De werkgroep VVE heeft onderzocht hoe de werving en toeleiding in de Indische buurt/ De Hoogte kan verbeteren zodanig dat alle kinderen die VVE nodig hebben, ook daadwerkelijk een professioneel en deskundig aanbod VVE kunnen volgen.De doelstelling van het VVE-beleid is om de ontwikkeling van kinderen uit autochtone en allochtone achterstandsgroepen te stimuleren, zodat hun kansen op een goede schoolloopbaan en maatschappelijke carrière worden vergroot. Onder de doelgroep vallen kinderen die het risico lopen op een achterstand. Doorgaans wordt gedacht aan de kinderen met een ‘gewicht’. Kinderen met een normaal ontwikkelingsverloop en kinderen die het risico lopen op een ontwikkelingsstoornis of gedragsproblemen vallen niet onder de doelgroep.De werkgroep heeft gekeken naar het huidige doelgroepbereik. Dit heeft inzicht gegeven in het deel dat nog niet bereikt wordt. Er zijn interviews gehouden met de betrokken werkgroepleden. Het bleek lastig te zijn om de gegevens van de twee- en driejarigen goed in kaart te brengen. Daarom is gekeken naar de vierjarigen op 1 januari 2010. Door het extrapoleren van de gegevens van de vierjarigen werd duidelijk dat in ieder geval 73% van de doelgroepkinderen bereikt wordt. Van de overige 27 % is niet duidelijk of er voorschoolse educatie is genoten. Slechts 8% van de doelgroepkinderen heeft helemaal geen voorschoolse instelling bezocht.Door het in kaart brengen van de gegevens van de vierjarigen werd duidelijk van welke voorschoolse instellingen deze kinderen afkomstig waren. Dit overzicht maakte de kindstromen inzichtelijk. Het blijkt dat de kinderen van veel verschillende voorschoolse instellingen komen. Dit feit bemoeilijkt mogelijk de doorgaande lijn.In de werkgroep is gesproken over hoe de screening van de doelgroep het beste uitgevoerd kan worden. Diverse screeningsinstrumenten zijn bekeken, waarbij eveneens gesproken is over wijkspecifieke kenmerken. Uiteindelijk is, mede vanwege het beleid van de gemeente, gekozen voor SNEL en de omgevingsanalyse. De werkgroep heeft, op basis van een bestaand stroomsschema, een bruikbaar schema voor deze doelgroepbepaling ontworpen.Naast de doelgroepbepaling en het doelgroepbereik is ook gekeken naar de wijze van toeleiding naar VVE. Door de interviews met de betrokken werd duidelijk dat er veel initiatieven zijn om de informatie actief bij de ouders te brengen. Naast de gerichte toeleiding door het consultatiebureau, de dreumesconsulent, COP en CJG hebben diverse projecten in de wijk ook het neveneffect toe te leiden. Vanwege het feit dat de informatievoorziening via verschillende kanalen plaatsvindt, is het nodig om goed af te stemmen. De werkgroep heeft daarom geadviseerd het 0-4 jarigenoverleg te behouden. Door het onderzoek werd eveneens duidelijk dat er een vaste route van signalering naar plaatsing nodig is. Daarom is, op basis van een bestaand schema, een stroomschema voor toeleiding ontworpen. De werkgroep heeft daarnaast een aantal adviezen geformuleerd om huidige toeleiding te verbeteren.De werkgroep is het jaar geëindigd met een aantal adviezen voor implementatie, waarbij een aantal instrumenten direct gericht kan worden ingevoerd.
DOCUMENT
Belevingsgerichte begeleiding is een vorm van begeleiden waarbij de gevoelens van de client en diens hulpvraag centraal staan. Het is een methode die wordt toegepast in diverse werkvelden, zoals de thuiszorg, de zorg voor verstandelijk gehandicapte mensen (snoezelen), maar ook binnen kinderdagverblijven en peuterspeelzalen en in de ouderenzorg. In dit leerpakket staat de belevingsgerichte begeleiding van demente ouderen centraal, waarbij de nadruk ligt op het oefenen van diverse vaardigheden, zoals aansluiten bij de beleving, herkennen van de fasen van verwardheid, afstemmen op het favoriete zintuig en verscheidene nonverbale technieken.
DOCUMENT
Sinds de transitie van het jeugddomein in 2015 zijn we als gemeenten de verantwoordelijkheid aangegaan om alle kinderen, jongeren en gezinnen optimale ontwikkelingskansen te bieden. Wij hebben gewerkt aan nieuwe vormen van samenwerking tussen hulpverleners, onderwijsinstellingen en vrijwilligersorganisaties. Regionale samenwerking is hierin ook ontzettend belangrijk gebleken. We zijn aan de slag gegaan met nieuwe werkwijzen, samenwerkingsverbanden en een andere inzet van bestaande mogelijkheden. Dat was een fikse opgave en er is door alle betrokkenen veel inzet voor geleverd. Nu, ruim twee jaar na de transitie, wordt het resultaat van al die inzet steeds beter zichtbaar. We hebben ervaren welke werkwijzen samenwerkingsverbanden, functies en mogelijkheden goed werken
DOCUMENT
Met de uitgangspunten van Meervoudige Intelligentie ga je als leerkracht anders kijken naar kinderen. Elk kind is uniek en op allerlei verschillende manieren knap. Het gaat er niet langer om hoe knáp een kind is, maar hóe het kind knap is! Dit artikel is een aanzet om op deze manier te kijken naar de kinderen in de groep én vanuit dit uitgangspunt met de speel/leeromgeving en het totale onderwijsaanbod aan de slag te gaan.
