Het aantrekken van zijinstromers in het onderwijs wordt gezien als één van de belangrijkste maatregelen voor het terugdringen van het landelijke lerarentekort. Zijinstromers zijn hoogopgeleide professionals die een nieuwe carrière beginnen in het onderwijs. Na een geschiktheidsonderzoek staan zijinstromers direct betaald voor de klas en volgen zij daarnaast een opleidingstraject bij een lerarenopleiding. De belangstelling voor het traject groeit, maar de uitval is vaak hoog. Soms blijkt de helft van de zijinstromers het traject niet af te maken of het onderwijs vroegtijdig te verlaten. In dit onderzoek hebben we gekeken naar twee trajecten waar de uitval juist lager dan het landelijke gemiddelde is. We hebben onderzocht wat typisch is aan deze trajecten en wat succesfactoren en verbeterpunten zijn. We zoomden daarom middels een kleinschalig kwalitatief onderzoek in op hoe de werving en selectie enerzijds en maatwerk en begeleiding anderzijds eruit ziet en hoe zijinstromers dit ervaren.
DOCUMENT
Eén van de manieren om het vakmanschap van de reclasseringswerker verder te ontwikkelen is de gezamenlijke reconstructie van „goede praktijken‟. Vaak is er vooral aandacht voor vragen, knelpunten, problemen of inschattingsfouten. Dat is nodig en daar valt zeker van te leren. Maar minstens even veel valt te leren van de bespreking en analyse van zaken die juist goed gaan. Van stilstaan bij casuïstiek waarbij je als reclasseringswerker denkt: „Hier wordt duidelijk wat het vak inhoudt. En hier wordt duidelijk wat ik als professioneel reclasseringswerker kan.‟ Dat is niet alleen leerzaam, maar het is ook motiverend. Stil staan bij de eigen successen geeft energie. En als de specifieke kenmerken en gedragingen die hebben geleid tot succes worden „betrapt‟ dan kunnen deze ook worden vertaald in kenmerken van een reclasseringsmethodiek. Alle reden dus voor een vingeroefening met een reconstructie van succes. Tijdens het congres is dit gedaan in een van de workshops
DOCUMENT
De theorie-praktijk kloof is berucht in het onderwijs. Theorie moet vaak nog verregaand worden aangepast aan de eigen onderwijsomstandigheden van de docent, zeg maar aan de lokale onderwijsecologie. Aan de andere kant zit er veel vakdidactische en praktijkkennis opgesloten in het hoofd van docenten, tacit knowledge, onzichtbaar voor studenten in lerarenopleiding. Wat nu als je die theorie deels gaat genereren in de eigen klassen van docenten en leraren in opleiding? Dan wordt de theorie-praktijk kloof kleiner, kan tacit knowledge mogelijk expliciet en zichtbaar worden, en wordt er een fundament gelegd voor blijvend leren van de eigen leservaring.
