In dit hoofdstuk wordt het belang van sociale interactie voor gezond ouder worden besproken. Beargumenteerd wordt dat het vaststellen van de frequentie en de kwaliteit van de sociale interactie op zich nog niet zoveel over de individuele ervaring ervan vertelt. Hoeveel interactie van welke aard gewenst is, verschilt per levensfase en per individu. In het hoofdstuk wordt besproken hoe de kwaliteit van sociale interactie in samenwerking met de cliënt vastgesteld kan worden. In het hoofdstuk staan onder meer de preventie en interventie bij veel voorkomende problemen (bijvoorbeeld eenzaamheid en pesten) centraal.
LINK
Inleiding voor de bundel Het lectoraat Media, Cultuur en Burgerschap heeft in de periode 2011-2013 onderzoek gedaan naar poppodia en theaters in een samenwerking met de Inholland lectoraten City Marketing en Leisure Management en Media Business en met de brancheverenigingen Vereniging Schouwburg- en Concertgebouwdirecties (VSCD) en de Vereniging van Nederlandse Poppodia en -Festivals (VNPF). Hierbij waren docenten en studenten van diverse opleidingen betrokken (o.a. VTM, Com, MEM & IMM) en het project werd gefinancierd uit een SIA-Raak subsidie (Podium voor de Podiumdirecteuren 2011-2013). Doel van het onderzoek was om de podia te ondersteunen in hun voortdurende vraag naar het verhogen van het culturele en financiële rendement, daarbij de nadruk leggend op de return on investment, in het bijzonder via vernieuwende wegen en middelen. Een van de eindproducten van dit onderzoeksproject is een website, www.podiumpower.nl , die in samenwerking met de Waag Society en het studenten leerwerkbedrijf GNR8 is ontworpen. Inleiding Podiumdirecteuren zitten in een lastig parket: door bezuinigingen en de economische crisis is een daling te zien in de inkomsten van poppodia in Nederland. Overheden snijden in subsidies terwijl tegelijkertijd de publieksinkomsten dalen (VNPF, 2013). Drie lectoraten van Inholland hebben onderzoek uitgevoerd met als doel advies te geven aan podiumdirecteuren over de toegevoegde sociaal-culturele waarde van cultuurcentra voor de podiumkunsten waardoor ze hun podia (waaronder theaters, concertzalen en poppodia) effectiever kunnen verankeren. De podiumdirecteuren zullen in hun exploitatie recht moeten doen aan commerciële eisen, zonder in te leveren op hun artistieke en culturele visie en missie. Dit gezamenlijke onderzoekproject is opgesplitst in meerdere deelonderzoeken. Zo is er onder andere onderzoek gedaan naar marketing accountability, cultuureducatie, nieuwe businessmodellen, publieksegmentatie en sociale media. In dit artikel wordt een kwantitatief deelonderzoek beschreven waarin wij gericht hebben op de vraag of er een samenhang is tussen enerzijds de voorkeuren van bezoekers van poppodia met betrekking tot de frequentie van podiumbezoek, mediagebruik, activiteit op sociale mediaplatforms en informatiebehoefte en anderzijds de voorkeur voor een bepaald muziekgenre. Waarmee moeten podiumdirecteuren rekening houden als ze sociale media willen inzetten als onderdeel van het strategisch marketingcommunicatiebeleid van hun poppodium? Het publiek is de belangrijkste stakeholder voor de inkomsten van poppodia, maar er is natuurlijk niet één publiek. Met name regionale poppodia bedienen een breed gemêleerd publiek: van tieners tot vijftigers, van houseliefhebbers tot rockers, van bezoekers die zelf actief op zoek gaan naar informatie tot mensen die wachten tot informatie naar hen toe komt en van vaste bezoekers die geregeld het podium bezoeken tot incidentele bezoekers die slechts af en toe, of zelfs maar één keer het podium bezoeken (zie ook Hermes en Borghuis, 2013).