DOCUMENT
Vijftig jaar geleden hoorden jonge kinderen thuis bij hun moeder en waren er nauwelijks kindercentra. Ze speelden met broers, zussen of buurkinderen in en rond het huis zonder professionele begeleiding. Lang niet alle kinderen gingen naar de kleuterschool. En niemand had nog gehoord van leerlingvolgsystemen voor peuters en kleuters om hun taal en cognitie te beoordelen met het oog op schoolsucces. Binnen enkele generaties is de opvoeding van jonge kinderen diepgaand veranderd. Genetisch verandert ‘het kind’ of ‘de opvoeder’ natuurlijk niet. Maar de opvoeding van vroeger is wezenlijk anders dan de hedendaagse opvoeding. Enerzijds bieden kindercentra en scholen goede nieuwe mogelijkheden aan kinderen en hun ouders. Maar er zijn ook schaduwkanten door wisselende groepen in kindercentra of een te schoolse benadering. Dit boek gaat over de vakkennis van speelse en liefdevolle professionals die werken met jonge kinderen. Het biedt een theorie over ontwikkeling, opvoeding en educatie van jonge kinderen in de 21ste eeuw. Deze theorie is gebaseerd op ervaringen van praktijkpedagogen, internationaal onderzoek naar jonge kinderen in gezin, kindercentra en scholen en het empirische onderzoek van de auteurs de afgelopen 40 jaar.
LINK
Veel landen in Europa zien zich voor de uitdaging geplaatst een samenhangend systeem te ontwikkelen waarin kinderopvang en onderwijs op elkaar zijn afgestemd en elkaar versterken. Ook in Nederland is een proces gaande waarbij basisonderwijs, kinderopvang, peuterspeelzalen en buitenschoolse opvang naar elkaar toegroeien. Dit vraagt om een samenhangende visie op opvoeding, educatie en opvang die praktisch gestalte kan krijgen in een Integraal Kind Centrum (IKC).Voor het welslagen van het IKC als waardevolle opvoedings- en ontwikkelingsomgeving is een team van goed opgeleid, gekwalificeerd personeel een absolute vereiste. Op hbo-niveau opgeleide pedagogen werken hierin samen met leerkrachten en pedagogisch medewerkers. Sociaal-emotionele, motorische, cognitieve en creatieve ontwikkelingsgebieden en/of behoeften van kinderen vormen in deze teams steeds het uitgangspunt, waarbij pedagogen en leerkrachten de verschillende ontwikkelingsgebieden gezamenlijk vanuit hun eigen expertise stimuleren. Dit betekent dat de scheidslijnen tussen de verschillende sectoren en bijbehorende opleidingen moeten worden geherdefinieerd. Wij zien het IKC als een open leer- en ontwikkelingsgemeenschap waar kinderen, leerkrachten, pedagogisch medewerkers, pedagogen en ouders met plezier naartoe komen. Om dit te realiseren moeten we over grenzen heen durven kijken. Onderwijs is meer dan onderwijzen, en kinderopvang is zoveel meer dan het 'opvangen' van kinderen. Hiervoor is een omslag in het denken en kijken naar deze sectoren noodzakelijk.
DOCUMENT
Sinds 1995 is het aantal brede scholen (ook wel 'vensterscholen' genoemd) in snel tempo toegenomen. In een brede school werken professionals van verschillende instellingen (bv. basisscholen, peuterspeelzalen, SKSG kinderopvang, het CJG en de MJD) samen om de ontwikkelingskansen van jongeren van 0-15 jaar te vergroten. Het idee is dat als verschillende instellingen onder één dak geplaatst worden (wat niet bij alle brede scholen het geval is), de samenwerking bevorderd wordt. Door een nauwe samenwerking zou niet alleen onderwijs en zorg beter op elkaar aansluiten, maar ook de overgang van school naar opvang beter verlopen.Het bundelen van instellingen lijkt een goed idee, maar werkt het ook in de praktijk? Zorgt nabijheid voor bekendheid en, beter nog, voor meer onderlinge afstemming? In dit onderzoek is bestudeerd in hoeverre professionals van verschillende instellingen van een concrete brede school elkaar kennen en willen kennen, samenwerken en willen samenwerken. Ook is onderzocht of de professionals enkele kernwaarden van de brede school onderstrepen, welke knelpunten ze ervaren en wat ze als successen beschouwen. Tevens is een screeningsinstrument ontwikkeld (een korte variant van een van de toegepaste onderzoeksinstrumenten) om de ontwikkeling van brede scholen in Nederland in kaart te brengen en verschillen tussen brede scholen te identificeren.
DOCUMENT
In deze publicatie vindt u het verslag van het jaarlijkse onderzoek naar de leerlingenzorg, zorgteams en zorg- en adviesteams (ZAT’s) in het primair onderwijs in Nederland. Het onderzoek is verricht door de afdeling Onderwijs & Jeugdzorg van het Nederlands Jeugdinstituut in opdracht van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. De nadruk van het onderzoek ligt op de samenwerking van de leerlingenzorg van de samenwerkingsverbanden primair onderwijs en (externe) instellingen op het gebied van gezondheidszorg, welzijn, jeugdzorg, veiligheid en leerplicht in zorgteams en ZAT’s, als ook op de bestuurlijke afspraken over de deelname van deze partijen in zorgteams en ZAT’s. De Monitor ZAT’s, zorgteams en leerlingenzorg in het primair onderwijs 2010 vat de belangrijkste bevindingen samen.
DOCUMENT
Artikel naar aanleiding van de verschijning van NPM-2017: de Nationale Prevalentiestudie mishandeling van kinderen en jeugdigen
LINK