MULTIFILE
De maatschappij verandert continu en vraagt om leraren die zich blijven ontwikkelen en nadenken over de vraag hoe ze hun onderwijs met de kennis van nu kunnen verbeteren. Van hen wordt gevraagd om zelf sturing te geven aan en verantwoordelijkheid te nemen voor hun eigen professionele ontwikkeling. In de literatuur wordt in dit verband gesproken over ’agency’ (Eteläpelto, Vähäsantanen, Hökkä, & Paloniemi, 2013). Bij agency gaat het om het bewust uitoefenen van invloed op de eigen professionele ontwikkeling en de vormgeving van de onderwijspraktijk door het maken van keuzes en nemen van initiatieven. Een verbijzondering van het begrip agency is voortgekomen uit het promotieonderzoek van de postdoc-kandidaat (Van der Heijden, 2017). Uit dit onderzoek blijkt dat binnen het begrip agency vier hoofdcategorieën zijn te onderscheiden, namelijk meesterschap, samenwerken, ondernemerschap en levenslang leren. Deze hoofdcategorieën zijn onder te verdelen in negen agency-kenmerken: - Meesterschap: (1) focus op leerlingen, (2) focus op het leren van leerlingen, (3) vertrouwen in eigen kunnen, (4) beroepsmotivatie, - Samenwerken: (5) professionele collegialiteit, - Ondernemerschap: (6) focus op innovatie op klasniveau, (7) focus op innovatie op schoolniveau, - Levenslang leren: (8) focus op de eigen kennisontwikkeling en (9) focus op het professioneel handelen. Voor lerarenopleidingen is het van belang van om agency van studenten te ontwikkelen zodat zij regie nemen over hun eigen professionele ontwikkeling en in de beroepsuitoefening doelbewust initiatieven nemen om onderwijspraktijken te veranderen met het oog op het bevorderen van de (brede) ontwikkeling en het leren van leerlingen. In het voorgestelde onderzoeksproject wordt in een lerarenopleiding (Hogeschool de Kempel) een interventie uitgevoerd die erop is gericht dat Pabo-studenten agency ontwikkelen met betrekking tot de uit het promotieonderzoek voortgekomen negen agency-kenmerken. De centrale onderzoeksvraag heeft betrekking op welke wijze waarop de opleiding tot leraar basisonderwijs kan bijdragen aan agency van studenten en onder welke condities.
De lectoraten van het Thomas More Praktijkcentrum (TMP) hebben de afgelopen jaren een goede doorwerking weten te realiseren in de onderwijspraktijk van de lerarenopleiding en onze opleidingsscholen in de regio Rotterdam. Ons onderzoek kenmerkt zich door een nauwe samenwerking met leraren in praktijkgemeenschappen. Deze praktijkgemeenschappen dragen bovendien bij aan de professionalisering van leraren en opleiders t.a.v. het doen van onderzoek op lectoraatsthema’s. Praktijkgemeenschappen vormen het hart van onze onderzoekinfrastructuur. Maar de Corona-pandemie en het voortdurende lerarentekort plaatsen ons voor grote uitdagingen. De druk in scholen is groot om mensen voor de groep te zetten en de mogelijkheden om leraren ‘vrij te maken’ voor onderzoeksactiviteiten zijn beperkt. Besturen en schoolleiders zijn zich wel steeds meer bewust dat ze ambitieuze starters en leraren die hebben geïnvesteerd in een master, duurzaam aan zich kunnen binden als ze hen een aantrekkelijk loopbaanperspectief als teacherleader bieden. De rol van leraar-onderzoeker, verbonden aan een praktijkgemeenschap, biedt zo’n perspectief. Daarnaast noopt de pandemie ons tot meer online ontmoetingen en dat heeft gevolgen, niet alleen voor de mogelijkheid tot samenwerken binnen onze nabije onderwijsgemeenschap maar ook voor de verbinding met regionale en landelijke kennisnetwerken en de zichtbaarheid van ons werk. Een goed werkend digitaal platform is daarvoor onontbeerlijk. Om onze onderzoekinfrastructuur te versterken, richten we ons op drie onderdelen: a. we bieden meer leraren van opleidingsscholen, die betrokken zijn bij een praktijkgemeenschap, de functie van leraar-onderzoeker b. we bundelen opgedane ervaringen en we ontwikkelen een TMP-aanpak voor het werken met praktijkgemeenschappen (kennisdeling -en benutting). c. we zetten een digitaal platform op om online samenwerken binnen onze praktijkgemeenschappen te faciliteren en expertise en bevindingen uit onze onderzoekspraktijken breder beschikbaar te stellen.
In dit project werken we aan het organiseren en begeleiden van de eerste ronde van het stedelijk netwerk nieuwkomers. Het gaat om de ontwikkeling, uitvoering en monitoring van een professionaliseringstraject voor nieuwkomersspecialisten in de Utrechtse basisscholen.