The temporal dimension of acceptance is under-researched in technology acceptance research. Yet, people’s perceptions on technology use may change over time when gaining user experiences. Our 6-month home study deploying an interactive robot provides insight into the long-term use of use interactive technology in a domestic environment. We present a phased framework for the acceptance of interactive technology in domestic environments. Based on 97 interviews obtained from 21 participants living in different household types, the results provide an initial validation of our phased framework for long-term acceptance showing that acceptance phases are linked to certain user experiences which evolve over time when people gain experience with the technology. Involving end users in the early stages of development helps researchers understand the cultural and social contexts of acceptance and enables developers to apply this gained knowledge into their future designs.
Young pediatric patients who undergo venipuncture or capillary blood sampling often experience high levels of pain and anxiety. This often results in distressed young patients and their parents, increased treatment times, and a higher workload for healthcare professionals. Social robots are a new and promising tool to mitigate children’s pain and anxiety. This study aims to purposefully design and test a social robot for mitigating stress and anxiety during blood draw of children. We first programmed a social robot based on the requirements expressed by experienced healthcare professionals during focus group sessions. Next, we designed a randomized controlled experiment in which the social robot was applied as a distraction method to measure its capacity to mitigate pain and anxiety in children during blood draw in a children’s hospital setting. Children who interacted with the robot showed significantly lower levels of anxiety before actual blood collection, compared to children who received regular medical treatment. Children in the middle classes of primary school (aged 6–9) seemed especially sensitive to the robot’s ability to mitigate pain and anxiety before blood draw. Children’s parents overall expressed strong positive attitudes toward the use and effectiveness of the social robot for mitigating pain and anxiety. The results of this study demonstrate that social robots can be considered a new and effective tool for lowering children’s anxiety prior to the distressing medical procedure of blood collection.
LINK
Hospitalisation is stressful for children. Play material is often offered for distraction and comfort. Weexplored how contact with social robot PLEO could positively affect a child’s well-being. To this end, we performed a multiple case study on the paediatric ward of two hospitals. Child life specialists offered PLEO as a therapeutic activity to children in a personalised way for a well-being related purpose in three to five play like activity sessions during hospital visits/stay. Robot–child interaction was observed; care professionals, children and parents were interviewed. Applying direct content analysis revealed six categories of interest: interaction with PLEO, role of the adults, preferences for PLEO, PLEO as buddy, attainment of predetermined goal(s) and deployment of PLEO. Four girls and five boys, aged 4–13, had PLEO offered as a relief from stress or boredom or for physical stimulation. All but one started interacting with PLEO and showed behaviours like hugging, caring or technical exploration, promoting relaxation, activation and/or making contact. Interaction with PLEO contributed to achieving the well-being related purpose for six of them. PLEO was perceived as attractive to elicit play. Although data are limited, promising results emerge that the well-being of hospitalised children might be fostered by a personalised PLEO offer.
Binnen het Nieuwe Maatjes project hebben we samen met 3 kinderziekenhuizen kennis verzameld over de inzet van sociale robots, met name de robotdino Pleo, door pedagogisch medewerkers. Gezien de positieve resultaten (de ziekenhuizen willen graag de Pleo’s blijven inzetten) willen we die kennis verder dissemineren met workshops bij andere kinderziekenhuizen en die de gelegenheid geven ervaring op te doen met de inzet van Pleo’s. Hiervoor lenen we gedurende enkele weken Pleo’s uit. We trainen daarbij zowel studenten verpleegkunde als studenten techniek (ICT/engineering) om dit te ondersteunen onder leiding van onze senior onderzoekers. Het doel is daarbij om minimaal 5 en maximaal 10 kinderziekenhuizen of kinderafdelingen te ondersteunen. Daarbij verwachten we overigens ook dat de pedagogisch medewerkers en verpleegkundigen van de ziekenhuizen eraan bijdragen dat we nieuwe gegevens en ideeën over de inzet van de robots kunnen verzamelen. We willen vooral de betreffende professionals vragen om na de ervaringsfase antwoorden te geven op de volgende vragen: • Voor welke activiteiten en behandelingen in een medische omgeving kan een sociale robot het meest nuttig zijn om het welzijn van een kind te verbeteren? • Wat is de meerwaarde van het gebruik van een sociale robot als onderdeel van een werkwijze om zieke kinderen in een medische setting te ondersteunen? Wat kan gezegd worden over de robot (zijn rol, vereiste functionaliteiten, hoe deze wordt gebruikt), het type kinderen (afhankelijk van leeftijd, geslacht, type en ernst van ziekte, etc.), doelen en set voorwaarden voor inzet, en effecten op het welzijn? • Hoe kan het gebruik van een sociale robot het best worden geïntegreerd in het dagelijkse werk van gezondheidswerkers als onderdeel van hun repertoire dat bedoeld is om het welzijn van het kind te ondersteunen? Het uitvoeren van de workshops en ervaringssessies vraagt om een additionele inzet van mensen en middelen. Met name de begeleiding van de professionals in de ziekenhuizen en het samenstellen van de toolkits met Pleo-robots (8 stuks) maken de Top-Up subsidie noodzakelijk.
Begeleiders van kinderen met autisme ervaren een handelingsverlegenheid bij de inzet van sociale robots bij het aanleren van vaardigheden, met name in aansluiting op huidige werkvormen. Resultaten van academisch onderzoek is op dit gebied zijn vaak ontoegankelijk, slechts beperkt generaliseerbaar, betreffen robots die niet of moeilijk verkrijgbaar zijn en sluiten niet aan bij de werkvormen die op dit moment door begeleiders gehanteerd worden bij het aanleren van vaardigheden. In dit project wordt met deze professionals (Hbo-geschoolden in sociale studies, SPH, Verpleegkunde) in reeksen van sessies binnen 6 proeftuinen systematisch kennis en ervaring opgebouwd over de wijze waarop zij sociale robots als ondersteuning kunnen inzetten in individuele begeleidingstrajecten en groepsactiviteiten. Hierbij heeft de robot een voorwaardenscheppende taak of fungeert als een tijdelijke ondersteuning. Het project onderscheidt zich van verwante projecten op het gebied van sociale robots en autisme omdat het (a) zich richt op de ondersteuning van begeleiders, (b) bij de toepassing van robots uitgaat van bestaande therapeutische werkvormen, (c) bij het onderzoek het verzamelen van de ervaringen van de begeleiders centraal staan en (d) uitgaat van bestaande robots die commercieel verkrijgbaar zijn. De eerste drie punten maken dat het hier om een betrekkelijk unieke vorm van praktijkondersteunend onderzoek gaat. Het project levert op: 1. Op de praktijk gerichte publicaties met aanbevelingen en een beschrijving van geschikte activiteiten, robots, te verwachten invloeden aansluitend academisch onderzoek. 2. Een workshop voor Hbo-professionals rond de inzet van sociale robots bij kinderen met ASS. 3. Academische publicaties betreffende de onderzoeksresultaten en een literatuurreview.