INTRODUCTIE Separatie is een veel gebruikte, maar controversiële interventie, zonder bewezen therapeutisch effect. (1) Patiënten rapporteren negatieve ervaringen na separatie. (2) Verschillende studies laten staf - en afdelingskenmerken zien die bijdragen aan separatie. Vanwege niet eenduidige uitkomsten is er behoefte aan een prospectief onderzoek naar het verband tussen deze determinanten met separatie. DOELSTELLING Een prospectief onderzoek naar (verpleegkundige) staf kenmerken die verband houden met separatie bij patiënten in de acute psychiatrie.
DOCUMENT
INLEIDING Separatie is een veel gebruikte interventie in de Nederlandse psychiatrie. Het is een controversiële interventie zonder therapeutisch effect. Patiënten rapporteren negatieve ervaringen na separatie. Verschillende studies laten staf - en afdelingskenmerken zien die bijdragen tot separatie. Vanwege niet eenduidige uitkomsten is er behoefte aan een longitudinaal prospectief onderzoek naar het verband tussen deze determinanten met separatie. DOELSTELLING Te onderzoeken welke verpleegkundige staf kenmerken verband houden met separatie bij opgenomen psychiatrische patiënten.
DOCUMENT
Sinds enkele jaren is de geestelijke gezondheidszorg actief bezig om separatie en andere dwangtoepassingen zoveel mogelijk terug te dringen. Agressie is de voornaamste reden van dwangtoepassingen vanwege het gevaar dat agressie met zich mee brengt. Separatie is een interventie met veel risico’s voor de patiënt in kwestie. Agressie op een psychiatrische afdeling brengt echter ook veel risico’s met zich mee voor het welzijn van medepatiënten en personeel. Vooral de veiligheid van medepatiënten is in de wetenschappelijke literatuur grotendeels onderbelicht. De meeste methodes om separatie na te bespreken beperken zich tot het nabespreken met de gesepareerde patiënt. Het is aan te bevelen om incidenten ook zoveel mogelijk met medepatiënten na te bespreken. Hiervoor zijn momenteel geen goed gevalideerde instrumenten voor handen. Echter, het nabespreken van incidenten wordt gewaardeerd door het overgrote deel van patiënten en medewerkers. Daarom moeten de mogelijkheden hiertoe zoveel als mogelijk worden aangegrepen.
DOCUMENT
INTRODUCTIE Separatie is een veel gebruikte, maar controversiële interventie, zonder bewezen therapeutisch effect. (1) Patiënten rapporteren negatieve ervaringen na separatie. (2) Verschillende studies laten staf - en afdelingskenmerken zien die bijdragen aan separatie. Dit representeert wat verpleegkundigen in de acute psychiatrie al sinds jaar en dag weten, namelijk dat de ene verpleegkundige vaker en/of eerder separeert dan de ander. Dit lijkt afhankelijk van zeer uiteenlopende factoren. Vanwege niet eenduidige uitkomsten uit wetenschappelijk onderzoek is er behoefte aan een prospectief onderzoek naar het verband tussen deze determinanten met separatie. DOELSTELLING Prospectief onderzoek naar (verpleegkundige) staf kenmerken die verband houden met separatie bij patiënten in de acute psychiatrie.
DOCUMENT
Sinds enkele jaren is de geestelijke gezondheidszorg actief om separatie en andere dwangtoepassingen zoveel mogelijk terug te dringen. Agressie is de voornaamste reden van dwangtoepassingen, vanwege het gevaar dat agressie met zich meebrengt. Separatie is een interventie met veel risico's voor de patiënt in kwestie. Agressie op een psychiatrische afdeling brengt echter ook veel risico's met zich mee voor het welzijn van medepatiënten en personeel. Vooral de veiligheid van medepatiënten is in de wetenschappelijk literatuur veelal onderbelicht.
DOCUMENT
In normale tijden is het al een stevige klus om schoolleider te zijn. Maar nu in de coronacrisis het vertrouwde op de schop gaat en hetgedaan is met alle routines, lijkt niets meer vanzelf te gaan. In dit artikel bieden Gerritjan van Luin en Manon Ruijters een handreikingom binnen de spanning die dit oproept nieuwe stevigheid te ervaren in het leiderschap.
DOCUMENT
Verslag van twee bijeenkomsten: Symposium 'Kwalitatief onderzoek als bewijs voor wat werkt' en oratie Saskia Keuzenkamp als bijzonder hoogleraar Participatie en Armoede bij VU in Amsterdam en Masterclass Onderzoek 'RCT, ja of nee?' georganiseerd door Kenniscentrum Phrenos.
