In de geestelijke gezondheidszorg wordt in toenemende mate wetenschappelijk onderzoek gedaan, vooral in het kader van opleidingen. Er is onbekendheid met de regelgeving en ethiek bij beginnend onderzoekers. Zorgvuldige overwegingen - conform de richtlijnen voor good clinical practice (gcp) en medisch-ethische toetsing, worden daardoor lang niet altijd gemaakt. DOEL Beschrijven van praktische handvatten en stimuleren van het medisch-ethische denken bij patiëntgebonden onderzoek in de geestelijke gezondheidszorg. METHODE In dit artikel wordt een op de praktijkbehoefte gebaseerd overzicht van praktische handvatten en ethische overwegingen gegeven. RESULTATEN Dit artikel benadrukt dat onderzoekers reeds vóór de start van het onderzoek belangrijke afwegingen dienen te maken. Instructies daarvoor en richtlijnen voor medisch-ethische toetsing zijn te vinden in: het richtsnoer voor good clinical practice, het stroomschema van de Centrale Commissie Mensgebonden Onderzoek (ccmo) met de bijbehorende e-learningmodule en in de basiscursus ‘Regelgeving en organisatie voor klinisch onderzoekers’(brok). Praktische tips, geïllustreerd met voorbeelden, schetsen een kader om het medisch-ethisch denken te stimuleren. Tot slot is het van belang om de organisatorische inbedding van onderzoek in het kader van opleidingen te verbeteren. CONCLUSIE Basisinformatie over gcp en medisch-ethische toetsing bij patiëntgebonden onderzoek is via diverse kanalen beschikbaar. De uitdaging zit vooral in de inbedding van gcp in patiëntgebonden onderzoek door beginnend onderzoekers in de ggz.
DOCUMENT
In de uitnodiging voor deze les wordt de vraag opgeworpen wat kwartiermaken betekent voor de opleiding tot sociale professional in tijden van materiële en morele onzekerheid. Zygmunt Bauman (2011) spreekt over vloeibare tijden waarin zowel instituties als het individuele leven vloeibaar, dat wil zeggen onzeker zijn. Dat leidt tot enerzijds desintegratie van het sociale leven en een teloorgang van bestaande instituties van collectief handelen. Van de mens wordt gevraagd flexibel te zijn en zich aan te passen aan de snelheid waarmee het bestaande vervloeit. Daarmee creëren deze vloeibare tijden hun eigen vreemdelingen; hun eigen harde grenzen tussen binnenstaanders en buitenstaanders (Schinkel, 2011). In het slothoofdstuk Utopia in een tijd van onzekerheid geeft Bauman ons als het ware de opdracht mee om te identificeren wie en wat die harde grenzen doen voortbestaan en om ruimte te geven aan tegenkrachten: de vreemdelingen en buitenstaanders en hun bondgenoten. Om hen te helpen om de druk om te aanvaarden zoals het is, te weerstaan. Na een persoonlijke inleiding introduceer ik in het navolgende kwartiermaken als een praktijk waarin wordt geprobeerd maatschappelijke contexten van bedoelde en onbedoelde uitsluiting te beïnvloeden. Voor het werken aan gastvrijheid voor vreemdheid zijn filosofische reflecties behulpzaam gebleken. Dat laat ik zien in het tweede hoofdstuk. Het derde hoofdstuk geeft weer hoe ik aankijk tegen onderzoek en welke thema’s ik bij de kop wil vatten. In het vierde hoofdstuk besluit ik met de opdracht die ik zie voor het onderwijs in deze vloeibare tijden. Tussendoor komt een drietal kwartiermakers aan bod.
