presentatie over het integreren van prkatijkonderzoek door docenten in hun dagelijkse praktijk
Het beroep van leraar is vanouds gekenmerkt door 'koning in eigen klas' zijn, maar ook door 'publieke eenzaamheid'. Het samen werken aan het onderwijs door het samen doen van praktijkonderzoek kan dit doorbreken. Het effect van praktijkonderzoek op de kwaliteit van onderwijs en opleiden is groter als praktijkonderzoek door docenten samen wordt gedaan. Aan de hand van voorbeelden worden de opbrengsten van samen doen van praktijkonderzoek beschreven. Samen praktijkonderzoek doen zorgt voor een betere kwaliteit van het praktijkonderzoek, voor continuïteit, verbondenheid tussen docenten en een groter draagvlak. Als hulpmiddel voor het samen werken aan praktijkonderzoek wordt een cyclisch model gepresenteerd waarmee in diverse situaties ervaring is opgedaan.
In deze publicatie beschrijven we onze visie op praktijkonderzoek als professionele leerstrategie, waarmee beginnende en ervaren docenten hun eigen dagelijkse praktijk kunnen verbeteren. Aan de hand van voorbeelden laten we zien wat praktijkonderzoek kan betekenen in scholen en (leraren)opleidingen en op welke wijze dit vorm kan krijgen. Inhoudsopgave publicatie 'Praktijkonderzoek als professionele leerstrategie in onderwijs en opleiding' 1. Inleiding over doel en introductie van de verschillende hoofdstukken (leeswijzer). 2. Praktijkonderzoek als professionele leerstrategie (Sanneke Bolhuis) Het doel van praktijkonderzoek is met meer inzicht en begrip handelen in de specifieke eigen context. Praktijkonderzoek is daarbij zelf een interventie. Docenten als onderzoekers van eigen praktijk zijn onderdeel van wat zij onderzoeken. 3. Toetsing en beoordelen in het onderwijs: een continu onderzoek naar de ontwikkeling van de leerlingen of studenten (Desirée Joosten-ten Brinke) Leraren en opleiders toetsen de leervorderingen van hun leerlingen en studenten voortdurend. Daarmee zijn ze in feite voortdurend onderzoek aan het doen, ook al zijn ze zich daarvan misschien niet zo bewust. 4. Beter onderbouwd handelen door praktijkonderzoek: voorbeelden en voorwaarden (Ilona Mathijsen) Dit hoofdstuk laat zien hoe een docent door praktijkonderzoek zijn handelen beter of anders onderbouwt en daardoor mogelijk ook beter of anders gaat handelen. 5. Praktijkonderzoek doe je samen (Quinta Kools) Samen praktijkonderzoek doen zorgt voor een betere kwaliteit van het praktijkonderzoek, voor continuïteit, verbondenheid tussen docenten en een groter draagvlak voor de uitkomsten. 6. Het betrekken van belanghebbenden bij praktijkonderzoek (Quinta Kools) In dit hoofdstuk gaat het over de mogelijke betrokkenen of belanghebbenden bij praktijkonderzoek: wie maken deel uit van het probleem, wie zouden een bijdrage kunnen leveren aan het beter begrijpen of een betere aanpak, voor wie heeft het onderzoek mogelijk consequenties? 7. Praktijkonderzoek doen moet je leren (Sanneke Bolhuis) Doel van dit hoofdstuk is om een beeld te geven van de persoonlijke kwaliteiten en competenties die nodig zijn voor het doen van praktijkonderzoek. Ook wordt besproken waar scholen op zouden moeten letten als ze scholing voor praktijkonderzoek door leraren de school in halen. 8. Praktijkonderzoek van studenten in de lerarenopleiding begeleiden (Karen Krol) Dit hoofdstuk bespreekt hoe studenten leren om praktijkonderzoek uit te voeren als professionele leerstrategie en wat dat vraagt van de begeleiders (opleiders in het instituut en/of de school). 9. De rol van leidinggevenden bij praktijkonderzoek in onderwijs en opleiding (Sanneke Bolhuis en Quinta Kools). In dit hoofdstuk worden de condities besproken die leidinggevenden moeten creëren om praktijkonderzoek tot de 'normale' onderwijspraktijk te laten behoren. Intermezzo's Tussen de hoofdstukken worden korte voorbeelden van praktijkonderzoek beschreven. Dit zijn voorbeelden van praktijkonderzoek door: o lerarenopleiders, die onderzoek deden in een kenniskring van het lectoraat o studenten van de lerarenopleidingen o leraren in hun school.
