Het hoger beroepsonderwijs heeft het opleiden van studenten tot professionals die in staat zijn om kritisch te denken en zo kunnen bijdragen aan vernieuwing van de beroepspraktijk hoog in het vaandel staan. Wat ‘kritisch denken’ inhoudt, blijft echter vaag. In dit artikel wordt het kritische, ontregelende en bevrijdende denken van Friedrich Nietzsche, zoals verwoord in De vrolijke wetenschap (1999/1887), als uitgangspunt genomen om te onderzoeken hoe ‘kritisch denken’ een bij het hoger beroepsonderwijs passende inhoud kan worden gegeven. Wat zou het voor hedendaagse hbo-studenten en -docenten betekenen als studenten tot deze radicale vorm van kritisch denken worden opgeleid? De voor- en nadelen van het radicale, nietzscheaanse kritische denken worden afgewogen om zo tot een opvatting van kritisch denken te komen dat zowel recht doet aan de vrije, experimenterende en creërende geest van Nietzsche als aan de educatieve doeleinden van het hedendaagse hoger beroepsonderwijs.
MULTIFILE
Lectoraten van Hogeschool Utrecht, Hogeschool van Amsterdam en Fontys Hogeschool sloegen, in opdracht van Zestor, de handen ineen om onderzoek te doen naar de professionele ontwikkeling van hbo-docenten in teamverband. De praktijkkwestie die het vertrekpunt voor het onderzoek vormt, is: Hoe kunnen docententeams gezamenlijk leren om hun vakbekwaamheid en professionele identiteit te versterken?
DOCUMENT
Reactie op 'Verpleegkundigen opleiden voor de ggz' door Koekkoek e.a., in MGV november 2013 Mijn complimenten voor Bauke Koekkoek en zijn collega’s die een fraai overzicht bieden van het opleidingsstelsel voor (GGZ-)verpleegkundigen en de ontwikkelingen daarbinnen. Gezien de complexiteit van dit stelsel hebben nog maar weinigen een goed overzicht. Zeer informatief dus! Al lezende viel mij echter ook op dat de auteurs weinig stelling nemen en richting aangeven voor de toekomst. We hebben een variëteit aan opleidingen die we moeten koesteren en continueren, zo lijkt hun conclusie te zijn. Is dit niet weer te veel polderen in ons kleine kikkerlandje? Laten we nog eens kijken naar een aantal belangrijke en actuele punten.
DOCUMENT
Zes lectoren van Hogeschool Utrecht schreven elk een essay over de ontwikkeling van de beroepspraktijk in hun werkveld. Daaraan gekoppeld hebben wij talentvolle hbo-professionals uit datzelfde vakgebied geïnterviewd over de vraag wat zij geleerd hebben op de hogeschool, hoe ze dat in de praktijk toepassen en wat zij nu verder in de praktijk leren. De zes auteurs zijn: Piet Bakker, lector Crossmedia Content, Elly de Bruijn, lector Beroepsonderwijs, Lia van Doorn, lector Innovatieve Maatschappelijke Dienstverlening, Erik Puik, lector Microsysteemtechnologie/Embedded Systems, Hein Roelfsema, lector International Business and Innovation en Marieke Schuurmans, lector Verpleegkundige en Paramedische Zorg voor Mensen met Chronische Aandoeningen.
DOCUMENT
Wat moeten hbo-studenten kennen en kunnen om straks als professionals ouders en kinderen van diverse culturele achtergronden te ondersteunen bij hun opvoeding en ontwikkeling? Hoe moet zo'n leerproces en curriculum eruit zien, wat vraagt dit van docenten? Het rapport Opleiden en professionaliseren in diversiteit en opvoeding beschrijft kernbegrippen die met diversiteit en opleiden samenhangen en analyseert onderwijsonderdelen van het curriculum Pedagogiek en Social Work op diversiteitgevoeligheid. Management, studenten en docenten spreken zich uit over de noodzaak tot (meer) aandacht voor culturele diversiteit in de klas, in de lessen, in de beroepspraktijk. Diversiteit moet steviger, als een rode draad in het onderwijs verweven zijn.
