Met de uitvoering van het onderzoek ‘Het stedenbouwkundig bureau van de toekomst’ (zie eerste rapportage van het RAAK-project) aan de Hogeschool van Amsterdam is een kennisplatform tot stand gekomen over de inhoud en onderlinge positionering van stedelijke theorieën, methoden en casussen. Het platform stelt de stedelijk professional (al werkend en lerend) in staat, in samenspraak met collega’s, de beschikbare interdisciplinaire kennis over ruimtelijke analyses in stedelijke gebieden te ontsluiten, te delen en te vergroten.
Debates about social theory and social policy are highly fragmented and unclear in subject and direction. A recognised paradigm is failing. Maybe we have to accept that social reality is not to reconstruct in social theory. But we certainly need social theorists and social theories to support citizens, policy makers and social workers in improving social reality. Social reality in post modern societies is to be characterized by problematic relationships among citizens and between citizens and the public sector and by a sharp rise in problematic behaviour. The affluent society has failed to create a more sensitive world where people behave more socially. The dominant social problem is no longer seen from a social economic perspective but from a social cultural one. Social competences and social capital are considerer to be essential assets to cope with life in post modern society. For people weak ties and thin trust are essential to integrate into society. Thick trust and strong ties can bind people to much and cause inflexibility. The current social problem is a matter of designing a social world where relationships and behaviour are fair and reasonable. It asks for an interesting and creative social policy and social work, not too much stressing the problematic issues but encouraging people to trust each other. Current social policy is too much focused on the needs and problems. It has to change into a more expressive social policy, a policy that people challenges to express them and to create new relationships. Social behaviour asks for flexibility and creativity, for being authentic and playing roles. Scientists, policymakers, social workers and citizens are in the same field and have access to the same knowledge.
De uitvoering van regionaal economisch beleid draait voor een belangrijk deel om het bewaren van een werkbare balans tussen competitie en samenwerking. Hoewel schijnbaar in tegenspraak vormen deze begrippen in feite twee kanten van dezelfde medaille. Ondernemers in de binnenstad zijn onderlinge concurrenten, maar hebben elkaar ook nodig om de vitaliteit van het centrum te waarborgen. Samenwerking is noodzakelijk om gemeenschappelijke doelen te realiseren, zoals het beperken van overbewinkeling, investeringen in aantrekkelijkheid, of de herstructurering van aanloopstraten. Een binnenstad waarin iedere partij alleen zijn eigen belangen najaagt, presteert per saldo slechter dan een centrum waar actoren bereid zijn om van tijd tot tijd over hun schaduw heen te stappen.
De behoefte aan woningbouw staat helder op het Haagse netvlies. Beleidsmatig gaat de voorkeur daarbij vooralsnog uit naar binnenstedelijke locaties, bijvoorbeeld in de vorm van transformatie van (voormalige) werklocaties. Een onderbelicht aspect is echter dat er ook voor werken nog steeds ruimte nodig is. Deels voor de bedrijvigheid die door woningbouw verdreven wordt, maar ook vanwege eigen dynamiek en veranderende locatiefactoren van verschillende economische sectoren die samenhangt met bijvoorbeeld het toenemend belang van logistieke dienstverlening en het nieuwe werken. In dit project willen we die ontwikkelingen op een rij zetten in een verklarende analyse over de afgelopen 20 jaar en richten we ons op twee basisvragen: waar verdwijnt werken en waar verschijnt het? De eerste vraag moet duidelijk maken waar werklocaties nu omgezet worden in andere functies zoals wonen en om hoeveel areaal dat gaat. Dit brengt de transformatiepotentie van huidige werklocaties in beeld en geeft tevens zicht op de potentiële vervangingsvraag voor werklocaties. Voor de tweede vraag gaan we na hoeveel ruimte de afgelopen 20 jaar voor werken is vrijgemaakt. Voor welke sectoren was dat? Welke locatiefactoren waren dominant? Deze analyse verklaart veranderingen in de ruimtelijke wensen voor werklocaties. De resultaten zijn belangrijke input voor het regionaal-economisch beleid van rijk en regionale overheden. Ecorys/MRDH zijn geïnteresseerd in de succesfactoren voor de herbestemming van bedrijventerreinen, terwijl PBL wil weten hoe de ruimtevraag voor werken zich de afgelopen jaren heeft ontwikkeld en hoe op basis daarvan uitspraken over omvang en locaties voor de toekomstige ruimtebehoefte kunnen worden gedaan.