Vanwege veranderende onderwijskundige inzichten - 21st century learning - worden schoolgebouwen verbouwd of vervangen door nieuwbouw. Deze 21st century leeromgevingen blijken in de praktijk niet te voldoen aan de verwachting van de gebruikers. Het ontwikkelen en gebruiken van een 21st century leeromgeving stelt blijkbaar specifieke eisen aan de 21st century competenties van alle betrokkenen. Dit roept vragen op ten aanzien van product en proces. De beantwoording van deze vragen vereist kennis van wisselwerking tussen psycho-sociale leeromgeving en fysieke leeromgeving. Het betreft onder andere de benodigde “ruimtelijke competenties” van de betrokkenen om de fysieke leeromgevingen te ontwikkelen en te gebruiken en - andersom - hoe de fysieke leeromgeving de ontwikkeling van 21st century competenties beïnvloedt. De kiem voor dit onderzoeksproject is gelegd toen scholen en vormgevers deze vragen voorlegden aan experts van de NHL Hogeschool en TU Eindhoven. Dit KIEM project wil de probleemstelling in één of meerdere praktijkvragen articuleren door het uitvoeren van een reeks workshops met een focusgroep van stakeholders. De uitkomsten hiervan zullen worden vertaald naar een voorstel voor een langduriger onderzoeksproject. In dit beoogde vervolgproject zullen de gearticuleerde vragen worden vertaald naar één of meer praktijkonderzoeken waarin wetenschappelijke kennis en methodes worden doorontwikkeld en beproefd op het effectief stimuleren van 21st century vaardigheden van docenten en vormgevers in praktijksituaties. Dit project maakt deel uit van de opbouw van een regionaal kennisnetwerk Onderwijs & Ruimte, wat op een duurzame wijze wil bijdragen aan de kennisontwikkeling en -deling betreffende de 21st century leeromgeving. De kern van dit netwerk wordt gevormd door de initiatiefnemers van deze aanvraag; Adema Architecten (MKB), lectoraat Open Innovation van de NHL Hogeschool (Onderzoeksinstelling) en Next Level (Onderwijs).
Nederland kent 75.000 tot 116.000 gezinnen met meervoudige en complexe problemen (GMCP). Deze problemen verslechteren de kwaliteit van leven van ouders en kinderen, vergroten de kans op uithuisplaatsing van kinderen en psychische problemen van kinderen in de volwassenheid. De jaarlijkse maatschappelijke kosten bedragen circa 10 miljard euro. De behandelnoodzaak is daarom groot. In GMCP staat de gezinsdynamiek onder druk. Ouders ervaren intense opvoedstress wat de ouder-kindinteractie negatief beïnvloedt en leidt tot hechtings- en gedragsproblemen bij kinderen. Bevordering van intrapersoonlijke empowerment van ouders kan opvoedstress verminderen, samen met het streven naar ‘goed genoeg ouderschap’, de opvoedstrategieën ‘vertragen’ en ’verdragen’ en versterking van het sociaal netwerk. Huidige gezinsgerichte interventies in de kinder- en jeugdzorg zijn niet altijd passend als intense opvoedstress samengaat met trauma, persoonlijkheidsproblematiek, angst, depressie én als ouders emotionele geremdheid of beperkte taalvaardigheid hebben. Dit vermindert de effectiviteit en duurzaamheid van de behandeling. Vaktherapie (beeldende, dans-, drama-, muziek-, psychomotorische therapie en speltherapie) is ervaringsgericht en sluit daardoor mogelijk beter aan. Vaktherapie vermindert stress en verbetert emotieregulatie en waargenomen zelfeffectiviteit. Vaktherapie is echter nog meer gericht op persoonlijke problemen van ouders dan op uitdagingen in het ouderschap en sluit nog onvoldoende aan bij de gezinsdynamiek van GCMP en geboden hulp. Vaktherapeuten en gezinsbegeleiders vragen om de ontwikkeling van vaktherapeutische gezinsinterventies om opvoedstress van ouders van GMCP te verminderen. In het ‘Bouwen in Vertrouwen’ project wordt een gezinsgerichte vaktherapeutische behandelmodule ontwikkeld en geëvalueerd gericht op het verminderen van opvoedstress in GMCP. Dit gebeurt in een leernetwerk van zorgprofessionals, praktijkonderzoekers, docenten en studenten. Het leernetwerk gebruikt daarbij een systematische aanpak voor interventieontwerp (Intervention Mapping) en state-of-the-art technologieën (Key Enabling Methodologies) die ondersteunen bij het ontwikkelen en structureren van de behandelmodule. De ontwikkelde behandelmodule wordt vervolgens met een multiple-baseline studie op effectiviteit onderzocht en, middels het leernetwerk, duurzaam geïmplementeerd.
Gespecialiseerd verpleegkundigen staan voor de uitdaging om collega’s, teams en relevante anderen in de zorg te scholen in een steeds complexere zorgomgeving. Deze noodzaak wordt versterkt door personeelstekorten en toenemende zorgvragen. Ondanks de belangrijke rol van deskundigheidsbevordering ervaren gespecialiseerd verpleegkundigen belemmeringen bij het overdragen van kennis en vaardigheden aan collega's.