Nederlandse spelling is al heel lang een hot issue, er is een woud aan regeltjes met diverse uitzonderingen. Ook over de spelling van werkwoorden wordt veel geklaagd, het zou moeilijk zijn én de leerlingen leren het niet meer op school. Om erachter te komen of leerlingen de werkwoordspelling onder de knie krijgen, hebben we een toets gemaakt die in september en oktober op vier Tilburgse scholen afgenomen is: Theresia Lyceum, Odulphus Lyceum, 2College Jozefmavo en het Koning Willem II College.
Hoe zorg je in Amsterdam voor een aantrekkelijk en gevarieerd winkelgebied waar zowel bewoners, bezoekers en ondernemers zich thuis voelen? Hoe komen deze verschillende belanghebbenden tot een goed functionerend, gezamenlijk beheer van winkelgebieden als een gemeenschappelijke bron met verschillende functies? Wat vraagt dit van de gemeente, hoe is haar rol daarin veranderd en hoe zien we dit terug in beleid? Actuele vragen, die al geruime tijd de gemoederen in Amsterdam flink bezighouden, en die we beantwoorden in het rapport 'De Winkelstraat als wereld’.Dit rapport is uitkomst van het vierjarig praktijkonderzoek Toekomstbestendig Evenwicht: Balanceren tussen divergerende belangen (RAAK-PRO). In dit rapport geven we antwoord op de hoofdvraag: welke interventies, processen en structuren faciliteren 'urban commoning', om te komen tot een meer gebalanceerde ontwikkeling van stedelijke consumptieruimten? Urban commoning is een gedeelde praktijk waarbij belanghebbende rondom een gemeenschappelijke bron samen regels en afspraken ontwikkelen om zo'n plek duurzaam te benutten.
MULTIFILE
Ingezonden reactie op een artikel in het zelfde tijdschrift, waarin communicatiemanagement vooral werd neergezet als een vakgebied waarin het draait om intuotie en persoonlijkheid. De auteurs waarschuwen in hun reactie voor het gevaar daarvan voor de professionalisering van communicatieamanagement.
Big data spelen een steeds grotere rol in de (semi)professionele sport. De hoeveelheid gegevens die opgeslagen wordt, groeit exponentieel. Sportbegeleiders (coaches, inspanningsfysiologen, sportfysiotherapeuten en sportartsen) maken steeds vaker gebruik van sensoren om sporters te monitoren. Tijdens trainingen en wedstrijden worden de hartslagen, afgelegde afstanden, snelheden en versnellingen van sporters gemeten. Het analyseren van deze data vormt een grote uitdaging voor het begeleidingsteam van de sporters. Sportbegeleiders willen big data graag inzetten om meer grip te krijgen op sportblessures. Blessures kunnen namelijk desastreuze gevolgen hebben voor teamprestaties en de carrière van (semi)professionele sporters. In totaal stopt maar liefst 33% van de topsporters door blessures met hun sportloopbaan. Daarnaast is uitval door blessures een belangrijke oorzaak van stagnatie van talentontwikkeling. Het lectoraat Sportzorg van de Hogeschool van Amsterdam heeft veel expertise op het gebied van blessurepreventie in de sport. Sportbegeleiders hebben het lectoraat Sportzorg benaderd om antwoord te krijgen op de onderzoeksvraag: Wat zijn op data gebaseerde indicatoren om sportblessures te voorspellen? Deze onderzoeksvraagstelling is opgesplitst in de volgende deelvragen: 1. Hoe kan met sensoren relevante data van sporters verzameld worden om de sportbelasting in kaart te brengen? 2. Welke parameters kunnen blessures voorspellen? 3. Hoe kunnen deze parameters op betekenisvolle en eenvoudige wijze naar sportbegeleiders en sporters teruggekoppeld worden? Het project resulteert in de volgende projectresultaten: - Een overzicht van nauwkeurige en gebruiksvriendelijke sensoren om sportbelasting in kaart te brengen - Een overzicht van relevante parameters die blessures kunnen voorspellen - Een online tool dat per sporter aangeeft of de sporter wel of niet training- of wedstrijdfit is Bij dit project zijn de volgende organisaties betrokken: Hogeschool van Amsterdam, Universiteit Leiden, VUmc, Rijksuniversiteit Groningen (RuG), Amsterdam Institute of Sport Science (AISS), Johan Sports, Centrum voor Topsport en Onderwijs (CTO) Amsterdam, Koninklijke Nederlandse Voetbalbond (KNVB), de Nederlandse Vereniging voor Fysiotherapie in de Sport (NVFS), VV Noordwijk (voetbalclub) en Black Eagles (basketbalclub).
