich veel sneller verspreiden dan we vanuit ons lineaire denken gewend zijn. Niet toevallig noemen we dat in het dagelijkse spraakgebruik het ‘viraal’ gaan van informatie: het gaat om exact hetzelfde patroon als waarmee virussen zich verspreiden. Complexiteitsdenken laat zien dat dat harder en onverbiddelijker gaat dan we geneigd zijn te denken. Dat is het eerste punt dat ons tot voorzichtigheid moet manen.
LINK
In dit krantenartikel wordt verslag gedaan van mijn werkzaamheden op diverse festivals, met als doelstelling het in kaart brengen van bestedingseffecten dmv verschillende methoden en technieken.
DOCUMENT
De algemene gezondheidstoestand van de bevolking wordt veelal gemeten met de RAND-36 item Health Survey. De afkorting RAND verwijst naar de Amerikaanse onderzoeksorganisatie voor ‘Research and Development’ die de vragenlijst ontwikkelde. In 2012 is door Fontys en partners een longitudinaal veldonderzoek gestart met als doelstelling het in kaart brengen van factoren die van invloed zijn op het gebruik van technologie ter bevordering van het zelfstandig wonen door ouderen. In totaal worden 50 deelnemers van 70 jaar of ouder, vier jaar lang elke acht maanden geïnterviewd. Tevens worden er enkele vragenlijsten afgenomen waaronder twee vragen uit de RAND-36 waarvan een item luidt: ‘Ik ben net zo gezond als andere mensen die ik ken’. Tijdens dit onderzoek is gebleken dat sommige deelnemers die zichzelf gezonder vinden dan andere mensen die zij kennen, de stelling ontkennend beantwoorden maar daarmee onbedoeld een antwoordcategorie invullen die zich vertaalt in een lagere score voor de ervaren gezondheidstoestand. Het op deze manier invullen van dit item kan daardoor leiden tot een onderschatting van de algemene gezondheidstoestand van ouderen.
DOCUMENT
Full text beschikbaar met HU-account. Het evalueren van de effectiviteit van een complexe interventie in een gerandomiseerde klinische trial is niet eenvoudig.1,2) In de literatuur wordt een interventie als effectief beschouwd wanneer er een positief resultaat op de primaire uitkomst is gevonden. Echter, om de validiteit en betrouwbaarheid van een interventie te beoordelen is kennis nodig over de mate waarin de interventie is uitgevoerd als gepland, ofwel de interventiegetrouwheid.3) Daarnaast geeft kennis over interventiegetrouwheid inzicht in hoeverre de implementatie succesvol was en daadwerkelijk een bijdrage heeft kunnen leveren aan de geobserveerde uitkomsten.
DOCUMENT
Doel onderzoek Het doel van voorliggend onderzoek is om in kaart te brengen welke kosten ontstaan door schulden en waar die kosten neerslaan. Kosten zijn in dit kader heel eng opgevat, te weten: ‘uitgaven in euro’s’. Iedereen die ervaring heeft met schuldenproblematiek of bekend is met mensen met schulden weet dat de kosten van schuldenproblematiek ook immaterieel zijn. De waarde van zaken zoals chronische stress, fysieke en mentale gezondheidsproblemen, gevoelens van schaamte en eenzaamheid zijn moeilijk in euro’s uit te drukken. Toch is in dit onderzoek geprobeerd de kosten van schuldenproblematiek zoveel als mogelijk in euro’s uit te drukken. Inzicht daarin is relevant omdat er in het publieke debat een stevige roep klinkt om de schuldenproblematiek terug te dringen. Het aanpakken van problemen vraagt niet alleen politiek en maatschappelijk draagvlak. Het vraagt ook investeringen. Zicht op kosten kan een bijdrage leveren aan de afwegingen welke investeringen gepleegd worden om met welke maatregelen en welke zekerheden dan ook een probleem aan te pakken. Schulden leiden tot substantiele kosten Om in beeld te brengen tot welke kosten schuldenproblematiek leidt en waar die kosten neerslaan, is een literatuurstudie verricht. Er is in kaart gebracht welke kosten schuldenproblematiek veroorzaakt. Indien beschikbaar zijn de kosten uitgedrukt in euro’s. In het totaal leverde het onderzoek 43 posten op waar schuldenproblematiek kosten veroorzaakt. Voor 19 posten geldt dat in beeld gebracht kon worden welke kosten daarmee gemoeid zijn. De optelsom komt uit op €8,5 miljard. Ruim de helft daarvan ligt bij werkgevers en ontstaat door lagere arbeidsproductiviteit en