Dit artikel bespreekt een dynamische benadering van de muzikale (talent)ontwikkeling bij jonge kinderen (Steenbeek, Van Geert & Van Dijk, 2011). Volgens een theoretisch, dynamisch kader is ontwikkeling een emergente eigenschap. Talent kan bij elk kind ontstaan als er een opwaarts dynamisch proces tot stand komt in de interactie tussen kind, volwassene en de activiteit. Het gebruik van Expressed Pedagogical Content Knowledge (EPCK; vgl. Geveke, 2017) door de volwassene is de sleutel om een positieve talentspiraal tot stand te brengen. Een dynamische kijk op ontwikkeling gaat terug op het werkvan pedagogen als Vygotsky, Piaget, Bruner en Dewey, en is verbonden met het sociaal-constructivisme. Daarnaast hebben de ecologische theorieën van Bronfenbrenner en Gibson er een belangrijke invloed op gehad. Verder is deze visie op macro-theoretisch niveau verwant aan theorieën over motivatie, zelfbeschikking en zelfregulering (Deci & Ryan, 2000), en over self-efficacy (Eraut, 2004). Het doel van deze studie is het beschrijven en evalueren van een inventarisatie van onderzoek naar muziekeducatieve praktijken voor jonge kinderen vanuit een dynamisch perspectief. Bij wijze van kwalitatieve inhoudsanalyse is een literatuurstudie uitgevoerd naar muziekeducatieve praktijken bij jonge kinderen. Deze studie heeft verschillende voorbeelden opgeleverd van veelbelovende praktijken die dynamische kenmerken vertonen. De resultaten geven aan dat onderzoek vanuit een dynamisch oogpunt naar betekenisvolle muziek-educatieve praktijken internationaal ‘in de lucht hangt’. Door een gebrek aan gedetailleerde analyses binnen de studies van activiteiten op de microtijdschaal blijft de kracht van EPCK echter meestal een blinde vlek. Door te focussen op EPCK kan onderzoek bijdragen aan kennis over hoe professionals meer ontwikkelingskansen voor kinderen kunnen creëren.
Biomimicry wordt vooral verbonden aan technologische ontwikkelingen. Er zijn veel voorbeelden van producten en innovaties op basis van de biologie. Ingenieurs, architecten, ontwerpers maken gebruik van nieuwe kennis die we hebben opgedaan en opdoen door met moderne middelen de natuur te bestuderen. Mauro Gallo geeft hiervan voorbeelden en gaat daar verder onderzoek naar doen. Van de natuur in haar geheel is meer te leren. In de praktijk van onderwijs, training,advies, consultancy en organisatieontwikkeling, wordt ‘de natuur’ vaak gebruikt als metafoor, als inspiratiebron of als voorbeeld voor allerlei processen zoals leiderschap, samenwerkingen, relaties, en de ontwikkeling van organisaties en de samenleving. Het gaat daarbij veelal over ecologische en veel minder vaak over biologische processen. Langzaam heeft zich de vraag opgedrongen of we in de sociale omgeving meer kunnen leren uit de natuur dan wat we oppervlakkig ‘zien’ en vaak in metaforen vertaald wordt. Meer holistisch bezien gaat het hier over de systemische kant, de complexiteit, de context en de samenhang. Kunnen we bijvoorbeeld aantonen dat fundamentele ecologische principes zoals kringlopen (lerend, zelf organiserend, zelfregulerend en zelfvoorzienend vermogen), successie, diversiteit en veerkracht, sociaal en samenwerkend gedrag, interconnectedness en interdependency toepassen in organisaties leiden tot duurzaam organiseren? In zijn lectoraat doet Mauro Gallo onderzoek naar de betekenis van technische innovaties in en voor de agro- en food sector, en naar de vraag of biomimicry onderbouwd kan worden zodat het bij kan dragen aan het sociaal wetenschappelijk domein. Tegelijkertijd is er een gerichte onderwijsvraag: is het logisch om vanuit ons groene DNA biomimicry-denken mee te nemen in ons onderwijs? Kun je biomimicry leren toepassen en kun je biomimicry toepassen in leren? (Hoe) kunnen we biomimicry toepassen in vmbo en mbo groen, in de lerarenopleiding meegeven aan toekomstige leraren, en opnemen in de professionalisering voor zittende docenten. Is het denkbaar dat het integraal onderdeel van de curricula in het (groene) hbo wordt gericht op het zoeken naar duurzame oplossingen voor vraagstukken in de beroepspraktijk? Zoals hierboven geschetst: genoeg praktijkvragen voor een lectoraat. Daarbij richt het zich echter niet alleen op het toepassen, maar nadrukkelijk op het wetenschappelijk onderbouwen van bio-inspired oplossingen en op het onderwijs.
