Hoe kun je controle en begeleiding op een goede manier combineren in een reclasseringstoezicht? Dat was de kern van veel vragen van reclasseringsprofessionals en één van de redenen voor de start van het onderzoeksprogramma Werkalliantie in het Gedwongen kader door Anneke Menger en Andrea Donker in 2009. In het vrijwillige kader wordt het concept en het belang van de werkalliantie al jaren breed erkend. Dit concept is echter niet zomaar toepasbaar voor het gedwongen kader. Er is sprake van een andere dynamiek in het gedwongen kader; cliënten worden verplicht een tijdelijke en doelgerichte interactie aan te gaan en er is sprake van (krachtige) vrijheidsbeperkende voorwaarden. Daarnaast is de aandacht in wetenschappelijk onderzoek in het justitiële domein jarenlang gericht op de What works-beginselen, gericht op werkzame methoden en interventies om recidive te voorkomen (Andrews & Bonta, 2010; McNeill, 2009). Andere factoren, zoals de kwaliteit van het contact tussen professional en cliënt en de houding en algemene kwaliteiten van de professional, krijgen daardoor minder aandacht. In het lectoraat van Anneke Menger en het onderzoeksprogramma wordt de nadruk gelegd op de Who works-beginselen, gericht op de effectiviteit van de reclasseringsprofessional.
Deze studie gaat over de vraag wat dit gedwongen kader betekent voor de onderlinge samenwerking tussen reclasseringscliënten en reclasseringswerkers. De onderlinge doelgerichte samenwerking tussen cliënten en reclasseringswerkers wordt hier aangeduid met de term ‘werkalliantie’. Bij hulp en begeleiding in vrijwillig kader is er onder onderzoekers algemene overeenstemming over de kenmerken en het belang van een goede kwaliteit werkalliantie voor het bereiken van de gezamenlijke doelen. Bij bemoeienis in het gedwongen kader, zoals reclasseringstoezicht, is dit nog veel minder duidelijk. Is er sprake van specifieke kenmerken van de werkalliantie in gedwongen kader? En zo ja, welke zijn dat? En wat is het belang van deze kenmerken voor het verloop en de afronding van het reclasseringscontact? Dat zijn de leidende vragen bij dit onderzoek.
Buur & co is een wijkgerichte interventie in Gorredijk, gemeente Opsterland, waarbij wijkbewoners via begeleide bijeenkomsten klussen voor elkaar kunnen doen op het gebied van welzijn. Tevens biedt het een platform om initiatieven te ontplooien ter bevordering van de interactie in de wijk. Deze interventie is van 2013 tot november 2015 gevolgd vanuit de Wmo-werkplaats Noord. Middels interviews, literatuuronderzoek, focusgroepen en het bijwonen van Buur & co bijeenkomsten is de interventie geëvalueerd en worden er aanbevelingen gegeven. Hieronder volgen enkele belangrijke bevindingen en aanbevelingen. Qua functioneren van de groep blijkt dat de deelnemers aan Buur & co over het algemeen tevreden zijn. Er vloeien een breed scala aan activiteiten voort uit de interventie en het enthousiasme van de leden is groot. Professionele achtervang is van belang voor de continuïteit van de groep en de verbinding met het netwerk van zorg- en welzijnsinstellingen in de Gemeente Opsterland. Tevens is het wervingsbeleid op twee sporen efficiënt gebleken. De interventie past goed in het totaalaanbod van zorg en welzijn bij gemeente Opsterland en is eveneens vanuit theoretisch oogpunt passend. Een goed functionerende Buur & co groep kan een positieve invloed hebben op het welzijn van de leden en vergroot de sociale cohesie in de wijk. Hiervoor is het belangrijk om ruimte te bieden aan initiatieven van de leden en om de doelen klein – en dus haalbaar – te houden. De Wmo-wet indachtig is het van belang om extra aandacht te besteden aan de inclusie van mensen met een psychiatrische achtergrond en/of LVB. Hieraan gerelateerd kunnen de lijnen tussen de Buur & co groep en cliënt-begeleiders korter gemaakt worden. Ook kan de verbinding tussen de Buur & co groep en de gemeente versterkt worden, door het gebiedsteam te betrekken bij een Buur & co bijeenkomst.