verzuimkosten. Ook voor oninbare vorderingen en kosten van uitkeringen worden hoge kosten geschat. Het is niet mogelijk om in te schatten welke waarde de 24 ontbrekende posten bij benadering hebben, maar het is duidelijk dat daar ook grote posten als (een deel van de) bijzondere bijstand, gezondheidszorg door specialisten en bijdragen van vrijwilligers en goede doelen bijhoren. De belangrijkste conclusie die dit onderzoek oplevert, is dat schuldenproblematiek leidt tot (zeer) substantiële jaarlijkse kosten op heel veel verschillende terreinen. Kanttekening Onder een berekening van de kosten van schuldenproblematiek ligt bijna onvermijdelijk de hoop dat als de schuldenproblematiek wordt opgelost al deze kosten worden bespaard. Dit is een illusie. In Nederland is veel terrein te winnen op zowel het voorkomen van schulden als het - als deze toch ontstaan - oplossen van schulden. Het is weliswaar aannemelijk dat een substantieel deel van de in dit onderzoek gepresenteerde kosten kunnen worden voorkomen door preventie van schuldenproblematiek én het tijdig oplossen van schulden. Tegelijkertijd is het ten aanzien van het oplossen schulden van belang om bij deze bijna onvermijdelijke en terechte hoop een kanttekening te plaatsen. Want, het wegnemen van schulden betekent niet automatisch dat alle in dit rapport opgevoerde kosten verdwijnen. Hier liggen drie oorzaken aan ten grondslag. Ten eerste, schuldenproblematiek kent vele achterliggende oorzaken. Het structureel oplossen van schuldenproblematiek vergt dat de achterliggende oorzaken van schuldenproblematiek worden aangepakt. Anders ontstaat immers het risico dat schuldenproblematiek verwordt tot een draaideurfenomeen. Ten tweede, schulden maken deel uit van een kluwen aan problemen. Binnen een kluwen aan problemen is het veelal niet mogelijk het precieze aandeel van de schulden aan te wijzen. Het wegnemen van schulden zal er niet per definitie toe leiden dat alle met de schulden samenhangende problemen verdwijnen (en dus dat die kosten wegvallen). Ten derde, het is van belang te realiseren dat sommige problemen lang kunnen doorwerken in het leven van mensen, zoals bijvoorbeeld mentale problemen (depressie, PTSS) die zijn ontstaan door schuldenproblematiek. 8 Beperkingen Bij het lezen van de resultaten is het van belang om drie beperkingen in het achterhoofd te houden. In de eerste plaats heeft het onderzoek veel inzicht opgeleverd in de kosten die schulden veroorzaken, maar is dat op veel deelterreinen niet gelukt. De opgenomen totale kosten vormen dan ook een stevige onderschatting. Ten tweede zijn maar voor een zeer beperkt deel van de kosten zijn de daadwerkelijke kosten van schuldenproblematiek beschikbaar. Voor het merendeel van de gepresenteerde kosten geldt echter dat het schattingen zijn. Tot slot is vanwege het gebruik van stevige aannames en/of het combineren van gegevens uit verschillende onderliggende bronnen gekozen voor optimale transparantie. Dat betekent concreet dat de berekeningen in onaangepaste vorm worden gepresenteerd, zonder update naar een recent jaar, afronding (met uitzondering van de overzichtstabel) of (niet op feiten gebaseerde) intervalschattingen. Relatie tot andere onderzoeken Het verrichte onderzoek is het eerste in haar soort. Niet eerder werd op deze manier in beeld gebracht op welke terreinen schuldenproblematiek welke kosten veroorzaakt en hoe deze kosten tot stand komen. Wel werden er eerder onderzoeken verricht naar de kosten van de aanpak van schulden of de kosten en baten van schuldhulpverlening. Het meest geciteerde onderzoek in dat kader is afkomstig van de Argumentenfabriek en dateert uit 20201. In dit veel geciteerde rapport staat dat de kosten van problematische schulden €17 miljard bedragen. De claim is gebaseerd op onderzoek door APE uit 20112. In dat onderzoek is de €17 miljard echter niet te herleiden. Andere onderzoeken hadden enkel betrekking op de kosten in bepaalde domeinen. In dit licht kunnen de rekensommen in het voorliggende rapport op basis van bestaande literatuur en data worden beschouwd als een belangrijke brede onderbouwing van de kosten van schuldenproblematiek in Nederland.
