Teacher education is in a state of change. There is a new focus on professional competence, including the competence for further development and learning, conceived of as workplace learning. Teacher shortages put pressure on the development of alternative routes to teaching. The arrival of prospective teachers with experience and qualifications in other areas than education requires adaptive programs, with a greater emphasis on professional learning in school. It is argued that promoting professional workplace learning asks for a conceptual clarification, based on new theory of learning and concepts of professionalism. A definition of professional learning is proposed. Some examples of new practice in teacher education are discussed.
Veel onderwijsinstellingen hebben de bevordering van gepersonaliseerd leren hoog in het vaandel staan. Het is daarbij echter lang niet altijd helder hoe dat gerealiseerd kan worden. Vaak zijn organisatorische wijzigingen nodig om het onderwijs een meer gepersonaliseerd karakter te geven. Ict kan daarbij ondersteunen. Deze publicatie richt zich op de organisatorische condities van gepersonaliseerd leren met ict. Er is onderzocht op welke wijze onderwijsinstellingen ict inzetten en welke organisatorische processen voorwaardelijk zijn om gepersonaliseerd leren met ict te realiseren. Het doel was om een antwoord te kunnen geven op de vraag: hoe kunnen onderwijsverbeteringen, zoals gepersonaliseerd leren, bevorderd worden en hoe kunnen ze breder worden toegepast indien ze succesvol zijn? Het gaat hierbij dus niet alleen over de vernieuwing van het primaire onderwijsproces in de school, maar ook over bredere besluitvormingsprocessen in een schoolorganisatie. We hebben drie vernieuwingen toegepast. Ten eerste hebben we de literatuur over organisatieverandering vergeleken met de werkwijze van de iXperiumdesignteams die gericht waren op interventies rondom gepersonaliseerd leren. Ten tweede hebben we de casuïstiek gebaseerd op inzichten uit de MBO Onderzoekswerkplaats Gepersonaliseerd leren met ict. Ten derde hebben we een visuele weergave gemaakt van het besluitvormingsproces dat nodig is om organisatieveranderingen te bewerkstelligen, met als doel dit proces begrijpelijk te maken en te ondersteunen. Deze publicatie is bedoeld om inzicht te geven in zowel de benodigde rolverdeling en condities van onderwijsinnovatie, als in de volgordelijkheid van veranderingen. De publicatie is gericht op onderwijsbestuurders, leidinggevenden, management, stafmedewerkers, beleidsmedewerkers, onderwijsondersteuners en professionals met een verbindende rol binnen en tussen onderwijsinstellingen.
LINK
De gangbare, DSM-gestuurde interpretatie van depressieve stoornis doet de ervaring van mensen die aan deze stoornis lijden geen recht. Er ontbreken drie wezenlijke aspecten aan de DSM-definitie: een verstoorde wereldbetrekking, een verstoorde lijfelijkheid en een verstoorde temporaliteit. De fenomenologische uitleg van depressie die in mijn proefschrift centraal staat, laat deze psychische stoornis niet naar voren treden als extreme somberheid, maar als existentieel isolement. De ‘stemmingsstoornis’ (mood disorder) is zo beschouwd een afstemmingsstoornis: een verstoring van een proces of gebeuren van synchronisatie op een heel elementair, lijfelijk-affectief niveau. Dat het fenomeen depressie momenteel zo wijdverbreid is – de zogeheten depressie-epidemie – kan in verband worden gebracht met de wijze waarop het individu door de laatmoderne ‘neoliberale’ cultuur tot subject wordt gevormd. De hedendaagse subjectpositie is ‘isolistisch’ van aard. Dit staat op gespannen voet met de menselijke grondbehoefte aan elementaire afstemming. Anders gezegd: de laatmoderne subjectificatie van het individu is depressogeen. LinkedIn: https://www.linkedin.com/in/bert-van-den-bergh-95476526/
Om tegemoet te komen aan de eisen die gesteld worden aan werknemers in de huidig snel veranderende samenleving heeft de NHL Stenden Hogeschool gekozen voor een nieuw onderwijsconcept, namelijk Design Based Education (DBE). DBE is gebaseerd op het gedachtegoed van Design Thinking en stimuleert iteratieve en creatieve denkprocessen. DBE is een student-georiënteerde leeromgeving, gebaseerd op praktijk-, dialoog-, en vraaggestuurde onderwijsprincipes en op zelfsturend, constructief, contextueel en samenwerkend leren. Studenten construeren gezamenlijk kennis en ontwikkelen een prototype voor een praktijkvraagstuk. Student-georiënteerde leeromgevingen vragen andere begeleidingsstrategieën van docenten dan zij gewend zijn. Van docenten wordt verwacht dat zij studenten activeren gezamenlijk kennis te construeren en dat zij nauw samenwerken met werkveldprofessionals. Eerder onderzoek toont aan dat docenten, zelfs in een student-georiënteerde leeromgeving, geneigd zijn terug te vallen op conventionele strategieën. De overstap naar een ander onderwijsconcept gaat dus blijkbaar niet vanzelf. Collectief leren stimuleert docenten de dialoog aan te gaan met andere docenten en werkveldprofessionals met als doel gezamenlijk te experimenteren en collectief te handelen. De centrale vraag van het postdoc-onderzoek is het ontwerpen en ontwikkelen van (karakteristieken van) interventies die collectief leren van docenten en werkveldprofessionals stimuleren. Het doel van het postdoconderzoek is om de overstap naar DBE zo probleemloos mogelijk te laten verlopen door docenten te ondersteunen DBE leeromgevingen te ontwikkelen in samenwerking met werkveldprofessionals en DBE te integreren in hun docentactiviteiten. De onderzoeksmethode is Educational Design Research en bestaat uit vier fasen: preliminair onderzoek, ontwikkelen van prototypes, evaluatie en bijdrage aan de praktijk. Het onderzoek is verbonden aan het lectoraat Sustainable Educational Concepts in Higher Education en wordt hiërarchisch en inhoudelijk aangestuurd door de lector. Docenten, experts, werkveldprofessionals en studenten worden betrokken bij het onderzoek. Dit onderzoek kan zowel binnen als buiten de hogeschool een bijdrage leveren omdat steeds meer hogescholen kiezen voor een ander onderwijsconcept.
