Dit artikel besteed aandacht aan de context en omstandigheden van het werken aan een internationaal onderwijsproject, in dit geval gericht op verbetering van het onderwijs in Turkije ten behoeve van leerlingen met speciale onderwijsbehoeften. In dit project lag de nadruk op kwaliteitsverbetering, het bieden van gelijke onderwijskansen aan kinderen en jongeren met een beperking of handicap en het streven naar integratie van deze leerlingen in het reguliere onderwijs. Het project paste in de ondersteuning die Turkije krijgt vanuit de EU om op termijn te voldoen aan de voorwaarden die gesteld worden aan toetreding tot de EU. In dertien regio's zijn pilots opgezet met het doel kleinschalige onderwijsveranderingen en -vernieuwingen te realiseren, die als voorbeelden van good practice zouden kunnen dienen voor andere regio's.
DOCUMENT
Gelijkwaardige kansen om te ontwikkelen in de samenleving Nederland ondertekende in maart 2007 het VN Verdrag voor de Rechten van mensen met beperking. Het verdrag beoogt dat de circa 650 miljoen mensen met een handicap wereldwijd op dezelfde wijze als anderen kunnen deelnemen aan het maatschappelijke leven en de universele rechten van de mens kunnen genieten. Het verdrag verplicht de lidstaten om sociale en fysieke belemmeringen weg te nemen die gehandicapten dagelijks ervaren. Nederland onderschrijft de VN Standaardregels voor Gelijke Kansen voor Mensen met beperking waarin staten worden opgeroepen gelijke kansen te bieden door alle aspecten van het maatschappelijke verkeer voor iedereen toegankelijk te maken. Ook onderschreef Nederland in 1994 de Verklaring van Salamanca van Unesco waarin staat dat ieder kind een fundamenteel recht heeft op onderwijs en in staat moet worden gesteld een acceptabel niveau van leren te bereiken en op peil te houden. Allen met speciale onderwijsbehoeften moeten toegang hebben tot reguliere scholen, welke hen opnemen in een kindgericht pedagogisch klimaat dat in staat is aan hun behoeften tegemoet te komen. In het inclusiemanifest wordt beschreven dat het Nederlandse Wetboek van Strafrecht stelt dat elke vorm van onderscheid, uitsluiting, beperking of voorkeur, die ten doel heeft of ten gevolge kan hebben dat de erkenning, het genot of de uitoefening op voet van gelijkheid van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden op politiek, economisch, sociaal, cultureel of andere terreinen van het maatschappelijke leven, wordt teniet gedaan of aangetast strafbaar is.
DOCUMENT
In het onderwijsbeleid wordt veel belang gehecht aan een soepele overgang van de voorschoolse periode naar de basisschool. Bij kinderen met een speciale onderwijsbehoefte verloopt de start op de basisschool echter niet altijd zo optimaal als gewenst, waardoor de ontwikkeling van deze kinderen verstoord kan raken, met stress en handelingsverlegenheid bij kinderen, ouders en professionals als gevolg. Het doel van dit onderzoek is om de ervaringen van ouders/verzorgers van kinderen met speciale onderwijsbehoeften bij deze transitie in kaart te brengen. Uit de voorlopige resultaten blijkt dat voor veel ouders de overgang naar de basisschool zelf vrijwel normaal verloopt, maar dat hun kinderen op school al snel vastlopen. Bij het organiseren van passend onderwijs lopen ouders tegen verschillende hindernissen aan zoals gebrek aan kennis, tijd en ervaring op school, een gebrek aan initiatief bij professionele partijen, en negatief geformuleerde communicatie. Helpende eigenschappen van docenten en zorgverleners zijn welwillendheid, positiviteit en de bereidheid om zich kwetsbaar op te stellen. Op basis van deze ervaringen kunnen aanknopingspunten gevonden worden voor het versoepelen van de transitie naar de basisschool, zodat kinderen met speciale onderwijsbehoeften vanaf de start van de basisschool een billijke kans krijgen om zich optimaal te ontwikkelen.
