Het zoeken naar gemeenschappelijke grondslagen is een hachelijke onderneming. Paradoxaal genoeg verkeert een zoektocht naar ‘wat ons bindt’ vaak in haar tegendeel; het slaan van piketpaaltjes, het markeren van grenzen, van wat ons verdeelt. Met onze aanzet tot een discussie over de grondslagen van social work richten we ons nadrukkelijk niet op de indeling van werkvelden, beroepsprofielen en opleidingsprofielen en onderwijsstructuren, maar op de vraag die daar aan voorafgaat: de vraag naar wat ons in het professionele handelen gezamenlijk uitdaagt. Antwoorden op die vraag zoeken we in de maatschappelijke transities waaraan we momenteel gezamenlijk onderworpen zijn, en waarin het lot van sociaal-agogische beroepsgroepen in sterke mate met elkaar verbonden zijn. Daarbij richten we onze blik van buiten naar binnen: welke ontwikkelingen doen zich op dit moment in de samenleving voor en wat betekenen deze ontwikkelingen voor de sociale professionals die we opleiden?
Nieuwe onderwijsconcepten vragen om een passende beoordelingssystematiek. Zonder adequaat instrumentarium voor toetsing van het geleerde, is onbekend of afgestudeerden zich een juiste professionaliteit hebben eigen gemaakt. Het beste is om van meet af aan de beoordelingssystematiek in het ontwerp van nieuw onderwijs mee te nemen.(...) Het onderhavige onderzoek laat zien hoe binnen de academie voor sociale professies van De Haagse hogeschool met het hiervoor beschreven vraagsstuk wordt omgegaan. De vernieuwing van de opleiding heeft geleid tot een bezinning op de eisen en waardering van het afstuderen. Door een afstudeeropdracht dienen studenten aan te tonen dat zij het bachelorniveau van het beroep hebben behaald. Met het formuleren van nieuwe eisen wil men twee vliegen in een klap slaan. Ten eerste geeft men de kennisproducerende rol van de aankomend professional een veel dominanter plek dan voorheen. De redenering hiervoor is dat ook in de sociale professies opleidingen zich steeds minder kunnen veroorloven zich te beperken tot reproductief vakmanschap. Het werkveld verwacht van afgestudeerden dat ze beschikken over reflectieve en ondernemende vaardigheden en de bereidheid hebben om nieuwe kennis te ontwikkelen en toe te passen. Routineus werk leveren wordt niet meer als voldoende beschouwd. Men moet de instelling hebben om de eigen professie verder te ontwikkelen. Vernieuwen wordt dan tot routine. Een belangrijke tweede eis is dat men de kennisproducerende rol direct in verband brengt met actuele en authentieke vragen van het werkveld. De hedendaagse afgestudeerde dient een bijdrage te kunnen leveren aan de verbetering en vernieuwing van de beroepspraktijk. Voor hogeschool en werkveld wordt de afstudeeropdracht zo een middel voor zowel het werken aan een nieuwe professionaliteit als aan innovatie van het werkveld.
The knowledge base for Social Work is strengthening. Underpinning of Social Work deriving from scientific research is necessary given the growing complexity of the work and its context. How this research should be conducted and to what type of outcomes it must lead, is part of an ongoing debate. In the Netherlands, practice-based research at Universities of Applied Sciences (UAS) is a relative new approach. Social Work research groups at UAS assert to conduct practice-based research in order to contribute to knowledge and support the objectives of Social Work. The current study was carried out to obtain insight into the characteristics of this research approach. A sample of publications was analysed in terms of knowledge purpose, methodology, and level and type of participation. Results show a strong focus on producing descriptive knowledge and to a lesser extent on control knowledge, using primarily qualitative research methods, and with limited direct participation by stakeholders. In order to practice more what they preach the research can strengthen by doing more empirical research, by diversifying the research in terms of design and methods and increasing the level of participation of stakeholders