Developing a reliable method to compare food sustainability is gaining traction, with efforts like those by the Food and Agriculture Organization (FAO). This research aims to contribute to a comprehensive scientific comparison of food categories based on CO2 emissions linked not to weight but to their primary function: nutrient availability and uptake in the consumer’s body. The study utilizes a multi-criteria evaluation for sustainability, incorporating the Nutrient Rich Food (NRF) score, protein digestibility, and essential amino acid content. A case study compares one serving of semi-skimmed milk (SSM) with various plant-based beverages (oat, soy, rice, coconut, and almond), considering their carbon footprints in relation to nutrient content and environmental costs. The analysis integrates protein quality through essential amino acid proportion and digestibility. Findings reveal that achieving an NRF11.3 score of 50 requires more servings of unfortified plant-based beverages than semi-skimmed milk, resulting in higher carbon footprints, except for soy drink. However, when considering emerging farm management measures, semi-skimmed and soy drinks show comparable carbon footprints for a given NRF score. Fortified plant-based beverages (soy, oat, and almond) exhibit lower footprints relative to the calculated NRF scores. Yet, when converting carbon footprints to euros using the European Union Emissions Trading System and adding them to retail prices per kilogram, semi-skimmed milk emerges as the option with the lowest “societal costs” (environment and consumer costs). The research underscores that understanding a food product’s nutritional value requires more than knowledge of its composition; uptake into the body maintenance and potential synergistic effects of other components in the food matrix play crucial roles.
LINK
From PLoS website: In general, dietary antigens are tolerated by the gut associated immune system. Impairment of this so-called oral tolerance is a serious health risk. We have previously shown that activation of the ligand-dependent transcription factor aryl hydrocarbon receptor (AhR) by the environmental pollutant 2,3,7,8-tetrachlorodibenzo-p-dioxin (TCDD) affects both oral tolerance and food allergy. In this study, we determine whether a common plant-derived, dietary AhR-ligand modulates oral tolerance as well. We therefore fed mice with indole-3-carbinole (I3C), an AhR ligand that is abundant in cruciferous plants. We show that several I3C metabolites were detectable in the serum after feeding, including the high-affinity ligand 3,3´-diindolylmethane (DIM). I3C feeding robustly induced the AhR-target gene CYP4501A1 in the intestine; I3C feeding also induced the aldh1 gene, whose product catalyzes the formation of retinoic acid (RA), an inducer of regulatory T cells. We then measured parameters indicating oral tolerance and severity of peanut-induced food allergy. In contrast to the tolerance-breaking effect of TCDD, feeding mice with chow containing 2 g/kg I3C lowered the serum anti-ovalbumin IgG1 response in an experimental oral tolerance protocol. Moreover, I3C feeding attenuated symptoms of peanut allergy. In conclusion, the dietary compound I3C can positively influence a vital immune function of the gut.
MULTIFILE
Pseudomonas fluorescens strain SS101 (Pf.SS101) promotes growth of Arabidopsis thaliana, enhances greening and lateral root formation, and induces systemic resistance (ISR) against the bacterial pathogen Pseudomonas syringae pv. tomato (Pst). Here, targeted and untargeted approaches were adopted to identify bacterial determinants and underlying mechanisms involved in plant growth promotion and ISR by Pf.SS101. Based on targeted analyses, no evidence was found for volatiles, lipopeptides and siderophores in plant growth promotion by Pf.SS101. Untargeted, genome‐wide analyses of 7488 random transposon mutants of Pf.SS101 led to the identification of 21 mutants defective in both plant growth promotion and ISR. Many of these mutants, however, were auxotrophic and impaired in root colonization. Genetic analysis of three mutants followed by site‐directed mutagenesis, genetic complementation and plant bioassays revealed the involvement of the phosphogluconate dehydratase gene edd, the response regulator gene colR and the adenylsulfate reductase gene cysH in both plant growth promotion and ISR. Subsequent comparative plant transcriptomics analyses strongly suggest that modulation of sulfur assimilation, auxin biosynthesis and transport, steroid biosynthesis and carbohydrate metabolism in Arabidopsis are key mechanisms linked to growth promotion and ISR by Pf.SS101.
