Er zijn tegengestelde trends zichtbaar. Enerzijds is de samenleving erop uit minder in te grijpen in de privésfeer en de oplossing van problemen rond opgroeien en veiligheid zo veel mogelijk bij de jeugdigen, het gezin en het sociale netwerk te laten. Anderzijds willen steeds meer partijen (zoals gemeenten) gedwongen ingrijpen achter de voordeur juist beter mogelijk maken, vanuit zorg voor de onveiligheid van kinderen of de samenleving. Er is behoefte aan een heldere visie op een verantwoorde jeugdhulp, waarin het perspectief op veiligheid en het perspectief op verandering vanuit eigen kracht goed samen kunnen gaan. Waarin beide perspectieven tot hun recht kunnen komen als de situatie daarom vraagt en waarin zowel de gemeentelijke overheid als professionals zich baseren op de wetenschappelijke kennisbasis van het werken binnen en buiten het gedwongen kader. Zodat adequaat gereageerd kan worden op situaties waarin de veiligheid van kinderen in gevaar is, of waarin kinderen (jeugdigen) door hun gedrag onveiligheid veroorzaken.
DOCUMENT
Op allerlei plaatsen verschijnen op instigatie van de stichting van Johan Cruyff trapveldjes. Niet alleen omdat jongeren meer moeten bewegen, maar ook om problemen in de straat en de buurt op te lossen. 'Probleemjongeren', die overlast veroorzaken en een onveilig gevoel oproepen, zijn niet alleen van deze tijd. Nozems maakten in de jaren zestig straten onveilig op hun buikschuivers, en in Den Haag waren ook toen al straatbendes die elkaar op zaterdagavond te lijf gingen. Welke tradities en trends zijn er op straat te ontdekken?
DOCUMENT
Van Jeugdzorg naar oplossingen beschrijft de mogelijkheden om door samenwerking met jeugdzorg en onderwijs het product te verbeteren en tevens de waarde van de sportvereniging te verhogen voor alle belanghebbenden. Sport is een plezierige belevenis door Physieke Prestaties met Partners. Daarnaast bevat sport een groot scala van additionele producten waarmee de persoonlijke ontwikkeling van kinderen kunnen worden verbeterd, alsmede de socialisatie en nog veel maatschappelijke bijproducten. Door de verbetering van deze additionele waardes ontstaat vanzelf een beter hoofdproduct. Onderwijs en Jeugdzorg kunnen hier een belangrijke bijdrage in leveren. Anderzijds kan de sportvereniging een belangrijke tegenprestatie leveren ten gunste van de ontwikkeling en het geluk van kinderen. Hierdoor krijgt de subsidie een draagvlak waarmee verenigingen beoordeeld kunnen worden. Synergie is hierbij het sleutelwoord, door samenwerking ontstaan nieuwe processen of leiden ze tot kostenreductie. De productiviteit en dus de meerwaarde van verenigingen kan toenemen door deze verhoogde effectiviteit en efficiency. Organisatorisch zal er ruimte moeten worden gemaakt voor de pedagogisch- en zorg-coördinator. Met een beter informatiesysteem krijgt jeugd een meer centrale positie die sturend kan worden voor de ontwikkeling. Per regio of zorggebied kan een intensieve samenwerking worden gestimuleerd van zelfsturende teams met doelstellingen op projectbasis. Vanuit het onderwijs en de jeugdzorg kan de participatie bij jeugdverenigingen worden gestimuleerd. Verenigingen krijgen nu veel, volle en vaste leden/ vrijwilligers die vaker komen waarmee de positionering duidelijker wordt.
MULTIFILE
There is an increasing awareness that the landscape around cities can contribute significantly to the well-being of urban citizens. Various studies and experiences in the Netherlands and other countries show that the combination of agriculture with care and education has great potential. The number of care farms has increased from 75 in 1999 to 500 in 2005. In urban areas, a diversity of groups can benefit from care farms or other types of social services in the rural area. It concerns among others, people with mental problems, with (chronic) psychiatric demands, with addiction problems, elderly, children with behavior and/or psychological problems and long term unemployed. The city of Amsterdam recognizes the unique and valuable qualities of the rural area and its potential for the well-being of its citizens. In and around Amsterdam various organizations have initiated innovative projects that connect urban demands with agricultural entrepreneurs. A transition to a new kind of agriculture and landscape contributing to health and well-being of urban citizens is possible.