DOCUMENT
Kinderen die kwetsbaar zijn in hun ontwikkeling naar volwassenheid verdienen speciale zorg. Het huidige onderwijs heeft de pretentie om aan die zorg bij te dragen. Professionals die met speciale onderwijszorg belast zijn, kunnen die last niet dragen zonder een gedegen toerusting . Zij moeten toegerust worden, of beter gezegd, zij moeten de kans krijgen zichzelf toe te rusten om (1) in gedeelde verantwoordelijkheid, (2) te handelen in complexe situaties, (3) waarbij zij steeds weer opnieuw moeten zoeken naar oplossingen voor fundamentele onderwijsdilemma s, (4) met de bedoeling om op te komen voor en steun te bieden aan de belangen van kwetsbare leerlingen in ons onderwijs en in onze samenleving. Professionals die dit kunnen, zijn in staat richting te geven aan speciale onderwijszorg. Zij doen dat door een verbinding te leggen tussen uiteenlopende verwachtingen van anderen (leerlingen, ouders, overheid, de wetenschap), eigen interpretaties van die verwachtingen en eigen mogelijkheden om aan die verwachtingen te voldoen. Bovendien moeten zij verwachtingen van anderen verbinden aan eigen verwachtingen. Hun professionaliteit noem ik daarom interactief. Zij ontwikkelen die professionaliteit via interactieve praktijkontwikkeling, dat wil zeggen door bewust kennis over de eigen praktijk te ontwikkelen en door deze kennis bewust te gebruiken voor de continue aanpassing van die praktijk. Dit vraagt om professionals met een onderzoekende houding, dat wil zeggen professionals die (1) inzicht ontwikkelen in en door de eigen praktijk, (2) experimenteren met alternatieven, (3) samenwerken met leerlingen, ouders en collega, (4) verworven kennis en inzichten delen met anderen en (5) deelnemen aan het debat over de positie van kwetsbare leerlingen in ons onderwijs en onze samenleving. Interactieve praktijkontwikkeling vereist een interactief professionaliseringstraject, dat wil zeggen een opleiding als platform, zoals Smith zegt, dat professionals en opleiders de gelegenheid biedt om de praktijk te bestuderen en daarover in debat te gaan. Kortom: speciale onderwijszorg vraagt om interactieve praktijkontwikkeling; interactieve praktijkontwikkeling vraagt om interactieve professionaliteit; interactieve professionaliteit vraagt om een interactief professionaliseringstraject. Met deze stelling wordt in de oratie een aanzet gegeven tot een concept voor de opleiding van professionals in speciale onderwijszorg op masterniveau.
DOCUMENT
passend onderwijs, speciale onderwijsbehoeftenEen stimulerende omgeving waarin onderwijsprofessionals, ouders/verzorgers van leerlingen met speciale onderwijsbehoeften (SOB-leerlingen) en zorgprofessionals goed samenwerken, draagt bij aan de ontwikkeling, kansengelijkheid en maatschappelijke participatie van kinderen. Ongeveer 8% van de schoolkinderen heeft extra onderwijsondersteuning nodig. Voor hen is een schoolcultuur waarin een goede relatie bestaat tussen thuis, school en zorgprofessionals extra belangrijk. De ontwikkeling van SOB-leerlingen kan verstoord raken wanneer de overgang van voorschoolse voorzieningen naar het reguliere basisonderwijs niet goed verloopt. Zo’n transitie kan stressvol zijn. Deze stress wordt vaak veroorzaakt door het gebrek aan overzicht van betrokken zorgprofessionals, door onduidelijkheid over regie en door handelingsverlegenheid van onderwijsprofessionals om met ouders/verzorgers van SOB-leerlingen samen te werken. Het doel van dit onderzoeksproject is om een bijdrage te leveren aan een soepele overgang van SOB-leerlingen naar het reguliere basisonderwijs, zodat zij vanaf de start van de basisschool kans krijgen om zich optimaal te ontwikkelen. Met een soepele overgang wordt bedoeld dat meer SOB-leerlingen succesvol overstappen van voorschoolse voorzieningen naar regulier basisonderwijs door: (1) Vermindering van stress van onderwijsprofessionals en ouders/verzorgers van SOB-leerlingen; (2) Verbetering van vaardigheden van onderwijsprofessionals, en (3) Een toename van ervaren familiemanagement, zelfregie en overzicht van families van SOB-kinderen.Het huidige project wordt gedragen door een interprofessioneel consortium met experts uit zorg en onderwijs. De doelstelling van dit project sluit aan bij NWA-route Jeugd in ontwikkeling bij het Thema Gezondheid & Zorg en het geven van een kansrijke start aan kinderen met behulp van een interprofessionele gezondheidsaanpak.