Top-up kan Hogeschool Rotterdam en haar partner Erasmus MC ondersteunen bij het verder verspreiden en consolideren van ons succesvolle onderzoeksprogramma SPIL (Selfmanagement & Participation Innovation Lab). Dit RAAK-Pro programma (2011-2015) heeft ons Kenniscentrum (inter)nationaal op de kaart gezet als dé kennispartner voor de zorg voor jeugd met chronische aandoeningen in hun transitie naar volwassenheid – en naar de zorg voor volwassenen. SPIL was genomineerd voor de RAAK Award voor praktijkgericht onderzoek 2015. SPIL was gericht op het bevorderen en ondersteunen van zelfmanagement en participatie bij jongeren met chronische aandoeningen met als doel dat de jongere op eigen benen staat en de aandoening kan inpassen in het dagelijks leven, zelf de regie kan voeren en optimaal kan participeren in de samenleving (in het bijzonder in werk). Hbo-zorgprofessionals worden uitgedaagd om jongeren bij deze transities te ondersteunen. SPIL werd uitgevoerd in twee proeftuinen: de ene gericht op onderzoek en innovaties binnen het kinderziekenhuis Erasmus MC–Sophia (jongeren met somatische chronische aandoeningen), de andere op Erasmus MC–Revalidatiegeneeskunde (jongeren met fysieke beperkingen). Het onderzoek in de proeftuinen was gericht op theorie- en instrumentvorming, naast de evaluatie van nieuwe zorgconcepten (zoals transitiepoli’s en TraJect: ‘Aan het werk?!’ om arbeidsparticipatie te stimuleren). Deze projecten leverden veel wetenschappelijke publicaties en meerdere proefschriften op; kennis die wordt gebruikt om het onderwijs op onze gezondheidszorgopleidingen te verrijken. Enkele onderdelen van SPIL hebben ondertussen een vervolg gekregen (o.a. de effectstudie naar Transitiepoli’s wordt nu herhaald in de diabeteszorg en gecombineerd met een nationaal verbeterprogramma). Maar er is ook nog een en ander blijven liggen. De dataverzameling voor de twee effectstudies in beide proeftuinen is pas recent afgerond: daar moeten nog wetenschappelijke publicaties over geschreven worden (Activiteit 1 - ONDERZOEK). Met een Top Up subsidie kunnen we de impact van SPIL op het ONDERWIJS verder vergroten. We ontwikkelen een lespakket over de interventie TraJect:‘Aan het werk?! en implementeren dit in ons eigen (minor)onderwijs, maar ook bij reguliere opleidingen (initieel / post-initieel) (Activiteit 2). Onze ambities gaan nog verder: landelijke verspreiding van resultaten en brede implementatie van passende interventies is ons doel. Om doorwerking in de BEROEPSPRAKTIJK te vergroten willen we de inhoud van de pagina’s voor professionals op onze website www.opeigenbenen.nu aanpassen (Activiteit 3). Deze website ondergaat momenteel een totale make-over dankzij een kleine externe subsidie plus een forse eigen bijdrage van HR, waarbij de nadruk ligt op aanpassing van de jongerenpagina's en de vormgeving. Er zijn echter geen middelen meer om de Transitie Toolkit voor professionals te herzien, terwijl deze veel gebruikt wordt (>50.000 unieke bezoekers per jaar) en bruikbaar is voor de beroepspraktijk. Ook in het buitenland bestaat interesse voor deze Toolkit. Verder zoeken we middelen om informatiemateriaal voor jongeren te ontwikkelen en te drukken zodat zorgverleners jongeren en ouders attent kunnen maken op de nieuwe website (Activiteit 4). Zorgverleners hebben aangegeven hier behoefte aan te hebben. Door het lopende project Betere Transitie bij Diabetes waar we het SPIL-onderzoek vervolgen in 20 ziekenhuizen, is dit ook extra actueel geworden. Ook hiervoor zijn geen middelen beschikbaar.
