Met columnist en docent veiligheidskunde Gert-Jan Geling praten wij over de Europese migratiecrisis en hoe deze invloed uitoefent in gemeentes in Nederland. Zijn centrale boodschap is: we moeten nadenken over de toekomst van migratie want vluchtelingenstromen zullen, in tijden van geopolitieke spanningen en klimaatverandering, altijd blijven bestaan. Europa kan het niet eens worden over een eerlijke verdeling van vluchtelingen. Wat je in Europa ziet, zie je ook op kleinere schaal in Nederland: een oneerlijke verdeling tussen gemeenten en zorgen over draagvlak voor opvang. Wie neemt de verantwoordelijkheid en wie duikt? Wat kunnen Nederland of de Europese Unie doen om de situatie voor asielzoekers te verbeteren? Zij komen hier immers voor vrede en veiligheid - en niet voor kaas en schaatsen
MULTIFILE
Background: Training load is typically described in terms of internal and external load. Investigating the coupling of internal and external training load is relevant to many sports. Here, continuous kernel-density estimation (KDE) may be a valuable tool to capture and visualize this coupling. Aim: Using training load data in speed skating, we evaluated how well bivariate KDE plots describe the coupling of internal and external load and differentiate between specific training sessions, compared to training impulse scores or intensity distribution into training zones. Methods: On-ice training sessions of 18 young (sub)elite speed skaters were monitored for velocity and heart rate during 2 consecutive seasons. Training session types were obtained from the coach’s training scheme, including endurance, interval, tempo, and sprint sessions. Differences in training load between session types were assessed using Kruskal–Wallis or Kolmogorov–Smirnov tests for training impulse and KDE scores, respectively. Results: Training impulse scores were not different between training session types, except for extensive endurance sessions. However, all training session types differed when comparing KDEs for heart rate and velocity (both P < .001). In addition, 2D KDE plots of heart rate and velocity provide detailed insights into the (subtle differences in) coupling of internal and external training load that could not be obtained by 2D plots using training zones. Conclusion: 2D KDE plots provide a valuable tool to visualize and inform coaches on the (subtle differences in) coupling of internal and external training load for training sessions. This will help coaches design better training schemes aiming at desired training adaptations.
DOCUMENT
Van de 107 gouden medailles die Nederland ooit won op de Olympische Spelen, werd een kwart (27) behaald op schaatsen. Met recht kan gesproken worden van Nederland als toonaangevende schaatsnatie. In dit artikel geven we een overzicht van de huidige commerciële schaatsploegen, waarbij we ook de kanshebbers op eremetaal in Sotsji onder de aandacht brengen.
DOCUMENT
Sociale media zijn in belangrijke mate een graadmeter van datgene wat Nederland bezig houdt. Organisaties willen graag deel uitmaken van de social talk op deze media. Dialoog met de doelgroep biedt kansen om te werken aan de merkwaarde en reputatie. Sowijs deed onderzoek naar kenmerkende patronen in trending topics op Twitter. Inzicht in die patronen kan organisatie helpen
DOCUMENT
Aanleiding: Zoetermeer heeft een uitgebreid beleid op het gebied van sport, gericht op vergroting van de sportparticipatie. Verschillende vormen van subsidie en verenigingsondersteuning maken deel uit van het beleidsinstrumentarium. De Rekenkamercommissie wil graag weten of sprake is van een transparant ondersteuningsbeleid en hoe de ontvangen subsidie de contributie en toegankelijkheid van de verschillende verenigingen beïnvloedt. Vraagstelling: Voorliggende rapportage beoogt op basis van ambtelijke stukken, gemeentelijke jaarrekeningen, interviews en verenigingsonderzoek de raad inzicht te verschaffen in de mate van effectiviteit en doelmatigheid van het gevoerde beleid. Om dit te bewerkstelligen is de volgende hoofdvraag geformuleerd. 'Hoe worden de sportverenigingen in Zoetermeer gefaciliteerd door de gemeente, welke overwegingen liggen hieraan ten grondslag en hoe effectief en doelmatig is het verenigingsondersteuningsbeleid?'
