Risicotaxatie gaat over het gestructureerd inschatten van het risico herhaald delictgedrag of ander ongewenst gedrag en is een belangrijke taak voor professionals die werken in het forensische sociale domein. Op verschillende momenten gedurende het forensische traject is een risicotaxatie gewenst of zelfs verplicht uit te voeren. Hierbij kan worden gedacht aan een adviesrapport van de reclassering bij een voorgeleiding aan de rechter, bij de start van een nieuwe forensische behandeling of bij een verlofbeslissing of verlengingsadvies van terbeschikkinggestelden. Ook binnen detentie wordt risicotaxatie steeds vaker ingezet.
Het risicomanagement van financiële instellingen is een veel besproken onderwerp in de politiek, de wetenschap en onder (internationale) wet- en regelgevers. Operationele risico’s lenen zich niet goed voor traditionele risicomanagement methoden en technieken. Dit komt omdat de verliezen van dit type risico de resultante is van complexe en niet-lineaire interacties tussen mensen, processen, systemen en externe gebeurtenissen (Grinsven, 2009). Ons onderzoek is in de kern gericht op twee variabelen van operationeel risicomanagement: mensen en processen. De aanname in ons onderzoek is dat de kwaliteit van processen wordt beïnvloed door het risicogedrag van mensen. Om hier meer inzicht in te verkrijgen maken wij in ons onderzoek onderscheid naar het toepassen van harde- en zachte beheersmaatregelen. Het doel van ons onderzoek is het verbeteren van operationeel risicomanagement door het inzetten van hard- en softcontrols. Met deze aanpak kunnen financiële instellingen hun operationeel risicomanagement verbeteren en als zodanig de risicovolwassenheid hiervan verhogen.
Door de vergrijzing neemt het aantal ouderen met complexe revalidatievragen sterk toe. Deze revalidatie vindt toenemend plaats in een ambulant traject. Therapeuten in de geriatrische revalidatiezorg geven aan dat het daardoor steeds moeilijker wordt om zicht te krijgen op de voortgang van de revalidatie. In een samenwerking tussen de Hogeschool van Amsterdam (HvA) en het Amsterdam UMC is Hipper ontwikkeld, een combinatie van een behandelprotocol en technologie om op afstand de activiteit van revalidanten thuis te meten. Via een dashboard kunnen de therapeuten de data bekijken en hun behandeling bijstellen. De B.V. Hipper Therapeutics (HipperTx) exploiteert de dienst en levert momenteel aan een aantal zorginstellingen. De zorginstellingen willen weten of ze door het inzetten van eHealth toepassingen zoals Hipper ook daadwerkelijk hun kosten kunnen verlagen in het huidige zorgstelsel. Technologieleveranciers – die Hipper en andere eHealth toepassingen willen implementeren – hebben vragen over hoe deze kunnen voldoen aan de richtlijnen voor informatiebeveiliging in de zorg: zijn de vereiste certificeringen haalbaar? In het voorliggende voorstel schetsen wij een project waarbij het Amsterdam UMC samen met de betrokken zorginstellingen een business case voor de zorg maakt en waarbij de HvA i.s.m. de technologieleveranciers de informatieprocessen in de dienst in kaart brengt voor een adequate certificering. Aan het eind van het project zal er een whitepaper geschreven zijn waarin de business case beschreven staat en zullen de voorbereidende werkzaamheden voor een NEN7150 certificering zijn uitgevoerd. Het whitepaper zal openbaar zijn en zal kunnen dienen als een voorbeeld case voor vergelijkbare implementaties. Het project draagt bij aan het Missiegedreven Innovatiebeleid, meer specifiek de missie ‘In 2030 wordt zorg 50% meer (of vaker) in de eigen leefomgeving georganiseerd, in plaats van in zorginstelling’. Daarnaast kan op basis van de uitkomsten van dit voorstel een onderzoeksaanvraag rondom doelmatigheid van ambulante revalidatie gedaan worden.
Robots en cobots (collaborative robots) worden steeds meer ingezet voor het realiseren van machinebelading, begin- en end-of-line toepassingen en/of assemblagetaken. Typisch zijn er significante investeringen benodigd om binnen een MKB-bedrijf aan de slag te kunnen gaan met een robot- of cobotimplementatie. Binnen dit projectvoorstel wordt verkennend onderzoek uitgevoerd om te bepalen of, hoe en met welke randvoorwaarden een nieuwe business model op basis van pay-per-use /pay-per-pick productie/assemblage d.m.v. robots mogelijk is. Dit om eventuele directe investeringen weg te halen bij de MKB’er, maar op basis van wederzijds commitment te realiseren. Hierbij wordt bekeken of en hoe een pay-per-use model economisch en technisch haalbaar is en welke randvoorwaarden hierbij in acht genomen moeten worden. Op basis van een vooraf gedefinieerde use-case van het MKB bedrijf AKarton worden diverse technische concepten uitgedacht en een fysieke demonstrator gerealiseerd. Naast het technische aspect wordt vanuit de bedrijfskundige hoek geïnventariseerd aan welke technische-, organisatorische- en overige randvoorwaarden moet worden voldaan om een dergelijk pay-per-use dienstconcept economisch rendabel te kunnen realiseren (nieuw business model). De beoogde uitkomst van het project is een inschatting van technische- en economische haalbaarheid (verdienmodel/business model), de schaalbaarheid/methode van implementatie van dit product- en dienstconcept inclusief de in acht te nemen randvoorwaarden. De projectpartners in dit project zijn Fontys Engineering (FHENG) Fontys International Business School (FIBS), TMC en MKB bedrijf Akarton. FontysFIBS onderzoekt hierin de economische haalbaarheid, Fontys Engineering en TMC onderzoeken de technische haalbaarheid en Akarton levert de use case en valideert of het ontwikkelde verdienmodel bruikbaar is voor MKB ondernemingen