MULTIFILE
De mkb-ers die deelnemen aan Re-StORe willen naast het inzichtelijk maken van het circulaire waardesysteem en de daarbij behorende mogelijke financiële, sociale en ecologische impact - ook weten op welke wijze zij kunnen handelen om de beoogde impact te bereiken en te handhaven. Daarnaast blijkt uit gesprekken met verschillende afdelingen binnen de gemeente Amsterdam, dat er ook een kennisvraag is omtrent de handelingsmogelijkheden van publieke instituten om deze bottom-up transitie naar de circulaire economie te ondersteunen.In dit rapport wordt omschreven welke stappen er binnen Re-StORe gezet worden om te komen tot kennis met betrekking tot het vormgeven van circulaire composterings- en biovergistingsnetwerken. We volgen hierbij een ontwerpgerichte aanpak, met als uitgangspunt dat het composterings- of biovergistingsnetwerk te beschouwen is als een sociaal-technisch systeem. Het netwerk bestaat enerzijds uit technologieën en organisatiestructuren die inzamelings- transport-, verwerkingsstappen van afval naar productafzet mogelijk maken binnen de wet- en regelgeving. En anderzijds uit sociale actoren, die besluiten nemen en (inter)acties uitvoeren, zoals het onderling uitwisselen van materialen, energie en informatie.We richten ons binnen het onderzoek op de processen waar de mkb-bedrijven en de gemeente het meeste invloed binnen deze context op kunnen uitoefenen met als doel:• Het analyseren van de invloed van gedragsaspecten op technologieën en businessmodellen rondom composteren en biovergisten in de context van de stad Amsterdam• Aanbevelingen doen, die mkb-ers helpen bij te dragen aan een effectief en veerkrachtig waardesysteem rondom composteren en biovergisten• Aanbevelingen doen, die de gemeente helpen in het bevorderen van de effectiviteit en veerkrachtigheid van circulaire waardesystemen in de stad• Bij te dragen aan een discussie over belangen, verantwoordelijkheden, kosten en baten van compostering en biovergisting in de stad.We ontwikkelen hierbij samen met deze partijen oplossingrichtingen en verhaallijnen, die we verwerken in twee simulatiemodellen:• Model 1: inzameling. In dit model wordt het gescheiden inzamelen en transporteren van afval ten behoeve van biovergisten of composteren gemodelleerd en gesimuleerd. We onderzoeken welke technische en organisatorische ingrepen leiden tot een verhoogde afvalscheiding.• Model 2: van afval naar grondstof. Hierin wordt, na inzameling, de handel en verwerking van bedrijfsafval tot producten uit biovergisten of composteren gemodelleerd en gesimuleerd. Uiteindelijk wordt dit model gebruikt om de impact te kunnen meten van enkele voorgestelde businessmodellen.Om deze modellen op te zetten werken we samen met NDSM-werf om in een bestaande situatie, te onderzoeken welke systemen hierbinnen zouden kunnen werken. Daarnaast passen we de ontwikkelde modellen toe op een nieuw het ontwikkelen gebied Haven Stad.Op dit moment is de ontwikkeling van de twee simulatiemodellen in volle gang. In hoofdlijn worden de twee modellen ontwikkeld in de periode tot en met oktober 2019. Daarna kan er worden begonnen met experimenteren. In februari 2020 moet alle verslaglegging zijn afgerond.
