The advent of information and communication technologies (ICTs) has had and is having a major impact on Indonesian cultural resource management, and on the safeguarding methods of its tangible and intangible cultural heritages. Despite varied levels and visible gaps between rural and urban regions in terms of technology usage, innovative initiatives have been created, which correspond to the needs and expectations of a technology-savvy public. As a starting point, a number of public institutions dealing with tangible cultural heritage (e.g. museums, palaces, temples, World Heritage Sites (WHS) do use innovative digital tools in order to communicate to various audiences, as well as to enrich visitors' experience, especially taking into consideration young generations. This paper will firstly examine the role of ICTs in intangible cultural heritage (ICH) (e.g. Batik, Wayang puppet theatre, etc.); secondly, the authors will explain how ICTs can help to communicate and promote the values, history, and significances of ICH products, both for locals and tourists, with the goal of raising awareness on cultural identity. However, the knowledge of ICH still requires contacts with its own communities and is vulnerable, as it can be exposed to excessive cultural commoditization through e-platforms. This study aims at giving an overview and some examples of digital interventions for cultural heritage communication implemented by various stakeholders in Indonesia. In addition, this paper analyses to what extent a participatory approach engaging local communities, academics, private sectors, NGOs and the government, can ensure higher levels of effectiveness and efficiency, hence supporting the conservation of UNESCO tangible/ICH in Indonesia. This paper aims at: (1) presenting the development of digital heritage platforms in Indonesia; (2) providing a grid of analysis of digital heritage knowledge platforms dedicated to UNESCO tangible and ICH in forms of websites and mobile apps.
MULTIFILE
This paper addresses the design dilemmas that arise when distributed ledger technologies (DLT) are to be applied in the governance of artificial material commons. DLTs, such as blockchain, are often presented as enabling technologies for self-governing communities, provided by their consensus mechanisms, transparent administration, and incentives for collaboration and cooperation. Yet, these affordances may also undermine public values such as privacy and displace human agency in governance procedures. In this paper, the conflicts regarding the governance of communities which collectively manage and produce a commons are discussed through the case of a fictional energy community. Three mechanisms are identified in this process: tracking use of and contributions to the commons; managing resources, and negotiating the underlying rule sets and user rights. Our effort is aimed at contributing to the HCI community by introducing a framework of three mechanisms and six design dilemmas that can aid in balancing conflicting values in the design of local platforms for commons-based resource management.
Introduction: The Netherlands has been known as one of the pioneers in the sharing economy. At the beginning of the 2010s, many local initiatives such as Peerby (borrow tools and other things from your neighbours), SnappCar (p2p car-sharing), and Thuisafgehaald (cook for your neighbours) launched that enabled consumers to share underused resources or provide services to each other. This was accompanied by a wide interest from the Dutch media, zooming in on the perceived social and environmental benefits of these platforms. Commercial platforms such as Uber, UberPop and Airbnb followed soon after. After their entrance to the market, the societal debate about the impact of these platforms also started to include the negative consequences. Early on, universities and national research and policy institutes took part in these discussions by providing definitions, frameworks, and analyses. In the last few years, the attention has shifted from the sharing economy to the much broader defined platform economy.
MULTIFILE
De technische en economische levensduur van auto’s verschilt. Een goed onderhouden auto met dieselmotor uit het bouwjaar 2000 kan technisch perfect functioneren. De economische levensduur van diezelfde auto is echter beperkt bij introductie van strenge milieuzones. Bij de introductie en verplichtstelling van geavanceerde rijtaakondersteunende systemen (ADAS) zien we iets soortgelijks. Hoewel de auto technisch gezien goed functioneert kunnen verouderde software, algorithmes en sensoren leiden tot een beperkte levensduur van de gehele auto. Voorbeelden: - Jeep gehackt: verouderde veiligheidsprotocollen in de software en hardware beperkten de economische levensduur. - Actieve Cruise Control: sensoren/radars van verouderde systemen leiden tot beperkte functionaliteit en gebruikersacceptatie. - Tesla: bij bestaande auto’s worden verouderde sensoren uitgeschakeld waardoor functies uitvallen. In 2019 heeft de EU een verplichting opgelegd aan automobielfabrikanten om 20 nieuwe ADAS in te bouwen in nieuw te ontwikkelen auto’s, ongeacht prijsklasse. De mate waarin deze ADAS de economische levensduur van de auto beperkt is echter nog onvoldoende onderzocht. In deze KIEM wordt dit onderzocht en wordt tevens de parallel getrokken met de mobiele telefonie; beide maken gebruik van moderne sensoren en software. We vergelijken ontwerpeisen van telefoons (levensduur van gemiddeld 2,5 jaar) met de eisen aan moderne ADAS met dezelfde sensoren (levensduur tot 20 jaar). De centrale vraag luidt daarom: Wat is de mogelijke impact van veroudering van ADAS op de economische levensduur van voertuigen en welke lessen kunnen we leren uit de onderliggende ontwerpprincipes van ADAS en Smartphones? De vraag wordt beantwoord door (i) literatuuronderzoek naar de veroudering van ADAS (ii) Interviews met ontwerpers van ADAS, leveranciers van retro-fit systemen en ontwerpers van mobiele telefoons en (iii) vergelijkend rij-onderzoek naar het functioneren van ADAS in auto’s van verschillende leeftijd en prijsklassen.