Alle leerlingen hebben recht op goed onderwijs dat is afgestemd op hun onderwijsbehoeften. De Rechten van het Kind, de Salamanca Statement en de Canon voor Wereldburgerschap getuigen daarvan. De uitvoering naar een weerbarstige praktijk van nu is een heel ander verhaal. Prisma Co-Teaching is een effectieve werkwijze die tegemoet komt aan het omgaan met een toenemende diversiteit in klassen en scholen. Meerdere onderwijsprofessionals nemen hierbij gezamenlijk de verantwoording voor een groep leerlingen en geven op gestructureerde wijze onderwijs op basis van evidence-based instructie- en ontwikkelstrategie n. Het principe hierbij is 'back to basics': alle beschikbare inzet van mensen en middelen wordt in de klas ingezet. Het woord prisma duidt op de meerkleurigheid van leerlingen en co-teachers. Bij leer- lingen gaat het om leerlingen met en zonder speciale onderwijsbehoeften. Bij leraren kan het gaan om de samenwerking tussen twee reguliere leraren, tussen een speciale leraar en groepsleerkracht of groep van leraren, of bijvoorbeeld een leraar en klassenassistent/ groepsopvoeder. In de klas zie je dan handelingsgerichte co-teachers die met uitdagende doelen ervoor zorgen dat het leren van de leerlingen aansluit bij hun ontwikkelingsmogelijkheden. Dit uitdagende boek is bedoeld voor uitvoerders en leidinggevenden die inspiratie willen bij het realiseren van onderwijs op maat in primair en voortgezet onderwijs.
DOCUMENT
Hoofdstuk 2 in Kansen in kunst. Als we de wereld als podium zien, in welke rollen hebben mensen met een handicap hier tot nu toe dan op mogen meespelen? Welke ruimte en kansen kunnen we voor hen creëren, zodat zij in nieuwe rollen, die ze zélf graag willen spelen, op dit wereldpodium kunnen meedoen? De algemene doelstelling van Kunst Inclusief was meer mogelijkheden te creëren, zodat mensen met een beperking in staat zijn hun talenten te ontwikkelen en door middel van hun talenten beter kunnen participeren in de samenleving. Gedurende het onderzoek werd echter besloten dat ‘mensen met handicaps’ een te brede groep was en is er gefocust op mensen met verstandelijke en psychiatrische ‘handicaps’. Maar ook deze indeling bleek niet eenvoudig. Want deze twee groepen verschillen erg van elkaar. En ook binnen deze zogenaamde doelgroepen zijn mensen erg verschillend. Mensen met een psychiatrische beperking geven aan dat zij vaak benaderd worden als ‘doelgroep’. Ze ervaren dit als stigmatiserend: door anderen wordt bedacht en bepaald hoe ze zich mogen ontwikkelen en op welke manier ze mogen meedoen. Sommigen ervaren zelfs dat de visie van meedoen gebaseerd is op bezuinigingen, met als achterliggende gedachte de deelnemers te forceren zo snel mogelijk aan het werk te gaan.
DOCUMENT
In deze notitie wordt de curriculumanalyse waarover Kees Freriks, directeur van de Theo Thijssen Academie en Kees van der Wolf, lector van het Lectoraat Gedragsproblemen in de Onderwijspraktijk hebben gesproken nader uitgewerkt. Zij zijn overeengekomen dat de kenniskring het curriculum van de Theo Thijssen Academie gaat analyseren. Dit krijgt gestalte vanuit een Critical Friend-rol. Onderzocht wordt op welke wijze speciale zorg voor kinderen met leer- en gedragsmoeilijkheden in het curriculum is opgenomen en op welke wijze dit mogelijk kan worden verbeterd. De analyse van wat er aangeboden wordt op het gebied van speciale zorg voor kinderen met leer- en gedragsmoeilijkheden gaat uit van de nota De Inhoudelijke Pit waarin de kern van de onderwijsinhoud en de pedagogische basis voor het werken op de Theo Thijssen Academie wordt beschreven.
DOCUMENT
Deze verhalenbundel is een deelpublicatie van Kunst Inclusief: een project waarin onderzocht werd hoe mensen met een beperking volwaardig kunnen deelnemen aan kunstbeoefening en welke veranderingen dat vraagt bij de professionals, instellingen en centra die zich bezighouden met zorg en kunstbeoefening. De bundel is bestemd voor allen die willen bijdragen aan het verbeteren van de toegankelijkheid van kunst en cultuur.
DOCUMENT
LOWAN in gesprek met Kees Hoogland, lector Wiskundig en Analytisch Vermogen van Professionals aan de Hogeschool Utrecht. Zelf zegt hij dat hij al zijn hele leven is gefascineerd door hoe mensen omgaan met de kwantitatieve kant van de wereld. Daarom heeft hij wiskunde gestudeerd en is wiskundeleraar geworden met speciale interesse voor kwetsbare jongeren. Zijn passie is om de wereld van getallen voor iedereen toegankelijk te maken.
LINK