Aim. This study aims to identify ways that allow studying how intellectually impaired persons showing challenging behaviour interact with space, without impacting their daily lives. Back-ground. Research about space that better suits these persons’ needs is challenging to conduct, since they may have difficulties expressing themselves verbally and are extremely sensitive to-wards sensory stimuli. Therefore, researchers collecting data may be disturbing and intrusive, and requires great caution. Tapping into existing data may be a promising alternative. Residential care organisations routinely collect data about residents during their regular work processes, such as personal information and incident registration. Also useful may be routinely collected spatial data, such as drawings and repair reports. This study explores how routinely collected data (RCD) can provide insight into how residents interact with space, without impacting their daily lives. Methods. We reflect on the possibilities of using RCD (related to resident or space) based on explorations in the context of a case study at a Dutch very-intensive-care facility. The data were analysed to identify general patterns, such as locations with a high density of incidents/repairs and verified initial findings by member checking with staff. Results. The RCD analysed provide a basic and relevant insight into incidents and repairs connected to challenging behaviour. However, most data were neither complete or relevant for analysis. Therefore, we dis-cussed the RCD were with staff and only then it was possible to draw conclusions regarding relevance of RCD and the residents-space interactions. Conclusions. Only in conjunction with an ex-tended approach on member checking the use of RCD seems relevant. RCD have little meaning of their own. But the combination of RCD with member checking seems to provide insight into the interaction between residents and space, without interfering with the residents’ daily lives.
DOCUMENT
Since 2000, all Dutch Universities of Professional Education are confronted with three major renewals. The first was the European agreement to implement the Bachelor-Master system in Higher Education. The second was the strong tendence to renew eduction towards Competence Based Education. The third renewal came from the decision of the ministery of Education to contract lectures (lectoren) and research networks (kenniskringen) to improve research competences among students. Basic idea behind the latest renewal was that if students from Universities of Professional Education bring in more knowledge in companies, during and after their study, this will stimulate the innovative power of Dutch small and medium enterprices (SME’s). Educational developers have been very bussy with these renewals. Under the cloak of national assurance guidelines and external panels of inspection many educational developers automatically tended to use the instrumental paradigm for many design contexts. In accordance with the research of Gustafson (1993) and Richey (1993) we raised questions about the relevance of the instrumental paradigm for educational design contexts, because often the means-end thinking of the instrumental approach have seemed to be out of place. This research project by Lappia, De Boer & Van Rennes took place in 2006 at INHOLLAND university of professional education in the western part of The Netherlands with four pilots at School of Technology, Social Work, Education and Economics. The researchers started from the assumption that improving competence-based internships could not been based on an instrumental paradigma, because of the lack of absolute standards and the need to support deliberation among stakeholders. The Design Science Approach of Van Aken (2004) and Andriessen (2004) was been used to reveal field-tested and grounded technological rules as design specifications for improvement tools. Beside that the research project used the communicative paradigm (Visscher-Voerman & Gustafson, 2004) to reach consensus among the practitioners, who accompanion students during their internships in organisations in order to achieve a growth of competences in the choosen working field. Participants in the research project were employees of the School of Education, The School of Technology and the School of Economics, the department of Education, Quality, Research and development (OKR). Conditions for participating in the project were that the Schools recognized the problems with implementing Competence Based Internship and the School had to set the employees whe participated in the project free for half a day during the project. The Schools as stakeholders in the project were primary interested in solution of their practical problem (practical stream). The department of Education, Quality, Research and development was interested in solution of the pratical problem for dissemination reasons, but would also learn new strategies for implementation (knowledge stream). Therefore was choosen to follow the Design Science Research Approach.
DOCUMENT
Schrijven is een effectief middel om te leren, en vindt plaats in alle vakken. Hoe kunnen taal- en vakdocenten door interactie en feedback bijdragen aan het schrijfproces en -resultaat van hun leerlingen? Hoe kunnen leerlingen en studenten leren om adequate school- en vaktaal te gebruiken en hun tekst goed te structureren? Taalgericht vakonderwijs biedt mogelijkheden om leerlingen zich deze vaardigheden eigen te laten maken. Expliciete instructie en op de leerling afgestemde feedback zijn hierbij essentieel, oftewel: de interactie tussen docent en leerling speelt een belangrijke rol.
DOCUMENT
Er is veel (wetenschappelijk) onderzoek gedaan naar factoren die de gezondheid van kalveren in de eerste twee weken beïnvloeden. Echter, er is nauwelijks onderzoek gedaan naar de risicofactoren voor infecties van het kalf onder Nederlandse praktijkomstandigheden. Daarom is de hoofdvraag van dit onderzoek: ‘Hoe kan een veehouder de risico’s op infectie en uiteindelijk ziek worden van het kalf in de eerste levensweken zo laag mogelijk houden?’. Om de hoofdvraag te beantwoorden zijn in de periode maart 2020 tot en met oktober 2021 er op 92 Nederlandse melkveebedrijven gegevens verzameld. De verzamelde gegevens zijn onder andere een risico-inventarisatie van het afkalven en van de kalveren tot 14 dagen oud. Daarnaast is de reinheid van het drinkgerei en de biestafname-apparatuur verzameld, en is de gezondheid van een individueel kalf rond de zeven dagen oud gescoord. Tot slot zijn er monsters genomen in de kalverbox, de afkalfstal en van de biestverstrekkers om de hygiëne te bepalen. Data zijn geanalyseerd door middel van PROC FREQ en PROC LOGISTIC in SAS OnDemand for Academics. Uit de laboratoriumdata en de visuele beoordeling van de afkalfstal, de biestverstrekkers en een leegstaande en gebruikte kalverbox op elk bedrijf blijkt dat deze onderdelen een hoog aantal ziektekiemen bevatten en een verlaagde hygiëne hebben. Door middel van beter en frequenter schoonmaken kan de infectiedruk verlaagd worden en wat bedraagt aan een betere ziektepreventie bij jonge kalveren.
