Patients admitted to an intensive care unit (ICU) comprise of a heterogeneous population with substantial differences in admission diagnosis, length of stay and co-morbidity. Therefore, very often the prognosis for each patient differs. In the Netherlands, over 20% of the more than 80,000 patients treated in ICU annually will die within a year of admission. Some of those who survive and are discharged from ICU experience persistent physical, mental and cognitive health problems post-discharge; this is called post-intensive care syndrome (PICS). One year following discharge, circa 50% of patients continue to report physical symptoms, including muscle weakness and walking difficulties. Approximately one in five patients discharged from ICU will develop symptoms akin to post-traumatic stress disorder, and one third will experience depressive symptoms for some time. It remains unclear to what extent the actual ICU admission may potentially contribute to the decline in performance status and quality of life.
The relevance of professional youth work for preventionProfessional youth work is one of the social work professions. Dutch municipalities need insight into the contribution of professional youth work to prevention and reduction of youth care. In this paper we analyze data collected between 2011-2015 on the functioning and results of four classic youth work methods: ‘Group work’, ‘Detached Youth Work’, ‘Information and Advice’ and ‘Counselling Services’. The studies were explorative and have been analyzed with descriptive statistics. We conclude that the contribution of professional youth work can be: (1) to form an alternative for a significant other and/or positive peer groups in the neighborhood; (2) to strengthen the self-awareness and forethought of young people; (3) to strengthen the societal and economic participation of young people; and (4) to target institutions. Effect-research is needed to determine the actual contribution.
Kwetsbare thuiswonende ouderen met een acute zorgvraag worden regelmatig opgenomen in het ziekenhuis. Het voorkómen van een onnodige acute opname is belangrijk. Een acute opname leidt namelijk vaak tot negatieve uitkomsten voor ouderen, zoals het vergroten van kwetsbaarheid, lichamelijke achteruitgang en functieverlies. Uit meerdere gespreksrondes met wijkverpleegkundigen blijkt dat zij het lastig vinden om de medische urgentie van een acute zorgvraag van ouderen goed in te schatten, en zodanig over te dragen naar de huisarts, zodat deze de urgentie begrijpt en oppakt. Ambulancezorgprofessionals geven aan dat zij de medische toestand juist goed in beeld hebben, maar de ondersteuningsbehoefte bij kwetsbare oudere moeilijk in kunnen schatten en niet weten wiens verantwoordelijkheid het is om de ondersteuningsbehoefte aan over te dragen. Beide disciplines kunnen van elkaar leren. Met dit project beogen wij door ontwerpgericht onderzoek kennisuitwisseling tot stand te brengen en nieuwe toepasbare kennis en handvatten te ontwikkelen om de handelingsverlegenheid van wijkverpleegkundigen en ambulancezorgprofessionals bij kwetsbare ouderen te verminderen. Hiermee dragen we bij aan het oplossen van de knelpunten in de acute zorgverlening voor kwetsbare ouderen in de thuissituatie en ondersteunen we maatschappelijke ontwikkelingen gericht op het organiseren van zorg dicht bij de patiënt. De eerste stap van het plan van aanpak is om knelpunten en oorzaken verder in kaart te brengen, met behulp van een PRISMA-analyse van echte ‘vastgelopen’ casuïstiek van kwetsbare ouderen met een acute zorgvraag. Vervolgens worden instrumenten in kaart gebracht via een rapid literatuurreview, aangevuld met via een enquête verkregen gegevens onder professionals in Nederland. Deze informatie wordt verwerkt in een drietal ontwerpsessies, waarbij handvatten voor wijkverpleegkundigen en ambulancezorgprofessionals in co-creatie worden ontwikkeld. Vervolgens worden deze handvatten in een pilot getest op haalbaarheid. Met deze uitkomsten worden handvatten zo nodig aangepast en vervolgens verspreid onder betrokken professionals via diverse kanalen, kennissessies en in het HBO-onderwijs opgenomen.
Het onderzoek gaat over hoe verschillende maatschappelijke organisaties in Nederland zich verhouden tot de problemen die artificiële intelligentie (AI) met zich meebrengt. Daarbij kan je denken aan toegang tot het recht en discriminatie.Doel Het doel is te reconstrueren wat de positie is van maatschappelijke organisaties in Nederland ten aanzien van AI. Maatschappelijke organisaties spelen een belangrijke rol bij het vorm geven aan tegenmacht. Resultaten Verschillende clusters van tegenmacht in de context van AI zijn geïdentificeerd. Namelijk verzet & protest, meebewegen, meedenken & bijsturen en confronteren & controleren. Verder worden de ontwikkelingen beschreven die bijdragen aan de wijze waarop tegenmacht vorm krijgt. Looptijd 01 april 2020 - 28 oktober 2021 Aanpak Het working paper biedt een overzicht van de stand van zaken van tegenmacht. Dat is gebaseerd op kwalitatief onderzoek. Daarnaast zijn open interviews afgenomen met 19 maatschappelijke organisaties en achtergrondgesprekken met 9 wetenschappers en 4 kunstenaars.
Het doel van dit project is het onderzoeken of CO2 en kosten kunnen worden gereduceerd in twee zorginstellen door het Specifiek Ziekenhuis Afval (SZA) anders te verzamelen en verwerken. Dit praktijkgerichte onderzoek wordt mogelijk door een samenwerking van Windesheim, Flynther, Dermatologisch Centrum en Isala. SZA wordt verzameld in speciale vaten en getransporteerd naar speciale verbrandingsovens in Dordrecht, waar het afval inclusief het vat onder hoge temperatuur wordt verbrand. Dit leidt tot een hoge CO2 uitstoot en onnodig hoge afvalkosten voor zorgpartijen. Tijdens de voorbereidende interviews voor dit onderzoek hebben respondenten uit de zorgsector al verschillende suggesties gedaan om de hoeveelheid afval te reduceren: • Alleen medisch afval in het vat stoppen, geen andere afvalstromen; • Vaten zo veel mogelijk vullen voordat deze worden vervangen; • Beter scheiden van SZA. Een deel van het SZA hoeft niet onder speciale omstandigheden te worden verbrand, door deze apart in te zamelen kan het in de buurt van de zorginstelling worden vernietigd in plaats van in Dordrecht. • Gebruik van andere soorten vaten die gemaakt zijn uit karton of dunner kunststof. Vanuit Flynther en het Dermatologisch centrum is de praktijkvraag; “Als door diverse partijen wordt aangegeven dat er kan worden bespaard, waarom hebben partijen uit de zorg hier dan geen of nauwelijks aandacht voor? Zijn er nog meer manieren om SZA te reduceren?” De praktijkvraag van dit onderzoek is:Op welke wijze kunnen zorginstellingen door aanpassingen in het inzamelen van SZA, de hoeveelheid CO2 uitstoot en kosten binnen deze afvalstoom reduceren?Om deze vraag te beantwoorden worden de mogelijkheden zoals hierboven beschreven getoetst en de impact bepaald. Daarnaast wordt gekeken hoe het SZA inzamelingsproces moet worden aangepast om deze besparing te realiseren. Ook wordt onderzocht wat beperkende factoren zijn voor deze besparingen. De onderzoeksvragen worden beantwoord door een verkennend onderzoek dat wordt gebaseerd op twee case studies.