Ter ere van de officiële installatie van Jacomijn Hofstra als lector Rehabilitatie op 20 maart 2025 is dit magazine gemaakt waarin de thema’s van het lectoraat en een selectie van de onderzoeks- en innovatieprojecten worden gepresenteerd.
DOCUMENT
Dit lectoraat wil zich inzetten om NAH meer bekendheid te geven, algemeen maatschappelijk, in het beroepsonderwijs, maar ook in de zorg (ook onder professionals is NAH relatief onbekend en worden omvang en gevolgen van NAH onderschat). Het wil investeren in het beter begrijpen en beïnvloeden van participeren en het wil de gevolgen van NAH voor jongeren in kaart brengen, evenals de gevolgen voor het gezin. Op zoek naar factoren die bepalend zijn voor herstel, hoe komt het dat (bij een vergelijkbaar letsel) jongere A het redelijk doet en loopt B vast? Dit lectoraat wil participatieproblemen van jongeren met NAH gaan onderzoeken, dit is in Nederland niet eerder gedaan, en hierbij aansluiten bij recent onderzoek bij volwassenen, waaruit voorlopig blijkt dat vaardigheden als probleemoplossend vermogen en aanpakgedrag (coping) en gezins - en omgevingsfactoren participatiekansen sterk bepalen.
DOCUMENT
De opbouw van deze tekst is als volgt. Hoofdstuk 1 gaat over de aanleiding van deze openbare les: het feit dat maatschappelijke participatie steeds belangrijker wordt in onze samenleving. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de ontwikkeling van een beschermende verzorgingsstaat naar een activerende participatiesamenleving. Deze ontwikkeling heeft gevolgen voor de sociale sector en dus ook voor de professionals die erin werken. Van sociale professionals wordt niet zozeer verwacht dat ze participatieproblemen aankaarten of oplossen; ze worden gezien als intermediairs die burgers in staat stellen zelf verantwoordelijkheid te nemen. Sociale professionals worden dus geacht de individuele hulpvrager minder direct te ondersteunen en zich meer te richten op het versterken van de sociale netwerken van mensen en van de maatschappelijke contexten waarbinnen mensen zich begeven. Hoofdstuk 2 verbindt de hoofdstukken 1 en 3, maar is ook zelfstandig te lezen. Het hoofdstuk gaat erover dat sociale professionals nog niet echt gewend zijn systematisch inzicht te bieden in de effecten van hun handelen, terwijl bijvoorbeeld beleidsmakers hen daar wel steeds meer op aanspreken. Ten eerste zet ik uiteen waarom het zo belangrijk is om de opbrengsten van hun interventies beter zichtbaar te maken. En dat niet alleen voor beleidsmakers, maar ook voor sociale professionals zelf en voor de cliënten/burgers die van hen afhankelijk zijn. Ten tweede werk ik uit hoe de opbrengsten van sociale interventies, beter dan nu gebeurt, zichtbaar kunnen worden gemaakt; en wat onderzoek daaraan kan bijdragen. Daarbij bepleit ik een omslag in het denken van evidence naar evidentie. Dit pleidooi vormt het fundament voor het type onderzoek dat vanuit het lectoraat wordt geambieerd. In hoofdstuk 3 zet ik een aantal concrete onderzoeksprojecten op een rij die in het lectoraat ter hand zullen worden genomen. Bovendien werk ik de hoofdstelling van de oratie uit. Die luidt dat sociale professionals meer gebruik zouden kunnen maken van het inzicht dat het gedrag van mensen in belangrijke mate door contexten wordt bepaald. In het bijzonder zouden maatschappelijke contexten een grotere rol kunnen spelen bij het bevorderen van participatie van burgers. Nu grijpen de interventies van sociale professionals meestal direct aan op het gedrag van mensen, zoals therapieën om probleemgedrag tegen te gaan. Veel minder vaak worden interventies gedaan in een bredere, maatschappelijke context. Hoe zou dat wel kunnen gebeuren? En zou de participatie van burgers daarmee niet beter kunnen worden bevorderd dan met directe gedragsinterventies? Daarover formuleer ik vier stellingen. Elk van die stellingen licht ik toe met een van de lopende onderzoeksprojecten binnen het lectoraat. In combinatie met de algemene contouren van onderzoek die zijn geschetst in hoofdstuk 2, hoop ik zo een inspirerend en concreet beeld te geven van het onderzoek dat de komende jaren binnen het lectoraat zal worden uitgevoerd. Ten slotte ga ik in hoofdstuk 4 in op de betekenis van het lectoraat voor de faculteit Maatschappij & Recht aan Hogeschool Utrecht, en voor partijen buiten de hogeschool.