MULTIFILE
Dit rapport bevat feiten en cijfers over de gezelschapsdierenindustrie. Het omvat onder meer feiten en cijfers over het aantal gezelschapsdieren in Nederland, fokkers en kwekers, opleidingen, handel, diensten, en economische kengetallen. Met de verzamelde informatie kan een goed beeld verkregen worden over de aard, de omvang en de economische betekenis van de gezelschapsdierensector in Nederland waarmee onderbouwdbeleid ontwikkeld kan worden.
MULTIFILE
In 2016 nam BKNL voor het eerst het initiatief alle beschikbare gegevens over de beeldende kunstsector in Nederland te bundelen. Voor u ligt het resultaat van alweer de vierde herziene versie.
LINK
Meer dan vijfhonderd Almeerders hebben enquêtevragen beantwoord over hun gebruik van en waardering voor de diversiteit van de Almeerse voedselomgeving. Dit rapport beschrijft de uitkomsten van dit verkennende onderzoek. De verzamelde data bevatten verschillende aanknopingspunten om aan de slag te gaan met het vergroten van de toegankelijkheid van eten uit verschillende landen en culturen in Almere. Dat bevordert niet alleen interculturele uitwisseling en sociale cohesie, het biedt ook mogelijkhedenop vlak van duurzaamheid, gezondheid en korte keten, drie belangrijke pijlers van de Almeerse voedselstrategie.
MULTIFILE
Verzamelde werken van leerling-docent-interactie bij schrijven in de vakken: een ontmoeting tussen wetenschap en praktijk. In: Evers-Vermeul, J. e.a. (Red). Schrijven is een effectief middel om te leren, en vindt plaats in alle vakken. Hoe kunnen taal- en vakdocenten door interactie en feedback bijdragen aan het schrijfproces en -resultaat van hun leerlingen? Hoe kunnen leerlingen en studenten leren om adequate school- en vaktaal te gebruiken en hun tekst goed te structureren? Taalgericht vakonderwijs biedt mogelijkheden om leerlingen zich deze vaardigheden eigen te laten maken. Expliciete instructie en op de leerling afgestemde feedback zijn hierbij essentieel, oftewel: de interactie tussen docent en leerling speelt een belangrijke rol.
LINK
Het pakket bestaat uit twee delen en meerdere praktische bijlage die u in de praktijk meteen kan toepassen: Deel A: Theoretische onderbouwing en aanbevelingen: hierin wordt u een theoretische onderbouwing van de richtlijn gegeven, dat resulteert in aanbevelingen voor hulpverleners. Deze gegevens zijn van belang om goed met de richtlijn te kunnen werken. Deel B: Gegevensverzameling en interventies: in dit deel worden de aanbevelingen specifiek uitgewerkt voor de verpleegkundige beroepsgroep. Het effectief gebruik van de richtlijn, de wijze van gegevensverzameling en het kiezen van interventies komen aan bod.
MULTIFILE
In de laatste jaren is er in Nederland toenemende aandacht voor de condities waarin leerlingen les krijgen. Randvoorwaarden zoals temperatuur, akoestiek, luchtkwaliteit, lichtkwaliteit en beschikbare ruimte vormen met elkaar de basisomstandigheden waarin leerlingen en leerkrachten functioneren. Er is betrekkelijk weinig aandacht voor de invloed die akoestiek en luisteromstandigheden hebben op het leerproces van de leerlingen, terwijl het evident is dat deze enkele van de belangrijkste randvoorwaarden vormen voor het kunnen volgen van het onderwijs in de klas. De verwerving van taal èn het leerproces op school vinden immers voor een groot deel plaats via luisteren en talige interactie. Om meer inzicht te krijgen in de invloed die luisteromstandigheden in de klas hebben op leerlingen, is een onderzoek uitgevoerd met klassenversterkingsapparatuur, ook wel Soundfield apparatuur genaamd. Het onderzoek vond plaats op vijf Friese basisscholen in tien verschillende klassen en duurde vier weken. De Soundfield apparatuur bestaat uit een leerkrachtmicrofoon met zender en een luidsprekersysteem met versterker en ontvanger. Met de apparatuur ontstaat er een gelijkmatig „geluidsveld‟ in de klas, waardoor de leerkracht overal even goed hoorbaar is. Er werd gebruik gemaakt van apparatuur met infrarood technologie (Redcat: Infrared Classroom Amplification Technology van Lightspeed Technology).
DOCUMENT