LINK
Beroepsidentiteiten staan onder druk. Er is meer aandacht nodig voor beroepsidentiteit om de negatieve effecten van professionaliseren en flexibiliseren te voorkomen. Daarom schreef de Onderzoeksgroep Professionele Identiteit in het initiële onderwijs onder leiding van Manon Ruijters het Manifest voor de beroepsidentiteit. Het manifest is een noodkreet aan opleiders en begeleiders om er meer zorg en aandacht aan te besteden. Zonder dat vormt de huidige aandacht voor personaliseren en flexibiliseren een serieus risico. Dan werken we niet toe naar wendbare, sterke professionals, maar staan professionaliteit, interprofessionele samenwerking, en ook het persoonlijk en professionele welzijn van onze professionals op het spel.
DOCUMENT
Professionals binnen de kinderopvang worden overladen met nieuwe ontwikkelingen. Ontwikkelingen die voortkomen uit hun vak, veranderingen in de organisatie, maatschappelijke invloeden. Het is niet makkelijk je binnen al die invloeden staande te houden en het ‘goede werk’ te leveren. Werken aan professionele identiteit kan helpen, vindt Manon Ruijters, hoogleraar Leren, Ontwikkelen en Gedragsveranderingaan de Vrije Universiteit in Amsterdam. |
DOCUMENT
De opbouw van deze tekst is als volgt. Hoofdstuk 1 gaat over de aanleiding van deze openbare les: het feit dat maatschappelijke participatie steeds belangrijker wordt in onze samenleving. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de ontwikkeling van een beschermende verzorgingsstaat naar een activerende participatiesamenleving. Deze ontwikkeling heeft gevolgen voor de sociale sector en dus ook voor de professionals die erin werken. Van sociale professionals wordt niet zozeer verwacht dat ze participatieproblemen aankaarten of oplossen; ze worden gezien als intermediairs die burgers in staat stellen zelf verantwoordelijkheid te nemen. Sociale professionals worden dus geacht de individuele hulpvrager minder direct te ondersteunen en zich meer te richten op het versterken van de sociale netwerken van mensen en van de maatschappelijke contexten waarbinnen mensen zich begeven. Hoofdstuk 2 verbindt de hoofdstukken 1 en 3, maar is ook zelfstandig te lezen. Het hoofdstuk gaat erover dat sociale professionals nog niet echt gewend zijn systematisch inzicht te bieden in de effecten van hun handelen, terwijl bijvoorbeeld beleidsmakers hen daar wel steeds meer op aanspreken. Ten eerste zet ik uiteen waarom het zo belangrijk is om de opbrengsten van hun interventies beter zichtbaar te maken. En dat niet alleen voor beleidsmakers, maar ook voor sociale professionals zelf en voor de cliënten/burgers die van hen afhankelijk zijn. Ten tweede werk ik uit hoe de opbrengsten van sociale interventies, beter dan nu gebeurt, zichtbaar kunnen worden gemaakt; en wat onderzoek daaraan kan bijdragen. Daarbij bepleit ik een omslag in het denken van evidence naar evidentie. Dit pleidooi vormt het fundament voor het type onderzoek dat vanuit het lectoraat wordt geambieerd. In hoofdstuk 3 zet ik een aantal concrete onderzoeksprojecten op een rij die in het lectoraat ter hand zullen worden genomen. Bovendien werk ik de hoofdstelling van de oratie uit. Die luidt dat sociale professionals meer gebruik zouden kunnen maken van het inzicht dat het gedrag van mensen in belangrijke mate door contexten wordt bepaald. In het bijzonder zouden maatschappelijke contexten een grotere rol kunnen spelen bij het bevorderen van participatie van burgers. Nu grijpen de interventies van sociale professionals meestal direct aan op het gedrag van mensen, zoals therapieën om probleemgedrag tegen te gaan. Veel minder vaak worden interventies gedaan in een bredere, maatschappelijke context. Hoe zou dat wel kunnen gebeuren? En zou de participatie van burgers daarmee niet beter kunnen worden bevorderd dan met directe gedragsinterventies? Daarover formuleer ik vier stellingen. Elk van die stellingen licht ik toe met een van de lopende onderzoeksprojecten binnen het lectoraat. In combinatie met de algemene contouren van onderzoek die zijn geschetst in hoofdstuk 2, hoop ik zo een inspirerend en concreet beeld te geven van het onderzoek dat de komende jaren binnen het lectoraat zal worden uitgevoerd. Ten slotte ga ik in hoofdstuk 4 in op de betekenis van het lectoraat voor de faculteit Maatschappij & Recht aan Hogeschool Utrecht, en voor partijen buiten de hogeschool.
DOCUMENT