LINK
Diverse partijen, zowel marktpartijen als kennisinstellingen, gaan in 2020 samenwerken in een pilot om te toetsen in hoeverre zij de plant kardoen (familie van de artisjok distel) in haar volle potentieel kunnen gebruiken voor diverse commerciële doeleinden, zoals bloemen, voedsel, composiet en een lamp. Er wordt in deze pilot onderzoek gedaan naar: - Gebruik van reststromen als bodemverbeteraar - Teelt van kardoen - Verwerking van kardoen
Aanleiding: De belangstelling voor gezonde en veilige voeding is groot. Bij de gezondheidseffecten van voeding spelen de darmen een cruciale rol. Verschillende soorten bedrijven hebben behoefte aan natuurgetrouwe testmodellen om de effecten van voeding op de darmen te bestuderen. Ze zijn vooral op zoek naar modellen waarvan de uitkomsten direct vertaalbaar zijn naar het doelorganisme (de mens of bijvoorbeeld het varken) en die niet gebruikmaken van kostbare en maatschappelijke beladen dierproeven. Doelstelling Het project 2-REAL-GUTS heeft als doel om twee innovatieve dierproefvrije darmmodellen geschikt te maken voor onderzoek naar voedingsconcepten en -ingrediënten. De twee darmmodellen die worden toegepast zijn darmorganoïden, minidarmorgaantjes bestaande uit stamcellen, en darmexplants bestaande uit hele stukjes darm verkregen uit relevante organismen. Beide modellen hebben potentieel heel uitgebreide toepassingsmogelijkheden en hebben ook grote voordelen ten opzichte van de huidige veelgebruikte cellijnen, omdat ze meerdere in de darm aanwezige celtypen bevatten en uit verschillende specifieke darmregio's te verkrijgen zijn. Gezamenlijk gaan de partners werken aan: 1) het aanpassen van de kweekomstandigheden zodat darmmodellen geschikt worden om de vragen van partners te beantwoorden; 2) het vaststellen van de toepassingsmogelijkheden van de darmmodellen door verschillende stoffen en producten te testen. Beoogde resultaten Kennisconferenties, publicaties en exploitatie van de modellen zullen zorgen voor het verspreiden van de opgedane kennis. Omdat het project gebruikmaakt van moderne, op de toekomst gerichte laboratoriumtechnieken (kweekmethoden met stamcellen en vitaal weefsel, moleculaire analyses en microscopie), leent het zich uitstekend om geïmplementeerd te worden in het hbo-onderwijs. Als spin-off zal het project dan ook voorzien in een specifieke, voor Nederland unieke hbo-minor op het gebied van stamcel- en aanverwante technologie (zoals organ-on-a-chiptechnologie).
Hout is een veelgebruikt duurzaam (bouw)materiaal met belangrijke ecologische voordelen: Het is hernieuwbaar en fungeert als CO2-opslag. Een nadeel van hout is echter dat het alleen met verspanende technieken (draaien, frezen, zagen) verwerkt kan worden, hetgeen veel houtafval veroorzaakt. Daarbij wordt het afval en hout dat ongeschikt is als constructiemateriaal slechts ingezet in laagwaardige toepassingen of verbrand. Afgezien van het gebruik van houtvezels als filler materiaal bij 3D-printen van kunststoffen, wordt 3D-printen van hout(afval) nog niet toegepast, hoewel dit wel mogelijk is: Alle plantaardige materialen bevatten natuurlijke polymeren, lignine en cellulose, welke voor mechanische eigenschappen zorgen. Door deze polymeren uit plantaardige materialen te scheiden kunnen deze, met behulp van enkele additieven, in een thermoplastisch verwerkbaar materiaal worden omgezet dat extrudeerbaar is. Door de locatie van de extruder te manipuleren en hier laagsgewijs een object mee te maken ontstaat een additive manufacturing (AM) proces: een 3D ‘hout’printer! Naast materiaalefficiëntie biedt AM unieke voordelen, namelijk grote vormvrijheid en de mogelijkheid van seriematige enkelstuksproductie. Indien gecombineerd met de ontwerptechnieken parametrisch en topologische ontwerpen zijn vergaande optimalisaties van materiaalgebruik en productvariaties mogelijk. Met AM ontstaat zodoende een enorm nieuw spectrum van hoogwaardige toepassingsmogelijkheden voor hout(afval). In dit projectvoorstel wordt via de driehoek van ‘materiaal – proces – toepassing’ simultaan onderzoek gedaan naar: (1) Geschikte combinaties (blends) van cellulose en lignine om mee te kunnen extruderen; (2) Het ontwikkelen van een 3D-printproces en setup voor het verwerken van deze materiaal-combinaties; (3) Het identificeren van geschikte toepassingen. Geschikte toepassingen worden beïnvloed door materiaaleigenschappen en het printproces. Beide aspecten hebben ook onderlinge wisselwerking. Daarom wordt binnen casestudies van mogelijke toepassingen de onderlinge invloed integraal onderzocht. De doelstelling is daarbij om een werkende 3D ‘hout’printer met een werkend receptuur te ontwikkelen en de haalbaarheid van innovatieve, duurzame en voor de markt relevante toepassingen aan te tonen middels cases.