DOCUMENT
Most multi‑problem young adults (18–27 years old) have been exposed to childhood maltreatment and/or have been involved in juvenile delinquency and, therefore, could have had Child Protection Service (CPS) interference during childhood. The extent to which their childhood problems persist and evolve into young adult‑ hood may differ substantially among cases. This might indicate heterogeneous profiles of CPS risk factors. These pro‑ files may identify combinations of closely interrelated childhood problems which may warrant specific approaches for problem recognition and intervention in clinical practice. The aim of this study was to retrospectively identify distinct statistical classes based on CPS data of multi‑problem young adults in The Netherlands and to explore whether these classes were related to current psychological dysfunctioning and delinquent behaviour. This article is distributed under the terms of the Creative Commons Attribution 4.0 International License (http://creativecommons.org/licenses/by/4.0/).
MULTIFILE
In dit hoofdstuk wordt het Nederlandse beleid geschetst van het tegengaan van radicalisering en het voorkomen van terroristisch geweld. Hierin neemt het ‘Actieprogramma integrale aanpak Jihadisme’ een belangrijke plaats in. Besproken wordt wat er goed gaat en wat de ontwikkelingsvragen zijn. Het hoofdstuk eindigt met een beschouwing over de behoefte aan sociale innovatie. Aangezien een aantal preventieve interventies behoorlijk ingrijpend kunnen zijn, is het zaak om bij de uitvoering te letten op eenduidigheid en adequate rechtsbescherming.
MULTIFILE
In Nederland staat het traditionele aanbod aan hulpverlening, dienstverlening en maatschappelijke ondersteuning onder druk. Onder invloed van maatschappelijke en beleidsmatige ontwikkelingen in Nederland lijken de hulpverlenings-, welzijns- en zorginstellingen steeds meer naar elkaar toe te groeien. Er ontstaan samenwerkingsverbanden waarin elke participant vanuit eigen verantwoordelijkheid en deskundigheid zijn eigen bijdrage levert. Dergelijke samenwerkingsverbanden worden “ketens” genoemd. Om het ontstaan van deze ketens goed te kunnen begrijpen worden in dit artikel eerst de belangrijkste maatschappelijke en beleidsmatige ontwikkelingen beschreven, die van invloed zijn op de praktijk van hulpverlening, dienstverlening en maatschappelijke ondersteuning in Nederland. Vervolgens worden verschillende manieren van multiprofessionele samenwerking in Nederland op het gebied zorg, hulp- en dienstverlening met elkaar vergeleken. Tenslotte wordt de ketenbenadering geïllustreerd met een good-practice-voorbeeld: de ketenbenadering van voetbalvandalisme bij SportClub Cambuur te Leeuwarden. Het artikel wordt besloten met enkele kritische kanttekeningen.
DOCUMENT
Hoofdstuk in Pedagoog in de spotlights. Opvoedingsidealen vanuit verschillende contexten. Pedagogiekstudenten van Hogeschool Utrecht (HU) doen onderzoek. Wat betekent dat voor de opleidingen en de beroepspraktijk? HU-onderzoekers Jurrius, Van Heijst en Gruiters beschrijven dat in een hoofdstuk van het boek ‘De pedagoog in de spotlights’. Ze beschrijven hun ervaringen met hbo-studenten bij onderzoek aan de hand van voorbeelden die zijn opgedaan met studenten pedagogiek, die deelnamen aan de projecten van het HU-lectoraat Participatie en Maatschappelijke Ontwikkeling. Uit die ervaringen blijkt dat de relatie van de studenten met de opdrachtgever van het praktijkgericht onderzoek beter kan. Soms is de opdrachtgever niet blij met de kwaliteit van de resultaten van het onderzoek. Daarnaast verwacht de student medewerking aan het onderzoek van professionals, maar die werken niet altijd direct mee. Volgens de drie onderzoekers is het van groot belang om goed met elkaar te communiceren over verwachtingen die leven bij onderzoek waaraan hbo-studenten deelnemen. Die studenten dienen in dat proces goed begeleid te worden, zo luidt de aanbeveling. De HU-onderzoekers Jurrius, Van Heijst en Gruiters doen ook andere aanbevelingen. Zowel hbo-docenten als –studenten moeten volgens hen beschikken over een breed palet aan onderzoeksmethoden om een goede aansluiting bij de pedagogische beroepspraktijk te realiseren. Waarom kiezen ze voor een bepaalde methode? Hoe kunnen ze de methode op een valide en betrouwbare manier inzetten?
