Samenvatting afstudeerrapport: Voor medische toepassingen bestaan geen dosislimieten voor patiënten. Hierbij wordt gebruikt gemaakt van een diagnostisch referentieniveau (DRN). Dit zijn dosisrichtlijnen voor medische toepassingen. Het DRN wordt gebruikt als referentie om aan te toetsen. Bij een standaard patiënt met een normaal postuur zou het DRN niet moeten worden overschreden. In 2012 is door de NCS voor 11 verrichtingen een DRN opgesteld. Maar voor nieuwe toepassingen, waaronder tomosynthese, is dit nog niet gedaan. De hoofdvraag luidt als volgt: “Wat is het DRN van een tomosynthese onderzoek van de borst bij vrouwen met de leeftijd 40 tot en met 64 jaar in de Noordwest ziekenhuisgroep?” Voor dit onderzoek zijn 4780 opnames geïncludeerd in de tijdsperiode van 29 november 2021 tot en met 29 maart 2022. De data van dit onderzoek is uit de database DoseWatch gehaald. Vervolgens is de data verwerkt en geanalyseerd met Excel en SPSS. Om de onderzoeksvraag te beantwoorden is het DRN bepaald door het 75e percentiel te berekenen voor de verschillende groepen. Ook is de invloed op de dosis bepaald van de borstdikte, leeftijd en soort opname. Het DRN van tomosynthese ligt tussen de 1,45 mGy en 4,72 mGy. Vanwege een sterk verband tussen de MGD en de borstdikte is een verschil waargenomen van 69,3% tussen de hoogste en laagste waarde bij verschillende borstdiktes. Tussen verschillende soorten opnames zit een verschil van 0,3% tot 2,2%. Hierbij heeft de MLO opname een hogere dosis. Het verschil tussen verschillende leeftijden zit tussen 1,6% en 7,0%. Voor Noordwest is het van belang om de metingen te herhalen en zo de kwaliteit te blijven toetsen. Als vervolgonderzoek zou het DRN opgesteld kunnen worden voor meerdere ziekenhuizen in Nederland. Zo kan een landelijk DRN worden bepaald voor tomosynthese.
DOCUMENT
In dit onderzoek bekijken we of de keuze voor bepaalde zorgmotieven samenhangt met ervaren stress en vreugde van mantelzorgers en met hun achtergrondkenmerken. Motieven die gericht zijn op gevoelens van verantwoordelijkheid voor de zorgontvanger en waarin de relatie met de zorgontvanger hoog gewaardeerd wordt, worden vaker door mantelzorgers als eerste gekozen dan motieven die zijn afgeleid van plichtgevoelens, individuele verlangens of een algemeen gevoel van geluk. Twee groepen mantelzorgers kunnen van elkaar worden onderscheiden, een groep met gemengde zorgmotieven en een groep met motieven gericht op wederkerige en gelijkwaardige relaties. De laatste groep bestaat vooral uit vrouwen die voor een partner of een kind zorgen. De eerste groep ervaart een sterke mate van stress. Op basis van de resultaten wordt een systeemgerichte aanpak voorgesteld bij het ondersteunen van mantelzorgers, gericht op de relatie tussen de mantelzorger en de zorgontvanger.
DOCUMENT
Samenvatting: In het kader van een afstudeerproject zijn data van 33 kinderen verzameld die een X-abdomen onderzoek ondergingen in het Wilhelmina Kinderziekenhuis. Uit deze data zijn curves afgeleid van Dosis Oppervlakte Product (DOP) ten opzichte van het lichaamsgewicht om te dienen als Diagnostisch ReferentieNiveau (DRN). De spreiding in de data leidt echter tot onzekerheid over de beste DRN-curve. Die curve is bovendien slechts gebaseerd op de data van één ziekenhuis en is daarmee hooguit bruikbaar als lokaal DRN. Door deze studie te herhalen in andere ziekenhuizen en meer data te verzamelen zou een nationale DRN-curve afgeleid kunnen worden. Zo’n curve zou de toetsing van doses aan DRN’s voor kinderen vergemakkelijken.
DOCUMENT