Chronische gewrichtsaandoeningen zijn veelvoorkomende aandoeningen waarmee patiënten bij de fysiotherapeut of oefentherapeut komen. Aandoeningen zoals artrose en reuma veroorzaken problemen in het dagelijks functioneren vanwege pijn en verminderde mobiliteit. Genezing is vaak niet mogelijk, maar het bevorderen van zelfmanagement kan verergering voorkomen. Oefentherapeuten en fysiotherapeuten spelen een centrale rol in het ondersteunen van zelfmanagement bij patiënten met gewrichtsaandoeningen. De inzet van online toepassingen, waaronder mobiele applicaties, en online platforms, die gericht zijn op het bevorderen van zelfmanagement (in dit voorstel gedefinieerd als Behavioral Intervention Technologies: BITs) kunnen patiënten met chronische gewrichtsaandoeningen ondersteunen. Echter, voor veel professionals is het onduidelijk hoe BITs kunnen worden ingezet om zelfmanagement te vergroten en hoe dit gecombineerd kan worden met fysieke begeleiding. Daarom onderzoeken we in dit tweejarige project de manier waarop oefen- en fysiotherapeuten coaching op zelfmanagement via BITs kunnen vormgeven. In werkpakket 1 brengen we met een review, observaties en een concept mapping in kaart welke elementen en randvoorwaarden van BITs belangrijk zijn voor het bevorderen van zelfmanagement. Zodra we inzicht hebben in deze elementen en randvoorwaarden wordt in co-creatie met stakeholders toegewerkt naar beroepsrollen en beroepscompetenties die voorwaardelijk zijn voor het gebruik van BITs. Met de input van deze onderzoeksactiviteiten ontwikkelen we samen met de doelgroep de AmSOS methodiek die professionals helpt bij het gebruik van BITs om zelfmanagement te bevorderen bij patiënten met chronische gewrichtsaandoeningen (WP2). Om te bepalen in hoeverre de methodiek bruikbaar is in de praktijk wordt in WP3 een haalbaarheidsstudie opgezet waarbij 25 eerstelijnsfysio- en/of oefentherapiepraktijken de AmSOS methodiek gaan gebruiken in de behandeling van patiënten met chronische gewrichtsaandoeningen. Omdat gewrichtsaandoeningen een substantieel onderdeel zijn van de curricula, maar tegelijkertijd weinig aandacht wordt besteed aan technologie en zelfmanagement, ontwikkelen we in WP4 een onderwijsmodule voor scholing van studenten en praktiserende oefen- en fysiotherapeuten.
Met behulp van de aangevraagde KIEM-subsidie willen het lectoraat Netwerkcultuur (Hogeschool van Amsterdam), Domein voor Kunstkritiek, Archined en Kritiklabbet (Zweden) het onderzoek naar (innovatieve vormen van) kunstkritiek internationaal bevorderen door binnen verschillende disciplines en landen een gezamenlijk Europees projectvoorstel vorm te geven. Dit voorstel zal gericht zijn op de ontwikkeling van een platform ten behoeve van kritische reflectie op kunst en cultuur: een cruciaal onderdeel van democratische samenlevingen gericht op de toekomst. Door uitwisseling van ervaringen, tools, netwerk en best practices, zullen kunst- en cultuurredacties, instituties en platforms de krachten bundelen op een manier waarbij lokale identiteit en taal gewaarborgd is. Door twee bijeenkomsten te organiseren beoogt het lectoraat een internationaal consortium op te stellen en een onderzoeksvoorstel op te stellen en indienen, binnen de regeling Creative Europe of vergelijkbaar.