DOCUMENT
Het doel van de Wmo is om participatie van burgers te bevorderen en ondersteuning op maat te bieden bij mensen die dit nodig hebben. Het kenmerk van de Wmo is dat de participatie wordt bevorderd niet alleen door een beroep te doen op de inzet van professionals, maar ook op de inzet van sociale netwerken, vrijwilligersinitiatieven en wijkverbanden (VWS, 2011). In Welzijn Nieuwe Stijl (2010) is dit verwoord in één van de acht bakens. Baken vier beschrijft formele en informele zorg in optimale verhouding. “Dit betekent voor burgers, professionals en gemeenten een forse verandering van houding en aanpak, die breekt met de traditie van recht, of vanzelfsprekend een beroep kunnen doen op professionele ondersteuning”. Vrijwilligers dragen bij aan de participatie en zelfredzaamheid van anderen, maar ook aan onderlinge betrokkenheid. Het inzetten van vrijwilligers in een samenleving waar een groot appèl gedaan wordt op het zelfoplossend vermogen van de burger betekent dat de rol van de vrijwilliger verandert (www.invoeringwmo.nl). Professionele ondersteuning is kostbaar en vergt een kritische afweging van de keuze waar deze wel en waar niet moet worden ingezet. VWS vermeldt in haar brochure Welzijn Nieuwe Stijl (2010) “Vrijwilligerswerk moet - met behoud van eigenheid van vrijwillige inzet - ook krachtig gestimuleerd worden, mede omdat vrijwilligers een steeds belangrijkere functie in de samenleving te vervullen”.De Wmo werkplaats Noord richt zich op de ontwikkeling van de competenties van vrijwilligers in het toegankelijk maken van de ondersteuning tot maatschappelijke participatie van mensen met beperkingen. Het doel van de training is: Ontwikkeling van de competenties van vrijwilligers in het toegankelijk maken van de ondersteuning tot maatschappelijke participatie van mensen met beperkingen
DOCUMENT
Arbeidsmigranten worden aan hun lot overgelaten. De regering neemt aarzelend een regierol op zich, maar beperkt zich vooralsnog tot handhaving en huisvesting. Het faciliteren van maatschappelijke participatie van arbeidsmigranten wordt systematisch genegeerd.
LINK
Hogeschool Utrecht, Kenniscentrum Sociale Innovatie Gemeenten zijn vanaf 2015 voor een nog grotere groep kwetsbare burgers de toegangspoort tot ondersteuning bij het meedoen in de samenleving. Door de decentralisatie van de AWBZ begeleiding zal de vraag waarmee burgers naar de gemeente komen complexer worden. Gemeenten pakken deze complexe vraagstukken steeds meer op vanuit een brede blik, dat wil zeggen over levensterreinen heen en op het hele sociale domein (werk, inkomen, opvoeding, zorg en ondersteuning) Dit vraagt behoorlijk wat van de gespreksvoerder die het Gesprek voert met de burger. In deze Train-de-trainer bieden de Hanzehogeschool Groningen, Academie voor Sociale Studies – lectoraat Rehabilitatie; Hogeschool Utrecht, kenniscentrum sociale innovatie – lectoraat participatie, zorg en ondersteuning; en Movisie trainingsmateriaal voor de gespreksvoerder, zodat deze in staat is het gesprek op een goede manier te voeren. In deze training besteden we aandacht aan: 1. De context en het kader waarin het gesprek plaatsvindt. 2. Het Gesprek met verschillende doelgroepen. 3. Gesprekstechnieken en contactvaardigheden. 4. Integraal werken en netwerkversterking.
