This overview paper examines three areas crucial to understanding why, despite clear scientific evidence for the growing environmental impacts of tourism transport, there is large-scale inertia in structural transitions and a lack of political will to enact meaningful sustainable mobility policies. These include the importance of addressing socio-technical factors, barriers posed by “technology myths” and the need to overcome “transport taboos” in policy-making. The paper seeks pathways to sustainable mobility by bridging the science–policy gap between academic research and researchers, and policy-makers and practitioners. It introduces key papers presented at the Freiburg 2014 workshop, covering the case for researcher engagement using advocacy and participatory approaches, the role of universities in creating their own social mobility policies, the power of social mechanisms encouraging long-haul travel, issues in consumer responsibility development, industry self-regulation and the operation of realpolitik decision-making and implementation inside formal and informal destination-based mobility partnerships. Overall, the paper argues that governments and the tourism and transport industries must take a more cautious approach to the technological optimism that fosters policy inertia, and that policy-makers must take a more open approach to implementing sustainable transport policies. A research agenda for desirable transport futures is suggested.
LINK
Extended Reality (XR) technologies—including virtual reality (VR), augmented reality (AR), and mixed reality (MR)—offer transformative opportunities for education by enabling immersive and interactive learning experiences. In this study, we employed a mixed-methods approach that combined systematic desk research with an expert member check to evaluate existing pedagogical frameworks for XR integration. We analyzed several established models (e.g., TPACK, TIM, SAMR, CAMIL, and DigCompEdu) to assess their strengths and limitations in addressing the unique competencies required for XRsupported teaching. Our results indicate that, while these models offer valuable insights into technology integration, they often fall short in specifying XR-specific competencies. Consequently, we extended the DigCompEdu framework by identifying and refining concrete building blocks for teacher professionalization in XR. The conclusions drawn from this research underscore the necessity for targeted professional development that equips educators with the practical skills needed to effectively implement XR in diverse educational settings, thereby providing actionable strategies for fostering digital innovation in teaching and learning.
MULTIFILE
In veel onderzoeken naar en aanpakken in de energietransitie in Nederland, met name die waar bewonersinitiatieven een rol spelen, wordt vertrouwen als een belangrijke factor beschreven. In dit onderzoek wordt onderzocht welke bronnen van vertrouwen een rol spelen bij (de ontwikkeling) van lokale energie-initiatieven en hoe zich dat verhoudt tot de ontwikkeling van de technologie. Drie casussen (Terheijden (Traais Energie Collectief) en Den Haag, Vruchtenbuurt (Cooperatie Duurzame Vruchtenbuurt en Sterk op Stroom) zijn geanalyseerd op basis van de ANT-fasering: problematazation, interessement, enrollment en mobilization. Het is gebleken dat verschillende bronnen van vertrouwen en aspecten van techniek niet afhankelijk zijn van de fase in de netwerkontwikkeling maar als een constante in de drie geanalyseerde initiatieven zichtbaar zijn, het gaat om: • Mensen als bron van vertrouwen (Persoonlijke eigenschappen, Gedrag, Gedeelde normen en waarden/wereldbeeld) • Organisaties als bron van vertrouwen (Regels, Organisatie-Gedrag) • Het technische aspect learning to rethink: o Co-evolution o Discontinuous change o Multi-actor approach o Degree of organization o Long term view Bij de start van alle drie de initiatieven was er sprake van aansluiting zoeken bij bestaand vertrouwen in de lokale situatie. Dit is de basis van alle netwerkontwikkeling. Het succes van deze drie initiatieven zit juist in het verbinden van de bronnen van vertrouwen in mensen (hun persoonlijke eigenschappen, gedrag en wereldbeeld) en in de organisatie (organisatiegedrag) van het lokale energie-initiatief. Daarnaast is de vraag welke rol technologie speelt in relatie tot vertrouwen in de ontwikkeling van lokale energie initiatieven. Juist omdat het hierbij om de ontwikkeling van de energie initiatieven gaat en omdat hierbij sprake is van netwerkontwikkeling is gekozen voor ANT. Dit biedt de mogelijkheid om technologie als actor mee te nemen in de analyse van de ontwikkeling van het (energie initiatief) netwerk. Belangrijke vragen hierbij zijn; welke mogelijkheden van non human actoren worden toegepast en welke randvoorwaarden horen daarbij, bijvoorbeeld in de vorm van vereiste gedragsverandering van human actoren. Het uitgangspunt in deze studie is de transitie van fossiele naar hernieuwbare energie. Fossiele energie heeft een grote energie dichtheid en leent zich daarom goed voor actoren in de vorm van bulk technologieën, bijvoorbeeld in centraal opgestelde energiecentrales. Energieopwekking geconcentreerd en op afstand werkt vervreemdend en past niet meer goed in de huidige maatschappij (afnemend vertrouwen). Hernieuwbare energie kan ook in bulk-vorm worden toegepast, bijvoorbeeld in centraal opgestelde concentrated solar power plants op plaatsen met grote zonintensiteit. Hernieuwbare energie wordt echter vooral geassocieerd met decentrale opwekking. De decentrale energie opwekeenheden kunnen in modulaire systemen worden samengevoegd, en daar hangen specifieke voordelen aan voor end-users: de gemakkelijke toegankelijkheid en het beschikbare end-use potential. Dit vereist natuurlijk wel dat in het netwerk een geïntegreerd modulaire systeem wordt ontwikkeld. Dit kan alleen in een collectief, waardoor de human actors gedwongen worden samen te werken. Drie belangrijke processen hierbij zijn: formation of technical identity, configurational work en community building. Deze drie processen spelen een rol in de verschillende fasen van de netwerkontwikkeling. Daarnaast kunnen de genoemde technische learning to rethink aspecten over het geheel van de netwerkontwikkeling worden onderscheiden. In alle drie de bestudeerde casussen gaat het om decentrale modulaire energie systemen waarbij de toegankelijkheid is geborgd, maar waarbij het end-use potential alleen bij SoS