DOCUMENT
Het gaat om een schets van de ontwikkeling van het HSAO in relatie tot ontwikkelingen in de samenleving, in het (hbo-) onderwijs en ontwikkelingen op het snijvlak van het HSAO met andere hbo-sectoren/opleidingen. Het blikt terug (historisch perspectief), schetst de huidige situatie en gaat in ieder geval in op de volgende vragen: ‐ Hoe heeft het HSAO c.q. de opleidingen als toeleveraar van sociale professionals gereageerd of ingespeeld op ontwikkelingen in de samenleving en hbo-brede ontwikkelingen; ‐ Wat is de maatschappelijke relevantie en het maatschappelijk rendement van het HSAO als toeleveraar van professionals en de betekenis van het HSAO voor de arbeidsmarkt van welzijn, zorg en hulpverlening, ook in verhouding tot mbo en wo; ‐ Wat waren de belangrijkste vraagstukken en dilemma’s waar de sector c.q. de opleidingen zich voor gesteld zag, hoe zijn deze getackeld dan wel doen zij zich nu nog voor, zoals: o Volume versus kwaliteit o Breed versus smal opleiden o Niveau bachelor in relatie tot mbo en tot hbo-masters o De verhouding kennis – vaardigheden – houding
DOCUMENT
Terwijl beroepen als advocaat, rechter en notaris al eeuwen bestaan en een duidelijk beroepsprofiel hebben, komt de hbo-jurist pas kijken. Het werkveld heeft vaak nog geen helder beeld van deze jongste loot aan de juridische boom. Ook instellingen die hbo-juristen opleiden, zoeken naar een afbakening van het beroep. In de praktijk is de opleiding hbo-rechten voor veel studenten een opstap naar een universitaire studie rechten. Bestaat de hbo-jurist als apart beroep wel? En zo ja, welke contouren heeft dat beroep?
DOCUMENT
Hoe studenten zo op te leiden dat ze als hulpverlener in een multi-etnische beroepspraktijk kunnen werken? Zodat ze in staat zijn om een brede groep ouders, kinderen en jongeren te begeleiden bij vragen en problemen die zich in de opvoeding en ontwikkeling voordoen? Docenten Pedagogiek van twee hogescholen hebben hun literatuurlijsten van het onderwijs gescreend, casuïstiek en werkvormen vernieuwd. Experts uit onderzoek, onderwijs en beroepspraktijk hebben advies gegeven, studenten kritische feedback. Het rapport geeft voorbeelden en aanbevelingen hoe diversiteitgevoelig onderwijs is te realiseren.
DOCUMENT
Sinds 2003 werk ik in het HBO. Het verhaal van het onderzoek in het hbo heb ik voor een groot gedeelte meegemaakt en deels ook mee gemaakt. Ik ben zeer vereerd dat ik aan dit verhaal een nieuw hoofdstuk mag toevoegen door het aanvaarden van de leerstoel Methodologie van Praktijkgericht Onderzoek aan Hogeschool Utrecht. De Hogeschool Utrecht (HU) is een ambitieuze hogeschool in een dynamische regio. Niet alleen ambitieus in onderwijs maar ook in onderzoek. De hogeschool is een ‘University of Applied Sciences’ omdat studenten behalve goed onderwijs ook onderzoek nodig hebben om een goede beroepsbeoefenaar te worden (Hogeschool Utrecht, 2014). De hogeschool wil groeien in praktijkgericht onderzoek van hoge kwaliteit. In die ambitie past het oprichten van het lectoraat Methodologie van Praktijkgericht Onderzoek (MPO). Het lectoraat heeft als doel een bijdrage te leveren aan de verdere professionalisering van het praktijkgericht onderzoek In Nederland. Het lectoraat is uniek doordat het zich richt op praktijkgericht onderzoek binnen alle verschillende disciplines in het hbo, van techniek tot educatie en gezondheidszorg tot de kunsten. Het hoger beroepsonderwijs levert via lectoraten al vijftien jaar een belangrijke bijdrage aan onze kenniseconomie. Het onderzoek in het hbo is in die tijd volwassen geworden en heeft zich een plaats verworven in de Nederlandse kennisinfrastructuur. Het onderzoek past bij het praktijkgerichte karakter van het hoger beroepsonderwijs. Het is praktische relevant en tegelijkertijd methodologisch grondig (Butter, 2013b). Voldoen aan deze twee eisen blijkt in de praktijk echter niet altijd eenvoudig. De spanning tussen beide is het thema van deze publicatie.
DOCUMENT
Om te kunnen functioneren in de huidige kennismaatschappij worden kritische en onderzoekende vaardigheden belangrijk geacht voor toekomstige professionals (De Boer, 2017). Hogescholen spelen een belangrijke rol in het opleiden van deze professionals en hebben mede daarom de wettelijke taak gekregen om onderzoek te doen en dit te integreren in het onderwijs (Griffioen & De Jong, 2015). Hoe dragen docenten, onderzoekers, onderzoek- en onderwijsmanagers in de dagelijkse praktijk bij aan het samenbrengen van onderzoek en onderwijs? Om deze vraag te beantwoorden werden N=61 interviews afgenomen met deze actoren binnen drie Nederlandse hogescholen. De resultaten laten zien dat de gedragsintenties die de respondenten bespreken verdeeld kunnen worden in drie categorieën: integratie van onderzoek in onderwijs; integratie van onderwijs in onderzoek; en het samenkomen van onderzoek en onderwijs. In de drie categorieën kan zowel ‘direct gedrag’ als ‘ondersteunend gedrag’ onderscheiden worden. Opvallend is dat de focus binnen de gedragsintenties ligt op het integreren van iets van onderzoek in het onderwijs, en in mindere mate van iets van onderwijs in het onderzoek. De implicaties van de resultaten en de opzet van het vervolgonderzoek worden bediscussieerd met het publiek tijdens het congres.
DOCUMENT