DOCUMENT
In de jaren tachtig en negentig verschenen verschillende adviezen van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) over arbeidsparticipatie. Alle hadden tot doel de vicieuze cirkel van hoge werkloosheid en stijging van de arbeidsproductiviteit te doorbreken. Die vicieuze cirkel werkte als volgt: er is een hoge werkloosheid, daardoor wordt een groot beroep op de sociale zekerheid gedaan, als gevolg daarvan zijn de loonkosten erg hoog, daardoor wordt de arbeidsproductiviteit opgedreven, daardoor wordt de uitval uit het arbeidsproces hoog, met als gevolg dat de werkloosheid toeneemt, enzovoorts. De methode die de WRR voorstelde om deze vicieuze cirkel te doorbreken was het coute que coute verhogen van de arbeidsparticipatie. U hoort het: “een overheid die pleit voor een groei van de arbeidsparticipatie om te voorkomen dat de bedrijven de arbeidsproductiviteit steeds verder opdrijven!” Waarom is het nú de AWVN die een zodanig groot belang hecht aan de groei van de arbeidsparticipatie naast de stijging van de arbeidsproductiviteit? Dat zou je toch niet verwachten van een werkgeversvereniging die het als haar primaire taak ziet de belangen van haar leden te behartigen. Geven de werkgevers in 2008 wellicht een andere inhoud aan het begrip arbeidsparticipatie dan politici en wetenschappers in de jaren tachtig? Gaat het hen alleen om onze economie, of speelt ook solidariteit met zwakke groepen op de arbeidsmarkt een rol? En ook als het alleen om economie gaat, verdragen in dat geval vergroting van de arbeidsproductiviteit en toename van de arbeidsparticipatie elkaar? Over dit spanningsveld tussen arbeidsproductiviteit en arbeidsparticipatie wil ik het vandaag met u hebben.
DOCUMENT
Debates about social theory and social policy are highly fragmented and unclear in subject and direction. A recognised paradigm is failing. Maybe we have to accept that social reality is not to reconstruct in social theory. But we certainly need social theorists and social theories to support citizens, policy makers and social workers in improving social reality. Social reality in post modern societies is to be characterized by problematic relationships among citizens and between citizens and the public sector and by a sharp rise in problematic behaviour. The affluent society has failed to create a more sensitive world where people behave more socially. The dominant social problem is no longer seen from a social economic perspective but from a social cultural one. Social competences and social capital are considerer to be essential assets to cope with life in post modern society. For people weak ties and thin trust are essential to integrate into society. Thick trust and strong ties can bind people to much and cause inflexibility. The current social problem is a matter of designing a social world where relationships and behaviour are fair and reasonable. It asks for an interesting and creative social policy and social work, not too much stressing the problematic issues but encouraging people to trust each other. Current social policy is too much focused on the needs and problems. It has to change into a more expressive social policy, a policy that people challenges to express them and to create new relationships. Social behaviour asks for flexibility and creativity, for being authentic and playing roles. Scientists, policymakers, social workers and citizens are in the same field and have access to the same knowledge.
DOCUMENT
In de openbare geestelijke gezondheidszorg is bemoeizorg al een tijdje bekend. Hulpverleners proberen daarbij in contact te komen met ‘zorgwekkende zorgmijders’; een risicogroep van mensen met vaak complexe en meervoudige problematiek die zelf niet om hulp vragen.
LINK
De Centrale Cliëntenraad van de Geestelijke Gezondheidszorg Eindhoven en de Kempen (GGzE) organiseerde in april 1996 een conferentie over cliëntenparticipatie. Onderwerp van gesprek was hoe die participatie in de individuele behandeling beter tot z'n recht kon komen. Dit heeft geleid tot een cursus waarin hulpverleners getraind worden door cliënt-ervaringsdeskundigen. ln deze bijdrage vertellen de trainers over de opzet von de cursus en hun ervoringen ermee in het afgelopen jaar.
LINK
Het is een eer om met deze openbare lezing het ambt van hoogleraar Vaktherapie te aanvaarden. Temeer omdat dit de allereerste leerstoel Vaktherapie in Nederland is. Een bijzonder domein van behandelingen voor mensen met psychische aandoeningen en psychosociale klachten dat sinds jaren is ingebed in de geestelijke gezondheidszorg en in sectoren als de ouderenzorg, somatische zorg, basis- en voortgezet onderwijs. ‘Waarom nu pas?’ ‘Waarom is deze of een vergelijkbare, leerstoel niet eerder ingesteld, wetende dat deze behandelingen al jaren worden toegepast binnen de zorg en daarbuiten?’ Er zijn in Nederland veel vaktherapeuten, circa 5800. In vergelijking met de ongeveer 6700 psychotherapeuten in Nederland (Centraal Bureau voor de Statistiek, 2018), is het dus geen klein gebied. Er is ook de actieve Federatie Vaktherapeutische Beroepen, dit is de koepelorganisatie van de verenigingen van vaktherapeutische disciplines. Ik ga daar later nog iets over te zeggen en over de ontwikkelingen die er momenteel gaande zijn. In het buitenland zijn er wel leerstoelen op dit gebied. Dus waarom nu pas een leerstoel Vaktherapie?