centraal staat. Het geheel overziend leidt tot de conclusie dat technologie in collectieve vorm human actors dwingt tot samenwerking en dat daarbij vertrouwen tussen de actoren voorwaardelijk is. In alle drie de bestudeerde casussen wordt dit onderkend; het samenwerkingsproces wordt centraal gesteld en alle actoren worden betrokken (“iedereen doet mee”). Het feit dat het end-use potential bij Terheijden en Warm in de wijk nu niet centraal staat kan op termijn negatief uitpakken voor het vertrouwen, vooral als blijkt dat het achteraf niet gemakkelijk te realiseren is (lock in). In het algemeen kan over techniek nog het volgende worden gezegd. De geschiedenis heeft geleerd hoe human actors effectief om kunnen gaan met de actor techniek. Een belangrijke activiteit daarbij is ordening/structuur aanbrengen, en dit kan in verband worden gezien met organisaties als bron van vertrouwen (regels en organisatie-gedrag). In systeemkundige termen gaat het om; grenzen stellen, afbakenen, denken in materie-, energie- en informatiestromen, onderscheiden van functionaliteiten, input, output, opslag, omzetten, verbinden en regelen/besturen. In alle drie de bestudeerde casussen wordt deze ordening zorgvuldig toegepast, wordt informatie hierover gedeeld met alle actoren en worden alle actoren voldoende betrokken bij de besluitvorming. Dit draagt het bij aan vertrouwen bij alle actoren. Nog één keer terug naar het begrip “ontwikkeling”: De drie bestudeerde casussen hebben een unieke dynamiek en horizon, dit wordt vooral door de aard van de techniek beïnvloed. Sos loopt ver vooruit op de huidige stand van de techniek (en regelgeving) en is vooral een ICT-technische uitdaging, Terheijden en Warm in de wijk lopen in de pas met de techniek, maar moeten met de schop in de grond in een bestaande situatie. De manier waarop de drie organisaties bijbehorende problemen onderkennen en hiermee omgaan is een voorbeeld van organisaties als bronnen van vertrouwen. In de conclusie zijn de drie casussen als praktijkvoorbeelden beschreven. In Terheijden gaat het over de ontwikkeling van een warmtenetwerk voor het gehele dorp. Het wordt gebaseerd op hernieuwbare bronnen in de directe omgeving. Voor de initiatiefnemers en de bewoners is het belangrijk om “het zelf te gaan doen”. In Warm in de wijk gaat het ook over de ontwikkeling van een warmtenet, maar in dit geval in een woonwijk in Den Haag. Leidend hier is het uitgangspunt van een “open warmtenet”. Er moet een scheiding worden aangebracht tussen netwerk en warmtebronnen. Bij SoS gaat het over de toekomst van ons elektriciteit systeem. Er is nog een lange weg te gaan, maar uiteindelijk moet dit resulteren in een “goed werkend democratisch energisysteem”. Deze drie voorbeelden kunnen andere energie initiatieven inspiratie bieden omdat het beschrijvingen zijn van de ontwikkeling gericht op vertrouwen in relatie tot de gekozen technologie.
The pace of technology advancements continues to accelerate, and impacts the nature of systems solutions along with significant effects on involved stakeholders and society. Design and engineering practices with tools and perspectives, need therefore to evolve in accordance to the developments that complex, sociotechnical innovation challenges pose. There is a need for engineers and designers that can utilize fitting methods and tools to fulfill the role of a changemaker. Recognized successful practices include interdisciplinary methods that allow for effective and better contextualized participatory design approaches. However, preliminary research identified challenges in understanding what makes a specific method effective and successfully contextualized in practice, and what key competences are needed for involved designers and engineers to understand and adopt these interdisciplinary methods. In this proposal, case study research is proposed with practitioners to gain insight into what are the key enabling factors for effective interdisciplinary participatory design methods and tools in the specific context of sociotechnical innovation. The involved companies are operating at the intersection between design, technology and societal impact, employing experts who can be considered changemakers, since they are in the lead of creative processes that bring together diverse groups of stakeholders in the process of sociotechnical innovation. A methodology will be developed to capture best practices and understand what makes the deployed methods effective. This methodology and a set of design guidelines for effective interdisciplinary participatory design will be delivered. In turn this will serve as a starting point for a larger design science research project, in which an educational toolkit for effective participatory design for socio-technical innovation will be designed.
With the help of sensors that made data collection and processing possible, many products around us have become “smarter”. The situation that our car, refrigerator, or umbrella communicating with us and each other is no longer a future scenario; it is increasingly a shared reality. There are good examples of such connectedness such as lifestyle monitoring of elderly persons or waste management in a smart city. Yet, many other smart products are designed just for the sake of embedding a chip in something without thinking through what kind of value they add everyday life. In other words, the design of these systems have mainly been driven by technology until now and little studies have been carried out on how the design of such systems helps citizens to improve or maintain the quality of their individual and collective lives. The CREATE-IT research center creates new solutions and methodologies in “digital design” that contribute to the quality of life of citizens. Correspondingly, this proposal focuses on one type of digital design—smart products—and investigate the concept of empowerment in relation to the design of smart products. In particular, the proposal aims to develop a model with its supplementary tools and methods for designing such products better. By following a research-through-design methodology, the proposal intends to offer a critical understanding on designing smart products. Along with its theoretical contribution, the proposal will also aid the students of ICT and design, and professionals such as designers and engineers to create smart products that will empower people and the industry to develop products grounded in a clear user experience and business model.