DOCUMENT
De inzet van risicotaxatie-instrumenten om op een gestructureerde en wetenschappelijk onderbouwde manier uitspraken te doen over recidiverisico’s is in de afgelopen decennia steeds meer gemeengoed geworden binnen het justitiële kader en de forensische zorg. Risicotaxatie-instrumenten worden breed ingezet, onder andere bij pro justitia-onderzoeken, bij advisering en toezicht door de reclassering en binnen de klinische en ambulante forensische zorg. Aan de uitkomsten van risicotaxaties wordt binnen de rechtspraak en het forensische veld tegenwoordig veel waarde gehecht en deze hebben grote invloed op beslissingen omtrent zowel de berechting als de (vervolg)trajecten van delinquenten. De risicotaxatie-instrumenten die in de praktijk worden gebruikt om uitspraken te doen over de kans op herhaling van delinquent gedrag steunen op een grote hoeveelheid wetenschappelijk onderzoek. Veel onderzoek is gedaan naar de betrouwbaarheid en validiteit van veelgebruikte risicotaxatie-instrumenten. Afgezet hiertegen valt op dat onderzoek naar hoe de communicatie over de uitkomst van een risicotaxatie naar de rechter of naar andere belanghebbenden verloopt nog schaars is. Een wezenlijke vraag is of de ontvangende partij de uitkomst van een uitgevoerde risicotaxatie begrijpt en interpreteert op de manier zoals deze door de uitvoerder is bedoeld. Inzicht hierin is van belang, omdat een foutief begrip of onjuiste interpretatie van de uitkomst van een risicotaxatie tot over- of onderschatting van recidiverisico’s kan leiden en tot (gerechtelijke) besluiten die niet passen bij het door de professional ingeschatte recidiverisico, ondanks het gebruik van betrouwbare en valide instrumenten. Hierbij kan een onderschatting van de recidiverisico’s leiden tot het onterecht toekennen van vrijheden aan de onderzochte, met potentieel maatschappelijke risico’s. Overschatting van recidiverisico’s kan daarentegen leiden tot overmatige inperking van vrijheden, wat de rechten van de onderzochte potentieel schaadt.
LINK
Recent onderzoek naar de effecten van bedrijfsopheffingen onderschat de economische gevolgen. Cijfers over de macro-economische gevolgen van (mislukte) bedrijfsoverdrachten ontbreken in het geheel. Het gebrek aan dergelijk onderzoek is verbazingwekkend gezien de snel vergrijzende ondernemerspopulatie in Nederland. Daarnaast is de impact van bedrijfsoverdrachten op de economie naar verwachting groter dan die van opheffingen.
DOCUMENT
De huidige preventiecampagne rond COVID-19 wil ons tot meer hygiëne en meer ‘sociale afstand’ brengen om zo het besmettingsrisico te verkleinen. Het is een breedspectrum-campagne langs de weg van het fear appeal, waarin de ernst van het risico ons tot verstandig gedrag moet bewegen. Dat is een mooie gedachte, maar – zoals ik al eerder schreef – niet genoeg. We kunnen ons na afgelopen weekend wellicht beklagen dat ‘veel mensen zo dom zijn om zich niet verstandig te gedragen’, maar het lijkt me gepaster om onszelf af te vragen ‘hoe konden we zo naïef zijn om te denken dat dit voldoende zou werken’? Zeker omdat er de dagen ervoor al genoeg signalen van het tegendeel te zien waren?