DOCUMENT
In dit hoofdstuk nuanceren de auteurs eerdere berekeningen van het marktaandeel van de georganiseerde sport. Dit doen zij door meerdere berekeningsmethoden toe te passen en naar verschillende doelgroepen en sporten te kijken.
DOCUMENT
The specificity of training for races is believed to be important for performance development. However, measuring specificity is challenging. This study aimed to develop a method to quantify the specificity of speed skating training for sprint races (i.e., 500 and 1,000 m), and explore the amount of training specificity with a pilot study. On-ice training and races of 10 subelite-to-elite speed skaters were analyzed during 1 season (i.e., 26 weeks). Intensity was mapped using 5 equal zones, between 4 m·s-1 to peak velocity and 50% to peak heart rate. Training specificity was defined as skating in the intensity zone most representative for the race for a similar period as during the race. During the season, eight 500 m races, seven 1,000 m races, and 509 training sessions were analyzed, of which 414 contained heart rate and 375 sessions contained velocity measures. Within-subject analyses were performed. During races, most time was spent in the highest intensity zone (Vz5 and HRz5). In training, the highest velocity zone Vz5 was reached 107 ± 28 times, with 9 ± 3 efforts (0.3 ± 0.1% training) long enough to be considered 500 m specific, 6 ± 5 efforts (0.3 ± 0.3% training) were considered 1,000 m specific. For heart rate, HRz5 was reached 151 ± 89 times in training, 43 ± 33 efforts (1.3 ± 0.9% training) were considered 500 m specific, and 36 ± 23 efforts (3.2 ± 1.7% training) were considered 1,000 m specific. This newly developed method enables the examination of training specificity so that coaches can control whether their intended specificity was reached. It also opens doors to further explore the impact of training specificity on performance development.
DOCUMENT
Full text via link. Mijn aanrader in de serie De Klassieker is 'Global games', geschreven door Maarten van Bottenburg, hoogleraar Sportontwikkeling aan de Universiteit Utrecht. Het betreft de Engelse vertaling van het Nederlandse proefschrift Verborgen competitie: over de uiteenlopende populariteit van sporten. Het boek gaat over de uiteenlopende populariteit en verspreiding van zo’n dertig sporten over de hele wereld in de afgelopen jaren. Hoe kan het dat sporten in verschillende landen zo verschillend worden gewaardeerd? Waarom houden Chinezen van tafeltennis en Indiërs van cricket? Waarom hebben Amerikanen niets met schaatsen? Toen de Amerikaanse lange baanschaatsster Brittany Bowe onlangs met een gouden WK-medaille in haar thuisland arriveerde, werd zij verwelkomd door alleen Nederlandse pers
DOCUMENT
Breedtesport en topsport ontwikkelen zich in een verschillende richting, maar blijven elkaar beinvloeden. Deze beinvloeding kan worden onderscheiden naar effecten die samenhangen met de veronderstelde aanvoerfunctie van de breedtesport en effecten die voortkomen uit de veronderstelde aanjaagfunctie van de topsport. Beide functies maken onderdeel uit van de zogenoemde 'double pyramid theory'. Volgens deze theorie brengen duizenden sportbeoefenaars een paar Olympische kampioenen voort (aanvoerfunctie), terwijl deze kampioenen door hun rolmodel weer duizenden mensen stimuleren om één of andere vorm van sport te gaan beoefenen (aanjaagfunctie). Onderzoek wijst echter uit dat er geen sprake is van een gelijke mate van beïnvloeding tussen topsport en breedtesport. De topsport kan niet zonder breedtesport, maar andersom is dit in veel mindere mate het geval. Breedtesporters ontlenen vooral als publiek veel plezier aan de topsport, maar een groot deel van de sportbeoefenaars, vooral buiten verenigingsverband, zal in hun sportbeoefening nauwelijks een relatie met de topsport ervaren.
DOCUMENT