A primary teacher needs mathematical problem solving ability. That is why Dutch student teachers have to show this ability in a nationwide mathematics test that contains many non-routine problems. Most student teachers prepare for this test by working on their own solving test-like problems. To what extent does these individual problem solving activities really contribute to their mathematical problem solving ability? Developing mathematical problem solving ability requires reflective mathematical behaviour. Student teachers need to mathematize and generalize problems and problem approaches, and evaluate heuristics and problem solving processes. This demands self-confidence, motivation, cognition and metacognition. To what extent do student teachers show reflective behaviour during mathematical self-study and how can we explain their study behaviour? In this study 97 student teachers from seven different teacher education institutes worked on ten non-routine problems. They were motivated because the test-like problems gave them an impression of the test and enabled them to investigate whether they were already prepared well enough. This study also shows that student teachers preparing for the test were not focused on developing their mathematical problem solving ability. They did not know that this was the goal to strive for and how to aim for it. They lacked self-confidence and knowledge to mathematize problems and problem approaches, and to evaluate the problem solving process. These results indicate that student teachers do hardly develop their mathematical problem solving ability in self-study situations. This leaves a question for future research: What do student teachers need to improve their mathematical self-study behaviour? EAPRIL Proceedings, November 29 – December 1, 2017, Hämeenlinna, Finland
In onderhavig rapport wordt verslag gedaan van de resultaten van de interviews, die in de maart en april 2011 gehouden zijn door leden van het managementteam van Onderwijs en Opvoeding. In het onderzoek is antwoord gezocht op de onderzoeksvraag: “Welke externe ontwikkelingen zien belangrijke stakeholders van Onderwijs en Opvoeding voor het domein en welke aanbevelingen doen zij voor de verdere ontwikkeling van het domein?”. Deze onderzoeksvraag is beantwoord door drie onderzoeksvragen te beantwoorden. “Welke externe ontwikkelingen die relevant zijn voor Onderwijs en Opvoeding worden genoemd door stakeholders van Onderwijs en Opvoeding?”. De stakeholders geven aan ontwikkelingen te zien in het werkveld, de lerarenopleidingen, en de opleiding Pedagogiek, de maatschappij en de politiek. Hierbij wordt genoemd dat de taken en rollen van leraren veranderen en dat nieuwe leraren onvoldoende hierop worden voorbereid. De vergrijzing van het leraarschap legt druk op het onderwijs en op de realisatie van de maatschappelijke behoefte aan flexibelere school- en vakantietijden. “Welke consequenties hebben deze ontwikkelingen volgens de stakeholders voor Onderwijs en Opvoeding?” Door de stakeholders wordt aangegeven dat de genoemde ontwikkelingen consequenties hebben voor de organisatie van het domein, voor de curricula van de lerarenopleidingen en voor de lerarenopleiders. Om in te spelen op de ontwikkelingen wordt aanbevolen de interne en externe communicatie te verbeteren, de curricula op de lerarenopleidingen aan te passen aan de vraag van het werkveld en nieuwe samenwerkingsverbanden met diverse spelers uit het veld aan te gaan. “Welke aanbevelingen geven stakeholders voor de verdere ontwikkeling voor Onderwijs en Opvoeding? ” De stakeholders bevelen aan vanuit een voorbeeldfunctie diversiteit onder het eigen personeel te stimuleren en ondernemende mensen aan te trekken, te werken aan een duidelijke profilering van het domein en te werken aan een echte lerarencultuur binnen de lerarenopleidingen waarbij er les gegeven wordt zoals de lerarenopleiders wensen dat de studenten dat zelf ook gaan doen en studenten actief te betrekken bij de opleidingen. De door de geïnterviewde stakeholders genoemde ontwikkelingen en aanbevelingen zijn primair gericht op de lerarenopleidingen, inclusief de Pabo. Opmerkingen specifiek voor Pedagogiek worden niet gemaakt. Omdat een aantal geïnterviewde stakeholders benaderd is vanwege hun pedagogische kennis, gaan we ervan uit dat de door hen gemaakte opmerkingen ook betrekking hebben op de opleiding pedagogiek. De door de stakeholders genoemde ontwikkelingen hebben grotendeels betrekking hebben op het primaire proces, het onderwijs aan Onderwijs en Opvoeding. Consequenties voor de organisatie van het domein worden hieraan verbonden. Het andere primaire proces van Onderwijs en Opvoeding, het verrichten van praktijkonderzoek, is nauwelijks onderwerp van bespreking geweest. Geconcludeerd wordt dat het houden van interviews met stakeholders gezien kan worden als een belangrijke stap in het realiseren van afstemming tussen opleiding en werkveld. Op basis van de interviews wordt aanbevolen de studenten breed te scholen, bewust te blijven van de consequenties van de veranderende rol van de leraar voor de lerarenopleidingen en actief in te blijven zetten op het verzamelen, produceren en uitzetten van kennis ten behoeve van het veld en het domein. Het door Onderwijs en Opvoeding verrichte praktijkonderzoek kan hierin nadrukkelijker gepositioneerd worden