Aanleiding Mede door de vergrijzing groeit de zorgvraag in Nederland. Tegelijkertijd vallen veel verpleegkundigen uit door fysieke en mentale arbeidsbelasting. Dit begint al tijdens de opleiding/aan de start van de loopbaan. Dreigende arbeidstekorten en decentralisatie in de zorg vragen om verpleegkundigen die regie kunnen voeren over hun eigen werkgerelateerde gezondheid. Er is nog weinig wetenschappelijke kennis over het vroegtijdig signaleren en aanpakken van uitval onder verpleegkundigen. Bovendien hapert de invoer van effectieve interventies. Daarom willen zorginstellingen, verpleegkunde-opleidingen en wetenschappelijke organisaties onderzoek doen naar de oorzaken van uitval en een instrument ontwikkelen om problemen vroegtijdig te herkennen en te ondervangen. Doelstelling Het consortium wil een wetenschappelijk en praktisch onderbouwd instrumentarium ontwikkelen voor het signaleren van risicofactoren, gezondheidsproblemen, productiviteitsverlies en uitval bij stagiairs en beginnende verpleegkundigen, met daaraan gekoppeld effectieve preventieve interventies voor in de onderwijs- en stagepraktijk. Het programma kent twee fases. 1) literatuuronderzoek, kwalitatief onderzoek naar nog onbekende risicofactoren en longitudinaal cohortonderzoek vormen de basis voor een signaleringsinstrument/predictiemodel. In het cohortonderzoek worden van 750 (aankomend) verpleegkundigen 2,5 jaar de determinanten voor uitval gemonitord. In expertmeetings selecteert men vervolgens 6 evidencebased interventies. 2) het onderzoeksteam pre-test deze interventies op eerste haalbaarheid bij studenten verpleegkunde met risico. De 2 kansrijkste interventies, één voor mentale en één voor fysieke werkbelasting, worden in pilots op effectiviteit getoetst. In het onderzoek zet men de psychometrisch beproefde meetinstrumenten in van de European Nurses Early Exit Study (online enquêtes), aangevuld met inzichten uit interviews, fysieke metingen en praktijkobservaties. Beoogde resultaten De beoogde resultaten van het project zijn: " inzicht in de fysieke en mentale problemen van verpleegkundigen; " een gevalideerd predictiemodel voor geïndiceerde preventie in de zorg; " good practices en een kant-en-klare webapplicatie voor vroegsignalering met interventies in het stageonderwijs en het werkveld om uitval te voorkomen; " valorisatie van kennis in co-creatie met studenten, zorginstellingen en zorgprofessionals in de regio; " kennisinput voor de opleidingen Nurse practitioner, Verpleegkunde, Arbeid en Gezondheid, HRM. Een grote groep studenten is respondent in het onderzoek. In de uitvoering participeren ook studenten en daarnaast onder meer lectoren, onderzoekers en docenten van Hogeschool Rotterdam en twee promovendi. Voor de wetenschappelijke disseminatie worden refereerbijeenkomsten en presentaties gehouden op internationale congressen, en proefschriften en artikelen geschreven gepubliceerd. De verspreiding onder maatschappelijke partners gebeurt via vakpublicaties, expertmeetings en een slotsymposium. Met internationale partners uit het netwerk worden mogelijkheden verkend voor internationale parallelstudies.