Het doel van het project is het ontwerpen en evalueren van een voorleesrobot die meertalige kleuters in het basisonderwijs in hun thuistaal kan ondersteunen en ingezet kan worden voor programmeeronderwijs voor oudere kinderen. Het gebruik van thuistalen in het onderwijs is belangrijk voor de (taal)ontwikkeling van meertalige kinderen, maar blijkt vaak lastig voor leerkrachten als zij deze talen niet spreken. Een robot kan eenvoudig geprogrammeerd worden om in allerlei talen voor te lezen, waardoor leerkrachten de robot kunnen inzetten om meertalige kinderen in hun thuistaal extra ondersteuning te bieden. Robots zijn bij uitstek een geschikte vorm van technologie voor voorlezen, vanwege hun fysieke en sociale aanwezigheid en de mogelijkheid tot het maken van spraakondersteunende gebaren. De robot wordt in dit project op verschillende manieren ingezet: enerzijds als co-voorlezer naast de leerkracht, waarbij de leerkracht in het Nederlands voorleest en de robot in de thuistaal van kinderen, en anderzijds als zelfstandige pre-teachingactiviteit, waarbij de robot kinderen in de thuistaal voorleest voorafgaand aan klassikale Nederlandstalige voorleesactiviteiten. De verwachting is dat de voorleesactiviteiten met de robot het woord- en verhaalbegrip en de betrokkenheid van meertalige kinderen tijdens klassikale Nederlandstalige activiteiten ondersteunen en dat de robot het welbevinden van meertalige kinderen bevordert door hun thuistaal in het onderwijs te erkennen en gebruiken. Binnen dit project is het uitgangspunt om te zorgen voor een robotprogramma dat eenvoudig uit te breiden is naar andere verhalen én talen. Er wordt daarom ingezet op eenvoudig te programmeren software, waarbij kinderen uit groep 7 en 8 van het basisonderwijs de robot kunnen programmeren. Naast het hoofddoel van het ondersteunen van meertalige kinderen, is het secundaire doel om kinderen uit groep 7 en 8 programmeeronderwijs te bieden dat aansluit bij hun belevingswereld en hen kan helpen basisvaardigheden in het programmeren onder de knie te krijgen.
Het technische beroepenveld vraagt tegenwoordig naast inhoudelijke vakkennis om een breder scala aan vaardigheden van afgestudeerden dan voorheen. Het aantal banen met routinematig productiewerk neemt af, terwijl er steeds meer vraag is naar professionals met een lerend, onderzoekend en ondernemend vermogen die met andere professionals kunnen samenwerken aan complexe vraagstukken. Met het oefenen van de hiervoor benodigde vaardigheden dient al tijdens de opleiding gestart te worden. In dit project voeren wij praktijkgericht onderzoek uit waarbij mbo, hbo, een leerwerkbedrijf en het voortgezet onderwijs elkaar ontmoeten en waarbij deze vaardigheden, de 21st Century Skills, gestimuleerd worden. Het praktijkgericht onderzoek omvat de ontwikkeling van een Do It Yourself (DIY) DNA kit voor gebruik in het primair en secundair onderwijs. De ontwikkeling van deze kit is het middel om ons doel te bereiken, namelijk het stimuleren van werken met de 21st Century Skills waarbij het creatieve potentieel van het team wordt aangesproken. We willen docenten en leerlingen/studenten van de drie typen onderwijs (vo, mbo, hbo) verbinden door hen in teamverband deze kit te laten ontwikkelen en te testen. De teamleden zijn complementair aan elkaar op verworven competenties, ervaring en expertise. Het uiteindelijke resultaat is een nieuw type samenwerking tussen verschillende onderwijsniveaus en een grotere verbinding tussen organisaties in de Leidse regio.