DOCUMENT
Gemeenten zijn vanaf 2015 voor een nog grotere groep kwetsbare burgers de toegangspoort tot ondersteuning bij het meedoen in de samenleving. Door de decentralisatie van de AWBZ begeleiding zal de vraag waarmee burgers naar de gemeente komen complexer worden. Gemeenten pakken deze complexe vraagstukken steeds meer op vanuit een brede blik, dat wil zeggen over levensterreinen heen en op het hele sociale domein (werk, inkomen, opvoeding, zorg en ondersteuning). Dit vraagt wat van de gespreksvoerder die, zoals in onderstaande infographic van het ministerie van VWS is weergegeven, het Gesprek voert met de burger.In deze Train-de-trainer bieden de Hanzehogeschool Groningen, Academie voor Sociale Studies - lectoraat Rehabilitatie; Hogeschool Utrecht, kenniscentrum sociale innovatie - lectoraat participatie, zorg en ondersteuning; en Movisie trainingsmateriaal voor de gespreksvoerder, zodat deze in staat is het gesprek op een goede manier te voeren. In deze training besteden we aandacht aan:1. De context en het kader waarin het gesprek plaatsvindt.2. Het Gesprek met verschillende doelgroepen.3. Gesprekstechnieken en contactvaardigheden.4. Integraal werken en netwerkversterking.
MULTIFILE
In een door het lectoraat Revalidatie uitgevoerd onderzoek bij jongeren met niet aangeboren hersenletsel (NAH) hebben veertien studenten van de Academie voor Gezondheid geparticipeerd. Bij jongeren hebben zij, twee jaar na het oplopen van hersenletsel door een ongeval of hersenaandoening, tijdens een huisbezoek, verschillende vragenlijsten over sociaal-maatschappelijke participatie afgenomen. In de periode voorjaar 2010 tot najaar 2012 zijn in vier wervingsrondes hoofdfase studenten via drie methoden geworven voor participatie in het NAH-onderzoek. In dit artikel worden werkwijze werving, voorbereiding en begeleiding van de studenten beschreven. De voorbereiding bestond uit informatieverstrekking en training. De begeleiding vond plaats in de vorm van supervisie. Studenten kwamen in dit onderzoek rechtstreeks en intensief met deelnemers in contact. Bij dit contact worden (beroeps)competenties op de proef gesteld: in vele opzichten een belangrijke aanvulling op hun opleiding. De belangrijkste aanbeveling is, dat studentenparticipatie in praktijkgericht onderzoek goed voorbereid en ondersteund moet worden en aanzienlijk makkelijker verloopt als dit onderdeel is van het curriculum van de opleiding. Ook zal participeren in analyse en verwerking van de onderzoeksgegevens naast dataverzameling meerwaarde voor de student hebben. ABSTRACT Fourteen students of the Academy of Health participated in a research about the social impact of acquired brain injury (ABI) in adolescents. This research was performed by the research group Rehabilitation. The students conducted several questionnaires about social functioning while visiting the adolescents with ABI at home, two years after the youths had suffered from brain injury, through accident or brain illness. During four selection rounds that took place between Spring 2010 and Autumn 2012, students were recruited by three methods to participate in the data collection of the ABI research. This article describes methods of recruitment, preparation and supervision of the selected students. The preparation consisted of education and training. The supervision consisted of feedback and encouragement. Students were in direct and intensive contact with participants during this research. Their (professional) competencies were therefore put to the test and in many respects this was an important addition to their education. The most important recommendation is that student participation be properly prepared and supported in practically oriented research and be a much more integrated component of the programme curriculum. In addition to data collection, participation in the analysis and processing of research data will also be of added value for the student.
DOCUMENT
Dit rapport geeft informatie over de training “Vrijwilligerswerk en de Wmo”, waarin de veranderende rol van de vrijwilliger door de komst van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo) wordt behandeld.Het rapport beschrijft de training en de informatie waarop de training is gebaseerd. Dit wordt uitgelegd in:1. Een inleiding waarin vragen aan bod komen zoals “Over welke vrijwilliger hebben we het”, “Wat zijn de kaders van waaruit gedacht wordt”? “Welke deskundigheid vragen we van vrijwilligers”,2. Informatie uit het werkveld over de doelstelling van de training. “Waar moet de training over gaan”? Hier wordt een verbinding gelegd met de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) die in haar document Het gesprek. Nieuwe doelgroepen, ander gesprek (2013) beschrijft wat deze doelgroepen betekenen voor de formele en informele steun binnen gemeenten.3. Informatie over de inhoud van de training gevolgd door de evaluatie van de training
DOCUMENT