Een aantal studieonderdelen van de Fontys-opleiding Technische Informatica, met name op het gebied van de Industriële Automatisering worden nader toegelicht. In het begin van de opleiding zijn er oriënterende eenheden, zoals de module Productiesystemen (PRS) en het project Industriële Automatisering (ProIA). Bij PRS wordt het onderwijs uitgevoerd in de vorm van theorie- en practicumopdrachten, respectievelijk individueel en in groepen. Bij ProIA wordt een praktijkproject nagebootst. In het vierde jaar zijn er voor studenten die de afstudeervariant Industriële Automatisering hebben gekozen specialisatiemodulen en een project op dit gebied. Er wordt vooral aandacht besteed aan de onderwijsvormen, die in het eerste deel van de opleiding worden toegepast. In de loop der jaren is een lesmodule op gebied van Industriële Automatisering "uitgeëvolueerd" tot zijn huidige vorm. Sinds IA een afstudeervariant is geworden binnen de opleiding Technische Informatica zijn daar nog een aantal onderwijsvormen bij gekomen met name in de vorm van practica en projecten op dit gebied.
DOCUMENT
Het hoofddoel van deze studie is het verkrijgen van inzicht in welke factoren van het honoursonderwijs een meerwaarde opleveren voor het leren van studenten in honoursprogramma’s. Deze studie draagt hiermee bij aan kennis over de relatie tussen excellentiebevorderend onderwijs enerzijds en leergedrag en motivatie van studenten anderzijds. De praktische relevantie van deze studie ligt in het ontwikkelen van kennis voor het opzetten en verbeteren van talentgericht doceren, ter bevordering van het professionaliseren van docenten. In deze studie wordt bestudeerd wat volgens docenten de meerwaarde voor studenten is van honoursonderwijs. In deze exploratieve kwalitatieve interviewstudie werden twaalf docenten in drie verschillende honoursprogramma’s voor talentvolle bachelorstudenten bevraagd over hun opvattingen. De meerwaarde van hethonoursonderwijs voor studenten wordt volgens de docenten gekenmerkt door: (1) studentgerichtheid; (2) gebruik van andersoortige onderwijsvormen; (3) nadruk op ‘inquiry-based’ strategieën; (4) gerichtheid op kritisch en creatief denken; (5) hoge verwachtingen en ambitieuze doelen; en (6) kleinschaligheid en interdisciplinair karakter. Deze resultaten worden besproken en geïllustreerd met interviewfragmenten. Tevens worden de resultaten gerelateerd aan professionalisering voor docenten in honoursprogramma’s in het hoger onderwijs.
DOCUMENT
De projecten op gebied van "Integrated Product Development" (IPD) bij Fontys worden beschreven. Aan de orde komen de verschillende vormen, waarin deze projecten in de loop der jaren zijn uitgevoerd en de samenwerkingsverbanden die hieruit zijn ontstaan. Er wordt aandacht besteed aan de onderwijsvormen, die hierbij worden toegepast. Tenslotte worden de belangrijkste leereffecten van deze projecten vastgesteld en wordt stilgestaan bij het belang van participatie in deze projecten door informaticastudenten.
DOCUMENT
In dit essay wordt gekeken naar de digitale wereld van jongeren, hoe jongeren daardoor veranderen en welke alternatieven voor de huidige school (of: alternatieve bronnen van leren) in de digitale wereld zijn te vinden. Aansluitend wordt aangegeven hoe gebruik kan worden gemaakt van werkvormen uit diezelfde digitale wereld om juist ook binnen ons onderwijs – of in het verlengde daarvan - leerlingen en studenten stevig uit te rusten met die competenties die van belang zijn voor de doorstroming naar de arbeidsmarkt. Hoe kan het onderwijs leerlingen en studenten zo goed mogelijk voorbereiden op verantwoord maatschappelijk functioneren? Maar ook: hoe wordt het mogelijk àlle docenten zo ver te krijgen stappen te zetten in de digitale wereld en innovatief leren samen met leerlingen uit te proberen? Het essay bevat mijn eigen mening hierover, gebaseerd op (onderzoek naar) de hedendaagse onderwijspraktijk. De hierna beschreven verandermogelijkheden voor onderwijs en leren zijn niet bedoeld om het traditioneler onderwijs in zijn geheel zo maar te vervangen. Het is nooit verstandig om nieuwe vormen van leren en onderwijs te grootschalig in te voeren, zeker niet als er nog onvoldoende kennis is over en ervaring met werkingen en bijwerkingen. Wél is het belangrijk dat overal de noodzakelijke, maar overzienbare stappen worden gezet in de aangegeven richting. Begeleidend onderzoek bij al die stappen (pilots) moet zich richten op de manier waarop leerlingen in nieuwe onderwijsvormen leren, wat ze daadwerkelijk opsteken en hoe ze dit waarderen. Maar natuurlijk ook op de veranderende rollen voor leraren, wat zij ervanvinden en moeten weten en kunnen voordat ze optimaal in dergelijke onderwijsvormen worden ingezet.
