Wat zijn de belangrijkste inhoudelijke speerpunten van het lectoraat voor de komende jaren? Een belangrijk doel van deze rede is om dat uiteen te zetten. In hoofdstuk 2 wordt eerst kort beschreven hoe er vanuit verschillende perspectieven gekeken kan worden naar de interactie tussen mens en (zorg)technologie en hoe dit richting geeft aan de drie belangrijkste inhoudelijke thema’s van het lectoraat: mensgericht ontwerpen als voorwaarde om tot zinvolle (digitale) diensten en producten te komen, de aandacht voor sociale innovatie om de implementatie van digitale interventies succesvol te laten zijn en het belang van het onderbouwen en evalueren van deze interventies. Hoofdstuk 3 gaat in op de verschillende projecten en activiteiten die binnen in het lectoraat uitgevoerd (gaan) worden. We beschrijven hoe hiermee invulling gegeven wordt aan deze drie belangrijkste thema’s van het lectoraat. Tenslotte komt de kenniskring aan bod in hoofdstuk 4.
De Smart Industry dankt haar benaming aan de slimme techniek die zij implementeert en benut. Maar wat doet nieuwe techniek met het werk van medewerkers, zowel inhoudelijk alsook mentaal? In dit impactinterview zet een aantal praktisch ingestelde wetenschappers hun inzichten en handvatten op een rij. De algehele conclusie? “Nieuwe techniek moet je niet ópleggen, maar úitleggen.” En: “blijf je uitvoerende medewerkers intensief betrekken, ook als de inzet van nieuwe techniek tegenzit.
MULTIFILE
Angst en pijn komen vaak voor bij kinderen die medische procedures ondergaan. Een nieuwe potentiële angst- en pijnreducerende methode voor ziekenhuizen is de inzet van sociale robots. Hoewel deze succesvol zijn in het afleiden van kinderen in de prikkamer, willen ziekenhuizen een robot die breder inzetbaar is (d.i. bij diverse medische procedures onder een brede leeftijdsgroep kinderen). Ook is het belangrijk dat de zorgverlener de robot zelf eenvoudig kan inzetten binnen het zorgproces. Vanuit ziekenhuizen kwam het idee om een robot te programmeren die de medische hypnosetechniek ‘geleide fantasie’ kan toepassen, waarbij middels positieve suggesties een andere betekenis gegeven wordt aan beangstigende gedachtes of pijn op een andere manier wordt ervaren. De diverse vraagarticulatiegesprekken met ziekenhuizen, robot-onderzoekers, robot-programmeurs en -leveranciers, medische hypnose-experts, en vertegenwoordigers van de robot-industrie en het kind-in-ziekenhuis-perspectief, leidden uiteindelijk tot de praktijkvraag om: een plug & play robot te ontwikkelen die effectief middels geleide fantasie angst en pijn kan verminderen onder 4- tot 12-jarigen bij verschillende medische procedures in het ziekenhuis, daarbij rekening houdend met de persoonlijke en leeftijdsgebonden behoeftes van kinderen en de uitvoerbaarheid en haalbaarheid in de praktijk. Deze praktijkvraag wordt in samenwerking met kinderen, ouders, zorgverleners, technici en onderzoekers middels vier werkpakketten beantwoord. Allereerst worden de ziekenhuispraktijksituaties en belangrijkste robotvereisten binnen het consortium in kaart gebracht om hiermee een eerste prototype van een AI-ondersteunde (autonome) sociale ‘droomrobot’ te ontwikkelen die geleide fantasie toepast. Dit prototype wordt eerst verder verfijnd en beter afgestemd op de praktijksituatie in een reeks kortlopende tests in verschillende ziekenhuispraktijksituaties. Vervolgens wordt de droomrobot grootschalig getest op de angst- en pijnreducerende werking onder kinderen van verschillende leeftijden in een langlopende ziekenhuisstudie. Tenslotte wordt in kaart gebracht wat nodig is voor de brede adoptie en invoering van de droomrobot in ziekenhuizen.
