The main research question in this chapter was: Which information problem solving skills are, according to the lecturers in the Bachelor of ICT, important for their students? Selecting items from a results list and judging the information on actuality, relevance and reliability were regarded as extremely important by most of the interviewed lecturers. All these sub-skills refer to the third criterion of the scoring rubric, the quality of the primary sources. As mentioned before, one of the NSE lecturers holds the opinion that students should improve their behaviour exactly on this point. Another sub-skill that is seen as very important by the interviewees is the analysis of information to be applied in the student’s own knowledge product. This refers to the fifth criterion of the rubric, the creation of new knowledge. The quality of primary sources and the creation of new knowledge criteria both bear extra weights in the grading process with the scoring rubric. A third criterion which also bears extra weight (‘orientation on the topic’) was mentioned as an important subskill by some interviewees but not as explicitly as the other two criterions. One of the facets of information problem solving that need improvement, according to one of the lecturers, is the reflection on the whole process to stimulate the anchoring of this mode of working. In the concept of information problem solving are higher order skills (orientation and question formulation, judging information and creation of new knowledge) distinguished from lower order skills (reference list, in-text citations, the selection of keywords and databases). Considering all results of this research, one can conclude that the importance of the higher order IPS skills – which refer to ‘learning to think’ (Elshout, 1990) – is recognised by most of the interviewed lecturers. The lower order skills are considered less important by most of them.
Werknemers en werkgevers in de Groen Grond Infra (GGI) sector krijgen een steeds grotere rol in de natuurinclusieve transitie binnen de agrarische sector en GGI. Deze groene transitie vereist verschillende soorten kennis, investeringen en inzet van loonwerkers. De betrokken loonwerkers moeten nu niet alleen taken uitvoeren maar ook meedenken over hoe die taken uit te voeren om bij te dragen aan de groene transitie. Een belangrijk onderdeel van deze verandering is dat werknemers als "change agents" gaan optreden. Dit betekent dat ze, dankzij hun kennis en houding, helpen om de groene transitie te realiseren. De GGI-sector omvat veel verschillende werkterreinen, zoals cultuurtechniek, agrarisch loonwerk en beheer van groene ruimtes. Om studenten op te leiden voor de arbeidsmarkt in deze diverse sector, is een nieuwe aanpak nodig. Deze aanpak moet de diversiteit van de sector bedienen en studenten stimuleren om een ondernemende en duurzame rol aan te nemen. Bedrijven, studenten, docenten, onderzoekers en andere betrokkenen gaan in een praktijkonderzoek een leeromgeving creëren die opleidt voor deze "change agents". In dit pilot-onderzoek werken studenten, bedrijven, een docent-onderzoeker, een practor en lector samen met vraaggestuurd onderwijs. Dit betekent dat de leerbehoeften van de studenten centraal staan, binnen kaders van duurzaamheid en natuurinclusiviteit. Het bedrijfsleven en het onderwijs faciliteren het leerproces, bewaken de kaders en reflecteren met de studenten op hun toekomstige rol als "change agents" in de GGI-sector. Het doel van dit pilot-onderzoek is dat studenten GGI(loonwerk) vaardigheden en tools ontwikkelen om mee te denken binnen de groene transitie. Door middel van interviews, Situational Judgement Tests en rubrics wordt inzicht verkregen in dit proces. De onderzoeksvraag is: Hoe kan vraaggestuurd onderwijs, vormgegeven door studenten, bedrijfsleven en Terra MBO, bijdragen aan een ondernemende houding bij GGI-studenten, zodat zij beter kunnen functioneren als "change agents" in toekomstbestendig loonwerk?
Adequate en volledige verslaglegging is een belangrijk onderdeel van de dagelijkse fysiotherapeutische praktijk. Tegelijkertijd gaat het gepaard met hoge administratieve lastendruk. Het neemt veel tijd in beslag en gaat ten koste gaat van patiëntencontact. Uit gesprekken met eerstelijns fysiotherapeuten uit het netwerk van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN) is gebleken dat er dringend behoefte is aan vermindering van de administratieve lastendruk. Automatische verslaglegging op basis van spraakherkenning en taalmodellen (ChatGPT, LaMDA) is hiervoor een aanlokkelijk toekomstperspectief. De leerstoel Software Production (Universiteit Utrecht)) en het Nivel zijn een AI-gestuurde infrastructuur voor automatische verslaglegging aan het ontwikkelen voor andere zorgcontacten, zoals bij medisch specialisten (care2report.nl). Zij zijn bereid de HAN te adviseren bij de ontwikkeling van automatische verslaglegging in de fysiotherapie, dat gedaan wordt samen met beroepsorganisatie KNGF, EPD-leverancier Smartfile en enkele eerstelijns fysiotherapiepraktijken. Als eerste worden fysiotherapeuten in het aangevraagde project in focusgroepen bevraagd over de barrières die zij ervaren t.a.v. verslaglegging. Vervolgens wordt een zogenaamde ontologie (bestaande uit gespreksonderwerpen en onderliggende medische concepten) ontwikkeld aan de hand van transcripten van opgenomen consulten fysiotherapie. Deze transcripten worden geanalyseerd waarbij talige uitingen en gebruikte terminologie worden gerubriceerd conform bestaande richtlijnen van de beroepsgroep (richtlijn dossiervoering en de aandoeningspecifieke richtlijn lage rugpijn). De ontwikkelde ontologie is een onderlegger voor de doorontwikkeling van automatische verslaglegging middels natural language processing met ChatGPT. In het aangevraagde Kiem-project worden minimaal 30 eerstelijns fysiotherapieconsulten bij mensen met lage rugpijn opgenomen, getranscribeerd en in samenhang met het EPD verslag geanalyseerd. De ontologie ondersteunt de natuurlijke variatie in consultgesprekken, opdat de werkwijze van de fysiotherapeut geen aanpassing vergt. Er is gekozen voor lage rugpijn omdat deze aandoening het meest voorkomt en er een recent geüpdate richtlijn voor bestaat.
Het SIA Raak project Van Goeden Huize helpt controllers aan adviezen en instrumenten om te gaan met hun rol als financiële professional met een wettelijke taak om onafhankelijk toezicht te houden in een complexe omgeving (de zogenoemde onafhankelijke controllersfunctie). Met deze resultaten kunnen zij en hun corporaties bepalen welke persoonlijke competenties kunnen worden versterkt, hoe hun positie moet worden ingebed in de organisatie en welk beleid dit vraagt van de verschillende corporaties.