LINK
De eiwitbehoefte wordt voornamelijk bepaald door de hoeveelheid vetvrije massa (VVM) in het lichaam. In de praktijk wordt de eiwitbehoefte echter gebaseerd op het lichaamsgewicht. In dit onderzoek is de eiwitbehoefte op basis van gemeten VVM vergeleken met de eiwitbehoefte bepaald op basis van gemetenlichaamsgewicht, gecorrigeerd lichaamsgewicht en geschatte VVM met de formule van Gallagher. De onderzoeksvraag luidde: ‘Welke methoden om de eiwitbehoefte te berekenen zijn het beste vergelijkbaar met de referentiemethode: gemeten VVM x 1,5 g eiwit/kg?’MethodeDeze vraag werd onderzocht in twee populaties. De eerste populatie was de ANAC-populatie (Amsterdam Nutritional Assessment Center, Hogeschool van Amsterdam): relatief gezonde volwassenen met overgewicht en obesitas. De tweede populatie was de VUmc-populatie: klinische en poliklinische patiënten met zeer uiteenlopende ziektebeelden. De VVM werd gemeten met BOD POD (ANAC) en bio-elektrische impedantie-analyse (BIA) (VUmc). Drie methoden om de eiwitbehoefte te berekenen werden vergeleken met de referentiemethode (gemeten VVM x 1,5 g eiwit/kg):A. Gemeten lichaamsgewicht x 1,2 g eiwit/kgB. Gecorrigeerd lichaamsgewicht x 1,2 g eiwit/kg (correctie: gewicht bij BMI 20 voor personen met ondergewicht(BMI<18,5) en gewicht bij BMI 27,5 voor personen met overgewicht (BMI>30))C. Geschatte VVM x 1,5 g eiwit/kg. De schatting is uitgevoerd met de formule van Gallagher.De gemiddelde afwijking met spreiding en standaardafwijking werd gebruikt om de validiteit te toetsen van de drie methoden om de eiwitbehoefte te berekenen. Een over- of onderschatting van 5% werd gedefinieerd als klinisch relevant.ResultatenDe afwijking bij methode A was klein in de groep met ondergewicht en groot bij de groep met overgewicht en obesitas. Slechts bij 1% van de obese personen werd de eiwitbehoefte met methode A juist geschat. Dit verbeterde met methode B naar 15-33%. Methode C was voor alle groepen, met uitzondering van depersonen met ondergewicht, het gunstigst. De afwijking varieerde van 14 gram onderschatting tot 28 gram overschatting. Bij 38-54% van de personen met overgewicht en obesitas werd de eiwitbehoefte juist geschat.ConclusieEr is vooral bij overgewicht en obesitas een forse variatie tussen de verschillende methoden voor het berekenen van de eiwitbehoefte. De berekening van de eiwitbehoefte op basis van de gemeten VVM heeft de voorkeur. Als dit niet mogelijk is, volstaat bij deze groep een aanpassing van het gewicht in de berekening naar een gewicht bij BMI 27,5 niet. Toepassing van de formule van Gallagher om de VVM te schatten en daarmee de eiwitbehoefte te berekenen, geeft vooral voor personen met overgewicht en obesitas een betereovereenkomst met de eiwitbehoefte per kilogram gemeten VVM.
DOCUMENT
De digitale leefwereld van jongeren brengt nieuwe uitdagingen met zich mee voor wijkprofessionals in het sociaal en veiligheidsdomein. Hoe krijg je als gebiedsgebonden professional bijvoorbeeld zicht op risicovolle activiteiten die zich in de grenzeloze online wereld afspelen? Het antwoord: met vakmensen die wijk en web weten te verbinden. Een belangrijk deel van het leven van jongeren speelt zich online af. Dat hoeft zeker niet problematisch te zijn. In coronatijd was online contact voor jongeren vaak de enige toegestane vorm van contact met klasgenoten en vrienden. Wijkprofessionals vanuit politie en jongerenwerk krijgen echter ook de keerzijden te zien, bleek uit twintig gesprekken die wij voerden. We spraken met operationeel specialisten bij de politie, (digitale) wijkagenten en jongerenwerkers. En met professionals van de politie en de gemeente die betrokken zijn bij Persoonsgerichte aanpak (PGA)-trajecten en het Zorg- en Veiligheidshuis in Den Haag en omgeving.
MULTIFILE