DOCUMENT
Recensie van Berkel, H. van et al. (1993) Beoordelen in het onderwijs: een handleiding voor het construeren van toetsen en het evalueren van leerdoelen en onderwijsvormen
DOCUMENT
Presentatie Congres voor lerarenopleiders, VELONconferentie Zwolle, 10 en 11 maart 2014.Een jong team lerarenopleiders werkt aan de eigen professionalisering door het gebruik van de methode Krachtig Meesterschap, waarbij zij werkt aan haar eigen handelingsreportoire en als team leren. De centrale vragen binnen hun intervisietraject waren: • Hoe kunnen we leren werken met de methode Krachtig Meesterschap toegepast in het eigen team?• Hoe leren we als team?• Hoe geven we vorm aan een duurzame vorm van professionalisering? • Is deze aanpak geschikte eerste stap naar een leven lang leren?Het team heeft aan de hand van videobeelden van de eigen lespraktijk leerpunten in beeld gebracht, geanalyseerd en interventies bedacht die opnieuw getest zijn aan de hand van nieuw videomateriaal in de eigen lespraktijk. Deze werkwijze heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan hun eigen self-efficacy. Het resultaat van deze werkwijze is ook dat zij samen hun eigen teamcultuur hebben gecreëerd, die gekenmerkt wordt door openheid en transparant zijn over je eigen werkwijze als docent. De opbrengst is een team dat nieuwe onderwijsvormen uitprobeert aan de hand van hun eigen invulling van hun rol als docent.
DOCUMENT
Deze inventarisatie is uitgevoerd om inzicht te geven in de ontwikkelingen van het excellentieonderwijs in het Hoger Beroepsonderwijs (HBO). Doel is in beeld te krijgen hoe het excellentieonderwijs in het Nederlandse HBO er voor staat en wat mogelijke knelpunten en succesfactoren zijn. Nevendoelen zijn het vinden van manieren om het excellentieonderwijs meer handen en voeten te geven, het aantal deelnemende studenten en docenten te vergroten en de mogelijke wisselwerking tussen excellentieonderwijs en regulier onderwijs te vergroten. In de huidige inventarisatie wordt voortgebouwd op eerdere inventarisaties die zijn uitgevoerd in het HBO en het wetenschappelijk onderwijs (WO). In deze inventarisatie is de focus verlegd van aantallen programma’s naar inhoud, doelen en aantallen studenten. Onderzocht werd:1. welke positie de HBO-instellingen innemen wat betreft het aanbod van excellentieonderwijs;2. hoe de ontwikkeling van dit excellentieonderwijs inclusief aantallen studenten en programma’s in de tijd verloopt;3. wat de gevolgen voor het excellentieonderwijs zijn van interventies die door het ministerie van OCW zijn uitgevoerd, namelijk het Ruim Baan voor Talent programma en het Sirius Programma.Bovenstaande onderwerpen werden bekeken voor alle bekostigde HBO-instellingen in Nederland, en per instelling ook voor alle subdomeinen (schools/faculteiten) in het studiejaar 2009-2010. De resultaten van de inventarisatie laten zien dat het aanbod aan programma’s sterk is gegroeid deafgelopen jaren. In negentien van de in totaal 40 bekostigde hogescholen werden in het studiejaar 2009-2010 excellentieprogramma’s aangeboden. Uit de inventarisatie blijkt verder dat de instellingen een eigen visie op excellentie hebben. Inhoudelijk zijn er grote verschillen in omvang van programma’s, organisatie van het onderwijs, onderwijsvormen, selectie van excellente studenten en doelen die nagestreefd worden. Het aantal studenten dat deelnam aan een excellentieprogramma bleef laag met 0,2% van de HBO bachelorstudenten. Door recente overheidsstimulering vanuit het Sirius Programma wordt in de komende jaren een sterke toename verwacht in het aantal studenten dat deelneemt aan excellentieonderwijs. Er is ook een aantal hogescholen waar momenteel geen excellentieprogramma’s aangeboden worden. Nader onderzoek is nodig om te analyseren waarom sommige hogescholen geen excellentieprogramma’s aanbieden. Naar aanleiding van deze inventarisatie komt een groot aantal vragen naar boven over de doelenen de impact van het excellentieonderwijs bij de hogescholen. Het is nog onduidelijk of er een verband is tussen de doelstelling en de organisatie van de excellentieprogramma’s, en in hoeverre het excellentieonderwijs aansluit op de vraag vanuit het werkveld en de maatschappij naar de excellente studenten. Tevens is er reflectie nodig op de kenmerken en kwaliteit van het excellentieonderwijs en hoe hun resultaten in de toekomst gemeten kunnen worden.
DOCUMENT
Nieuwe onderwijsvormen onderzoeken terwijl je ze ontwerpt en uittest in de praktijk, dat is de kern van onderwijskundig ontwerponderzoek (OO). Hoewel steeds vaker toegepast in het hoger onderwijs, is deze onderzoeksvorm bij velen nog onbekend. ‘OO is geen wetenschap die verschijnselen beschrijft of verklaart, het doel is kennis te ontwikkelen om daarmee iets te veranderen in de werkelijkheid.'
DOCUMENT
Een praktisch artikel over het ontwerp van SLB 2.0: bouwstenen voor een nieuwe, toekomstbestendige vorm van studieloopbaanbegeleiding. Door nieuwe onderwijsvormen neemt ook de vraag naar een nieuw ontwerp voor studieloopbaanbe-geleiding (SLB) toe. Dit artikel beschrijft de eerste inzichten voor ‘SLB 2.0’, waarin ontwerpcriteria worden geformuleerd voor een toekomstbestendige en meer geïntegreerde vorm van SLB.
MULTIFILE