DOCUMENT
Dit boekje is bedoeld voor Hogescholen die aan de slag willen met dubbelparticipatief onderzoek. Door onze ervaringen te delen en handvatten te geven, hopen we docenten én studenten te inspireren. In hoofdstuk 1 beschrijven we wat we wilden bereiken en hoe we het pilotonderzoek in grote lijnen hebben opgezet. Dit hoofdstuk is interessant voor zowel docenten als studenten. In hoofdstuk 2 bespreken we verschillende vormen van participatief onderzoek en de mogelijke inbreng van studenten en medeonderzoekers. Hoofdstuk 3 gaat over kansen en risico’s van dubbelparticipatief onderzoek. We beschrijven hoe wij daar mee om zijn gegaan en hoe dat in de praktijk heeft uitgepakt. Deze twee hoofdstukken zijn vooral bedoeld als achtergrondinformatie voor docenten die dubbelparticipa-tief onderzoek willen opzetten. Hoofdstuk 4, tenslotte, is een praktische handleiding voor docenten en studenten: met stappenplannen, tips en adviezen.
DOCUMENT
De opbouw van deze tekst is als volgt. Hoofdstuk 1 gaat over de aanleiding van deze openbare les: het feit dat maatschappelijke participatie steeds belangrijker wordt in onze samenleving. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de ontwikkeling van een beschermende verzorgingsstaat naar een activerende participatiesamenleving. Deze ontwikkeling heeft gevolgen voor de sociale sector en dus ook voor de professionals die erin werken. Van sociale professionals wordt niet zozeer verwacht dat ze participatieproblemen aankaarten of oplossen; ze worden gezien als intermediairs die burgers in staat stellen zelf verantwoordelijkheid te nemen. Sociale professionals worden dus geacht de individuele hulpvrager minder direct te ondersteunen en zich meer te richten op het versterken van de sociale netwerken van mensen en van de maatschappelijke contexten waarbinnen mensen zich begeven. Hoofdstuk 2 verbindt de hoofdstukken 1 en 3, maar is ook zelfstandig te lezen. Het hoofdstuk gaat erover dat sociale professionals nog niet echt gewend zijn systematisch inzicht te bieden in de effecten van hun handelen, terwijl bijvoorbeeld beleidsmakers hen daar wel steeds meer op aanspreken. Ten eerste zet ik uiteen waarom het zo belangrijk is om de opbrengsten van hun interventies beter zichtbaar te maken. En dat niet alleen voor beleidsmakers, maar ook voor sociale professionals zelf en voor de cliënten/burgers die van hen afhankelijk zijn. Ten tweede werk ik uit hoe de opbrengsten van sociale interventies, beter dan nu gebeurt, zichtbaar kunnen worden gemaakt; en wat onderzoek daaraan kan bijdragen. Daarbij bepleit ik een omslag in het denken van evidence naar evidentie. Dit pleidooi vormt het fundament voor het type onderzoek dat vanuit het lectoraat wordt geambieerd. In hoofdstuk 3 zet ik een aantal concrete onderzoeksprojecten op een rij die in het lectoraat ter hand zullen worden genomen. Bovendien werk ik de hoofdstelling van de oratie uit. Die luidt dat sociale professionals meer gebruik zouden kunnen maken van het inzicht dat het gedrag van mensen in belangrijke mate door contexten wordt bepaald. In het bijzonder zouden maatschappelijke contexten een grotere rol kunnen spelen bij het bevorderen van participatie van burgers. Nu grijpen de interventies van sociale professionals meestal direct aan op het gedrag van mensen, zoals therapieën om probleemgedrag tegen te gaan. Veel minder vaak worden interventies gedaan in een bredere, maatschappelijke context. Hoe zou dat wel kunnen gebeuren? En zou de participatie van burgers daarmee niet beter kunnen worden bevorderd dan met directe gedragsinterventies? Daarover formuleer ik vier stellingen. Elk van die stellingen licht ik toe met een van de lopende onderzoeksprojecten binnen het lectoraat. In combinatie met de algemene contouren van onderzoek die zijn geschetst in hoofdstuk 2, hoop ik zo een inspirerend en concreet beeld te geven van het onderzoek dat de komende jaren binnen het lectoraat zal worden uitgevoerd. Ten slotte ga ik in hoofdstuk 4 in op de betekenis van het lectoraat voor de faculteit Maatschappij & Recht aan Hogeschool Utrecht, en voor partijen buiten de hogeschool.
DOCUMENT