Het W&T-onderwijs op de basisschool kent verschillende uitdagingen, die we in deze ontwerpstudie aangaan door begrips- en (vak)taalontwikkeling tegelijkertijd te ondersteunen. Daartoe ontwikkelden we een taalgerichte lessenserie die het leren verklaren van drijven en zinken, en de daartoe benodigde denkstappen, tot doel had. Deze studie evalueert hoe de kwaliteit van de verklaringen en het vaktaalgebruik in de denkstappen zich ontwikkelden. Met een schriftelijke voor- en nameting scoorden we verklaringsniveaus van 21 leerlingen (10–11 jaar) en stelden we een significante vooruitgang in de kwaliteit van verklaringen vast. De ontwikkeling van drie meertalige gevalsstudieleerlingen werd nader geanalyseerd met transcripten van interviewdata die na elk van de zes lessen werden verzameld. De interviewvragen richtten zich op het verklaren van drijven en zinken. Eerst werden de niveaus van de verklaringen van drijven en zinken gescoord. Vervolgens werd de vaktaalontwikkeling beschreven. De verklaringsniveaus en de vaktaalontwikkeling gingen niet altijd gelijk op. Uit een cross case-analyse bleek verder een toegenomen frequentie en variatie in gebruik van vaktaalwoorden, en een verschuiving naar wetenschappelijk adequatere verklaringen. Deze studie levert een proof of principle van de mogelijkheid om tegelijkertijd de kwaliteit van verklaringen en (vak)taalontwikkeling te bevorderen tijdens een taalgerichte lessenserie waarin het idee van denkstappen centraal staat.
Hoewel drones worden gebruikt in steeds toenemende civiele toepassingen voor een goede daad, zijn kwaadwillende drones ook steeds meer en steeds vaker worden ingezet om schade aan te richten. Huis, tuin en keukendrones zijn in staat om door te dringen tot zwaarbeveiligde gebieden en daar verwoestende schade aan te brengen. Ze zijn goedkoop, precies en kunnen steeds grotere afstanden afleggen. Kwaadwillende drones vormen een groot gevaar voor de nationale veiligheid. In dit KIEM-project onderzoeken wij de vraag in hoeverre is het mogelijk om drones te ontwikkelen die volledig autonoom een ongecontroleerde omgeving (luchtruim) veilig kunnen houden? Counter drones moeten kamikaze-drones kunnen signaleren en uitschakelen. Bestaande systemen zijn nog onvoldoende in staat om kwaadwillende drones op tijd uit te schakelen. Bij Defensie, de Nationale Politie en het gevangeniswezen is dringend behoefte aan systemen die kwaadwillende drones kunnen detecteren en uitschakelen. Er zijn thans enkele (Europese) systemen waarmee drones kunnen worden gedetecteerd, onder andere met radiofrequentiesignalen (voelen), optische- en radartechnologie (zien) en akoestische systemen (horen). Geen van deze systemen vormen de ‘silver bullet’ voor het bestrijden van kwaadwillende drones, vooral kleine en laagvliegende drones. Met een feasibility study wordt nagegaan wat de state-of-the-art is van de huidige counter dronetechnologieën en op welke technologiedomeinen het consortium waarde kan toevoegen aan de ontwikkeling van effectieve counter drones. Saxion en haar partners zet zich de komende jaren in op Sleuteltechnologieën als: Human Robotic Interaction, Perception, Navigation, Systems Development, Mechatronics en Cognition. Technologieën die terugkomen in counter drones, maar ook worden doorontwikkeld voor andere toepassingsgebieden. Het project bestaat uit 4 fasen: een onderzoek naar de huidige counter dronetechnologieën (IST), onderzoek naar gewenste/toekomstige counter dronetechnologieën (SOLL), een gap-analyse (TOR) én een omgevingsanalyse om na te gaan wat er elders in Europa al aan onderzoek plaatsvindt. Tevens wordt een netwerk ontwikkeld om counter droneontwikkeling mogelijk te maken.