Voor MKB-winkeliers is het de afgelopen jaren steeds lastiger geworden om goed personeel te vinden. De kwaliteit van de dienstverlening in de winkel komt hierdoor onder druk te staan wat ten koste gaat van klanttevredenheid en omzetten. Om het tij te keren willen MKB-winkeliers meer kennis opdoen over de mogelijkheden die sociale robots hen bieden om klanten te bedienen. Uit de vraagarticulatie is gebleken dat de MKB-winkeliers het meeste verwachten van de mogelijkheden om met sociale robots klanten te ontvangen, hen de weg te wijzen, promoties te tonen, productinformatie te verstrekken, en advies te geven. In dit project onderzoeken wij de toegevoegde waarde van sociale robots die deze dienstverlenende taken uitvoeren in tien winkels in Nederland. De centrale onderzoeksvraag van dit project luidt: “Hoe en in welke mate leidt de inzet van sociale robots voor diverse dienstverlenende taken in de winkel (ontvangen van klanten, wijzen van de weg, promoten van aanbiedingen, verstrekken van productinformatie, het geven van advies) tot tevredenheid van klant en personeel, en zorgt het voor toegevoegde waarde voor de winkelier?” Om deze vraag te kunnen beantwoorden zijn vijf deelvragen geformuleerd, die aan de hand van drie samenhangende werkpakketten samen met consortiumpartners via praktijkgericht onderzoek zullen worden beantwoord. De kern van het consortium bestaat uit de Hogeschool van Amsterdam, de Vrije Universiteit Amsterdam, TMO Fashion Business School, tien winkeliers, en een robotprovider. De nieuwe kennis die met dit project wordt gegenereerd over de mogelijkheden van sociale robots voor de dienstverlening in winkels (en daarmee hun voortbestaan), is van grote waarde voor MKB-winkeliers in heel Nederland. De resultaten van het onderzoek worden daarom in een vierde werkpakket breed gedeeld via de brancheorganisaties INretail, Het Vakcentrum en Techniek Nederland, een websitepagina op Retail Insiders, een YouTube kanaal, een boekje, en blogartikelen voor winkeliers op toonaangevende online platforms.
Het doel van het project is het ontwerpen en evalueren van een voorleesrobot die meertalige kleuters in het basisonderwijs in hun thuistaal kan ondersteunen en ingezet kan worden voor programmeeronderwijs voor oudere kinderen. Het gebruik van thuistalen in het onderwijs is belangrijk voor de (taal)ontwikkeling van meertalige kinderen, maar blijkt vaak lastig voor leerkrachten als zij deze talen niet spreken. Een robot kan eenvoudig geprogrammeerd worden om in allerlei talen voor te lezen, waardoor leerkrachten de robot kunnen inzetten om meertalige kinderen in hun thuistaal extra ondersteuning te bieden. Robots zijn bij uitstek een geschikte vorm van technologie voor voorlezen, vanwege hun fysieke en sociale aanwezigheid en de mogelijkheid tot het maken van spraakondersteunende gebaren. De robot wordt in dit project op verschillende manieren ingezet: enerzijds als co-voorlezer naast de leerkracht, waarbij de leerkracht in het Nederlands voorleest en de robot in de thuistaal van kinderen, en anderzijds als zelfstandige pre-teachingactiviteit, waarbij de robot kinderen in de thuistaal voorleest voorafgaand aan klassikale Nederlandstalige voorleesactiviteiten. De verwachting is dat de voorleesactiviteiten met de robot het woord- en verhaalbegrip en de betrokkenheid van meertalige kinderen tijdens klassikale Nederlandstalige activiteiten ondersteunen en dat de robot het welbevinden van meertalige kinderen bevordert door hun thuistaal in het onderwijs te erkennen en gebruiken. Binnen dit project is het uitgangspunt om te zorgen voor een robotprogramma dat eenvoudig uit te breiden is naar andere verhalen én talen. Er wordt daarom ingezet op eenvoudig te programmeren software, waarbij kinderen uit groep 7 en 8 van het basisonderwijs de robot kunnen programmeren. Naast het hoofddoel van het ondersteunen van meertalige kinderen, is het secundaire doel om kinderen uit groep 7 en 8 programmeeronderwijs te bieden dat aansluit bij hun belevingswereld en hen kan helpen basisvaardigheden in het programmeren onder de knie te krijgen.