Dit onderzoek richt zich op de relatie tussen ‘collaborative foresight’, ‘anticipatory governance’ en stakeholderprocessen. Dit binnen de context van Sociaal Ecologische Systemen (SES) en met name Nationaal Park Alde Feanen, dat zich wil (door)ontwikkelen tot een zgn. 'Nationaal Park Nieuwe Stijl' in lijn met het recente nationale beleidsprogramma 'Nationale Parken 2024-2030'. Het overkoepelende doel van deze PD is: te identificeren hoe gezamenlijke foresight-praktijken effectief moeten worden ingericht en opgevolgd, zodat hiermee de governance van natuurtoeristische bestemmingen, zoals het Nationaal Park Alde Feanen, wordt versterkt. Hierbij rekening houdend met complexe multi-stakeholder processen waarin dit plaatsvindt. Deze PD sluit aan bij een aantal grote transitie vraagstukken waar landelijke gebieden in Nederland mee te maken hebben rondom natuur, water, landbouw, energie, wonen en het evenwichtig gebruik van schaars beschikbare ruimte. De opgaven vragen om een integrale en gezamenlijke aanpak naar de toekomst. Het Leisure, Tourism en Hospitality (LTH) domein kan hierin een sleutelrol spelen als overkoepelende drager voor ruimtelijke transities, zo ook binnen het ‘Nationaal Park Alde Feanen Nieuwe Stijl’. Door middel van een kwalitatieve onderzoeksaanpak zal deze PD de voorwaarden, belemmeringen en kansen identificeren om toekomstvisies om te zetten in collectieve actie richting de toekomst van het Nationaal Park. Ook wil deze PD een prototype ontwerp ontwikkelen voor een zgn. 'Anticipatory Futures Stakeholder Lab'. Een soort ‘infrastructuur’ gericht op continue en gezamenlijke anticiperende activiteiten, om opvolging en invulling te geven aan de trajecten naar de toekomst. De onderzoeksuitkomsten kunnen actoren in het LTH-domein ondersteunen in deze transitieprocessen, specifiek in het (omliggende) Alde Feanen gebied. Het sluit aan bij hun ambities om als voorbeeld te dienen voor andere Nederlandse nationale parken. Theoretisch wil het onderzoek bijdragen aan innovatie van bestaande foresight methoden en aan het huidige academische discours over hoe ‘Foresight’ en ‘Anticipation’ samenhangen met 'Good Governance' van sociaal-ecologische systemen.
Regeneratieve businessmodellen zijn gericht op het herstellen en revitaliseren van sociaal-ecologische systemen en worden gezien als een belangrijke stap in een economische transitie. Deze modellen staan echter nog in de kinderschoenen en er is weinig bekend over hoe deze modellen eruitzien in de praktijk. Er zijn wel enkele voorbeelden van ondernemers die regeneratief werken. Deze ondernemers worstelen echter met uitdagingen in de dagelijkse praktijk en met vragen over opschalen in het huidige economische systeem. Daarom zullen we in dit project samenwerken met deze ‘pioniers’, met als doel regeneratieve praktijken te identificeren, ontwikkelen en implementeren die bijdragen aan businessmodellen waarin het herstel van natuurlijke en sociale ecosystemen centraal staat. Dit project richt zich op het ontwikkelen en implementeren van regeneratieve praktijken in samenwerking met pionierende ondernemers, kennisinstellingen en andere stakeholders. Het onderzoek combineert meerdere case studies met een participatieve en interventiegerichte benadering. Het doel is om belemmeringen te overwinnen, kansen te benutten, en nieuwe kennis en inzichten te delen via cross-sectorale leernetwerken. Ondernemers profiteren van deze samenwerking door hun bedrijven verder te ontwikkelen, terwijl kennisinstellingen bijdragen aan de ontwikkeling van nieuwe toepasbare kennis en inzichten. Bestaande raamwerken zoals het Raamwerk Regeneratieve Bedrijfspraktijken, het Triple Layered Business Model Canvas, het impactpad en het SCALERS-model, bieden samen structuur en ondersteuning in dit onderzoek naar impactvolle regeneratieve businessmodellen. Specifieke doelstellingen van dit project zijn: - Kennisontwikkeling: het vergroten van inzicht in regeneratieve praktijken en kansen en uitdagingen voor businessmodellen die bijdragen aan regeneratie. - Versterken en toepassen regeneratieve aanpakken: de ontwikkeling en toepassing van aanpakken die aansluiten bij de kansen en belemmeringen uit de praktijk. - Versterken onderlinge samenwerking: het faciliteren van onderlinge kennisdeling en samenwerking tussen ondernemers, kennisinstellingen en andere stakeholders op het gebied van regeneratieve businessmodellen. - Verspreiding van kennis en geleerde lessen: naar het onderwijs, kennisinstellingen en naar andere ondernemers.