DOCUMENT
Bijzondere Openbare Les. Het lectoraat Participatie, Zorg en Ondersteuning maakt deel uit van het Kenniscentrum Sociale Innovatie. Dit is een van de vier kenniscentra van Hogeschool Utrecht. Het lectoraat werkt al vijftien jaar, samen met de beroepspraktijk en het onderwijs, aan kennis over het vergroten van mogelijkheden voor mensen in kwetsbare posities, met name als er sprake is van een psychische, verstandelijke of lichamelijke beperking. In deze publicatie kijken we terug en staan we stil bij ontwikkelingen en perspectieven. In het eerste deel neem ik u mee langs de ontwikkelingen in zorg en welzijn. Met de hervorming van de langdurige zorg en de decentralisatie van taken van het rijk naar de gemeenten, de zogenaamde transitie, is er sinds 2015 veel aan het veranderen. De transitie ging niet alleen gepaard met een bezuiniging, maar ook met een verandering in waardenperspectief, ook wel transformatie genoemd. De verantwoordelijkheid voor de zorg werd weer teruggelegd bij mensen zelf. Onder de noemer ‘participatiesamenleving’ raakten termen als ‘eigen kracht’, ‘burgerkracht’ en ‘doe-democratie’ in zwang. Maar ook was er een kanteling van verticale verhoudingen (tussen overheid en burger, tussen professional en cliënt) naar meer horizontale verhoudingen, waarbij ‘zorgen dat’ het ‘zorgen voor’ ging vervangen. Hier passen termen bij als ‘dialoog’ en ‘co-creatie’. In deze publicatie plaats ik deze ontwikkelingen in een kritisch perspectief. Het perspectief dat ik kies, passend bij ons lectoraat, is dat van mensen voor wie eigen kracht en eigen regie niet zo vanzelfsprekend zijn. Bijvoorbeeld omdat cognitieve of lichamelijke beperkingen deze in de weg zitten. Ik verken wat de betekenis van sociaal werk (en gezondheidszorg) is voor de vijf procent van de bevolking die aan de andere kant staat van de lijn die hen scheidt van de Nederlanders die hun levenssituatie, volgens recent SCP-onderzoek, als ‘goed’ beoordelen. Hierbij pleit ik voor sociaal werk als ‘welzijnszorg’, bestaande uit drie dimensies die met elkaar verbonden zijn: persoonsgerichte, samenlevingsgerichte en systeemgerichte zorg. Centraal staan de vragen: hoe kunnen we werken aan sociale inclusie, en hoe kan sociaal werk hieraan bijdragen?
DOCUMENT
Demand Driven Care plays a key role in the modernization of the Dutch health care system. This modernization is needed because a) clients needs for care increases quantitatively as well as in diversity, b) the financial means for collective services are inadequate, c) the accessibility of health care will depend on clients own responsibility, and d) shortage of professional care givers is foreseen. In the Netherlands, the need for professional care givers increases with an average of 2% every year. Demand Driven Care is an instrument for liberalization of public activities. The Faculty Chair Demand Driven Care focuses on those activities that will contribute to sufficient care supply. Within the program of the chair, activities are executed under the theme of Integrated Care, Substitution, Patient Centred Care, and Home Care Technology with an emphasis on gerontechnology. The Faculty Chair wants to contribute to a better integration and coherence in care. So that clients live and function independently as long as possible and are able to enhance their self management. In addition, health care professionals should be aware of demand driven processes and should have a demand driven attitude towards clients.
DOCUMENT
Openbare les Dr. Saskia A.M. Wijsbroek. Verschuivende ideeën over ontwikkeling en identiteit van jeugdigen kunnen voortvarender geïntegreerd worden in het denken en handelen binnen het jeugddomein. Bestaande concepten en werkwijzen dienen daartoe verder ontwikkeld te worden, om zo meer ruimte te maken voor het combineren van kennis uit drie kennisbronnen: wetenschappelijke kennis, ervaringskennis van burgers en praktijkkennis van professionals. Dit proces wordt optimaal zichtbaar in de alliantie tussen professional, jeugdige en gezinsleden.
DOCUMENT