MULTIFILE
Dit rapport beschrijft uitvoerig een onderzoek naar mogelijkheden en opbrengsten van het inzetten van Professionele Simulatie Ontwerpsoftware in de bovenbouw van de basisschool. Deze casestudie is opgebouwd in vijf fasen waarvan de laatste fase antwoord geeft op de kracht van dit instrument voor het onderwijs. De studie mikt zowel op de didactische inzetbaarheid door de leerkracht als de bijdrage aan het ontwikkelen van denkvaardigheden bij leerlingen. De studie past in het onderzoek naar Mindtools en DME's en is grensverleggend in vergelijking tot gangbaar gebruik van ICT. De gebruikte software is van een hoog abstractieniveau maar blijkt door leerlingen al goed te gebruiken om hun talenten aan te spreken. In de eindconclusies worden perspectiefvolle resultaten genoemd. In de rapportage wordt ook geanticipeerd op verdere ontwikkelingen. Tijdens de casestudie zijn immers aanwijzingen gevonden dat leerlingen zeer geboeid kunnen zijn door het gebruik, dat ze sterke cognitieve redenatiepatronen kunnen opbouwen, analytische vaardigheden toepassen, dat ze uitvoerige kritische discussies met elkaar aangaan enz. Met andere woorden een dergelijk pakket zet leerlingen bij de juiste instrumentatie en begeleiding wel aan tot hoger orde denken. De abstracties van een dergelijk pakket gaat sommige leerlingen goed af. Ze vinden uiteindelijk de 3D weergave wel de kers op de appelmoes. Inzetten van dit soort software kan zeker aangemerkt worden als onderwijs inhoudelijk transitief. Het is interessant om t.z.t de diverse video-opnames uitvoeriger te analyseren op zowel de cognitieve als onderwijskundige opbrengsten. In de bijlagen zijn ontwikkelde ondersteunende materialen en resultaten van leerlingen opgenomen.
Onderzocht wordt in hoeverre embodied cognition activiteiten bij meetkundeonderwijs in de bovenbouw van de basisschool leerlingen aanzetten tot wiskundig denken (abstraheren) en op welke manier leerkrachten dit proces kunnen begeleiden.
Dit projectvoorstel, Rekenen op spel, richt zich op de vraag van professionals in voorscholen en de onderbouw van de basisschool hoe zij de taal- en rekenontwikkeling van peuters en kleuters kunnen stimuleren in de context van spel. De focus ligt op doelgroepkinderen: kinderen uit ach-terstandssituaties. Professionals werken nu nog vaak aan taal- en rekendoelen vanuit een school-se benadering die volgens hen niet goed aansluit bij de manier van leren van jonge kinderen. Het Pre-cool onderzoek (Leseman & Veen, 2016) ondersteunt die opvatting: de wiskundige ontwikke-ling van doelgroepkinderen blijft sterk achter bij die van niet-doelgroepkinderen. Het stimuleren van fantasiespel en verrijken van spel lijkt echter potentieel te bieden voor de ontwikkeling van taal en wiskunde. Bovendien lijkt het kansrijk om het verwerven van wiskunde op jonge leeftijd naar analogie van taalverwerving te benaderen. Het gaat immers om het verwerven van woorden die de wereld beschrijven vanuit wiskundig perspectief. Samen met professionals wordt een ver-beterde aanpak ontworpen voor het stimuleren van de wiskunde- en taalontwikkeling in voor jonge kinderen betekenisvolle spelcontexten. Dat leidt tot een serie ‘narratives’ en een kennis-dossier met filmmateriaal. Het onderzoek richt zich vervolgens op de vraag hoe PM-ers en leerkrachten gezamenlijk kunnen professionaliseren op de ontworpen aanpak. De gezamenlijke professionalisering draagt bij aan versteviging van de doorgaande lijn van kinderopvang naar primair onderwijs. De professionalise-ringsaanpak gaat uit van de samenstelling van een professionele leergemeenschap (PLG) van professionals en experts van lerarenopleiding basisonderwijs. Gezamenlijk met de professionals wordt het leer- en ontwikkelproces van de professionals in de PLG cyclisch onderzocht. Deze tweede ronde levert kenmerken op die belangrijk zijn voor de professionalisering van PM'ers en leerkrachten via een PLG. Door een betere afstemming te ontwikkelen op doelgroepkinderen, beoogt het project bij te dragen aan verbetering van gelijke kansen voor alle kinderen.