In het onderwijsbeleid wordt veel belang gehecht aan een soepele overgang van de voorschoolse periode naar de basisschool. Bij kinderen met een speciale onderwijsbehoefte verloopt de start op de basisschool echter niet altijd zo optimaal als gewenst, waardoor de ontwikkeling van deze kinderen verstoord kan raken, met stress en handelingsverlegenheid bij kinderen, ouders en professionals als gevolg. Het doel van dit onderzoek is om de ervaringen van ouders/verzorgers van kinderen met speciale onderwijsbehoeften bij deze transitie in kaart te brengen. Uit de voorlopige resultaten blijkt dat voor veel ouders de overgang naar de basisschool zelf vrijwel normaal verloopt, maar dat hun kinderen op school al snel vastlopen. Bij het organiseren van passend onderwijs lopen ouders tegen verschillende hindernissen aan zoals gebrek aan kennis, tijd en ervaring op school, een gebrek aan initiatief bij professionele partijen, en negatief geformuleerde communicatie. Helpende eigenschappen van docenten en zorgverleners zijn welwillendheid, positiviteit en de bereidheid om zich kwetsbaar op te stellen. Op basis van deze ervaringen kunnen aanknopingspunten gevonden worden voor het versoepelen van de transitie naar de basisschool, zodat kinderen met speciale onderwijsbehoeften vanaf de start van de basisschool een billijke kans krijgen om zich optimaal te ontwikkelen.
Inleiding waarin de contact van het onderzoek dat de kenniskring Interactieve professionaliteit en interactieve kennisontwikkeling in de jaren 2003-2008 wordt beschreven. Fontys OSO wil haar opleiding vorm geven als een platform waar onderzoeksmatig werken als een rode draad door de hele opleiding loopt.
Aanleiding voor onderzoek naar de expertise van leraren in cluster 4 is in ieder geval ‘Passend onderwijs’: het streven van de overheid om leerlingen met problemen of stoornissen meer thuis nabij op te vangen, waar mogelijk in regulier of speciaal basisonderwijs. Bij het streven naar Passend Onderwijs rijst de vraag of en in hoeverre leraren speciale expertise nodig hebben om kinderen met (milde) gedragsproblemen in regulier onderwijs te onderwijzen. Maar vooral ook waaruit die expertise dient te bestaan. Daarnaast is er vanuit het cluster 4 onderwijs zelf de vraag of de sterke groei van het aantal leerlingen in dat cluster in het afgelopen decennium is samengegaan met gelijke groei van goed geschoold personeel voor deze leerlingen. En vervolgens de vraag: op welke punten is verdere scholing van leraren geboden om ze voldoende toe te rusten voor cluster 4. Ten slotte vraagt de overheid tegenwoordig om een duidelijke verantwoording van kosten en van kwaliteit van onderwijszorg (CPB, 2009). Tegen de achtergrond van deze vragen kwam de vraag op naar concretisering van de expertise van leraren in het omgaan met leerlingen met (milde) gedragsproblemen.
MULTIFILE