Dit PD-traject richt zich op het versterken van de toekomstbestendigheid van musea in de regio’s Twente, Achterhoek en Arnhem-Nijmegen. In tegenstelling tot de grote musea in het westen van het land missen regionale musea vaak de tijd, middelen en kennis om datagedreven te werken. Data van brancheorganisaties zijn vaak verouderd en regionaal onvoldoende relevant. Innovaties in datatechnologie bieden echter kansen om doelgroepen beter te begrijpen en nieuwe bezoekers te bereiken, maar ook om op regionaal niveau beter samen te werken met partijen uit de toeristische-recreatieve sector. De centrale strategie hiervoor is het bevorderen van samenwerking tussen musea en Destinatie Management Organisaties (DMO's) op het gebied van bezoekersdata. Door data te verzamelen, te delen en te analyseren, krijgen musea beter inzicht in hun doelgroepen. Dit stelt hen in staat gerichter marketingcampagnes op te zetten en hun tentoonstellingen en evenementen beter af te stemmen op de voorkeuren en behoeften van bezoekers. De inzichten uit de bezoekersdata dragen niet alleen bij aan het verbeteren van de bezoekerservaring, maar ook aan het versterken van de maatschappelijke waarde van musea. Musea fungeren immers als belangrijke plekken voor educatie, cultuurparticipatie en gemeenschapsvorming. Door data-gedreven inzichten kunnen musea deze rol beter onderbouwen richting beleidsmakers, subsidiegevers en het bredere publiek. Dit is essentieel in een tijd waarin culturele instellingen steeds meer onder druk staan om hun relevantie en impact aan te tonen. Daarnaast draagt het project bij aan de ontwikkeling van de regio’s Twente, Achterhoek en Arnhem Nijmegen tot slimme toeristische bestemmingen. DMO’s brengen hun expertise in op het gebied van dataverzameling en -analyse en beschikken over sterke netwerken binnen de regio. De samenwerking tussen musea en DMO’s creëert zo synergie, waarbij cultuur en toerisme elkaar versterken. Dit vergroot niet alleen het publieksbereik van musea, maar draagt ook bij aan de economische en maatschappelijke vitaliteit van de regio’s.
Deze subsidieaanvraag richt zich op de doorontwikkeling van de thematafel Maatschappelijk Verdienvermogen (MV). MV staat binnen het missiegedreven innovatiebeleid voor het vergroten van maatschappelijke impact in combinatie met het versterken van economisch verdienvermogen. De thematafel MV zet zich in om de zichtbaarheid én impact van praktijkgericht onderzoek op het thema MV te vergroten, zowel regionaal, nationaal als internationaal. Dit doet zij door het gedachtegoed van MV als eigenstandig en dwarsdoorsnijdend thema concreet te maken en te verbinden aan zowel de regionale actualiteit als de langere termijn van transities. De thematafel heeft zich de afgelopen periode gericht op het versterken van kennis en praktijkgericht onderzoek naar Maatschappelijk Verdienvermogen. Ze heeft onder andere bijgedragen aan de Green Paper 'Maatschappelijke Waarde Creëren', en verschillende onderzoeksprojecten en allianties opgezet. Er is een verschuiving zichtbaar van focus op de creatieve sector naar een bredere samenwerking met de sociale en geesteswetenschappen. Voor de periode 2024-2027 zijn de belangrijkste doelen: 1. Het doorzetten van de verbreding van de basis van MV en in gezamenlijkheid met de verschillende MV expertises MV als vakgebied verder inhoud geven 2. Het blijvend inzetten op het realiseren van transdisciplinariteit en het verder gestalte geven aan het dwarsdoorsnijdende karakter van MV. 3. Het uitdragen en versterken van de HBO rol rondom MV vraagstukken met de lokale en regionale actoren en organiseren van landelijke afstemming en een programmatische aanpak. De strategische aanpak is gericht op het verbinden van nationale en regionale agenda's met het thema Maatschappelijk Verdienvermogen, het uitbreiden en bijelkaar brengen van het netwerk van onderzoekers, aansluiting zoeken bij Europese projecten en het waarborgen van structurele financiering. Om resultaten te kunnen uitbouwen en een duurzame toekomst te kunnen garanderen is ook in de governance vernieuwing nodig.