Begin 2020 is het project Start Me Up (SMU) begonnen. Het project omvat achtendertig studio’s op Campus de Bergerweg in Alkmaar. Twintig van deze studio’s zijn bedoeld voor jongvolwassenen met een ondersteuningsbehoefte, achttien studio’s zijn bedoeld voor jongvolwassenen zonder een ondersteuningsvraag. De vraag waarop dit onderzoek een antwoord wil formuleren is: Welke werkzame elementen zijn er te ontdekken in de aanpak van Start Me Up die gebruikt kunnen worden voor toekomstige ontwikkeling? We adviseren de ondersteuning meer te richten op bredere ontwikkelingsvaardigheden van de jongeren en meer bewustzijn te creëren over de rol van de begeleider. Probeer te verkennen welke mogelijkheden aan kennisuitwisseling er binnen de AVG zijn (daarvoor zijn hulpmiddelen beschikbaar). Formuleer een gezamenlijke visie op het project en de samenwerking. Ontwikkel samen een perspectief op een passende manier van begeleiden en op de waarde van community
DOCUMENT
Een stripboek helemaal gewijd aan de veldboon! Waarom? In het project Bean me up! is drie jaar onderzoek gedaan naar de vraag: kan de Nederlandse veldboon als eiwitbron de soja uit verre landen vervangen? Is de Nederlandse veldboon geschikt om te verwerken in voedingsmiddelen? De resultaten zijn veelbelovend! Wist je bijvoorbeeld dat studenten nieuwe producten ontwikkelen van veldbonen? Wat dacht je van borrelbonen en kaasvervangers? Maar er is nog veel meer te vertellen over de veldboon. En dat allemaal verpakt in strips, afgewisseld door enkele infographics en interviews. Zie de veldboon schitteren als held die de aarde redt, vind de veldboon die groen ziet bij de dokter, geniet van de veldboon die op zoek gaat naar zijn ideale vrouw voor zijn nageslacht. Ervaar zelf waarom de oer-Hollandse veldboon dit stripboek verdient!
MULTIFILE
‘If you start me up, I’ll never stop,’ zong Mick Jagger in 1981. Voor de Rolling Stones is die uitspraak bewaarheid – in 2017 zijn ze nog springlevend en zowel in de studio als op podia actief. Dat ‘I’ll never stop’ zou je ook iedereen toewensen die als leraar start, maar de realiteit is anders. Een flink percentage startende leraren verlaat het beroep binnen vijf jaar. Tegen de achtergrond van die statistiek is de aandacht voor meer en betere begeleiding van startende leraren niet meer dan logisch, Het ontwikkelen van goede begeleidingsprogramma’s voor star¬tende leraren moet bijdragen aan het verlichten van stress van star¬tende leraren, aan het voorkomen dat startende leraren aan het begin hun loopbaan het beroep weer verlaten, en aan het stimu¬leren van ontwikkeling van startbekwaam leraar naar bekwaam leraar. Algemeen wordt daarbij aangenomen dat zo’n begelei¬dingsprogramma een duur zou moeten hebben van drie jaar.In Amsterdam hebben 18 scholen voor voortgezet onderwijs in 2016 gewerkt aan de ontwikkeling van dergelijke driejarige pro¬gramma’s. De scholen werden daarbij financieel ondersteund door een subsidie van het OCW. De inhoudelijke ondersteuning werd verzorgd door de projecten Terug met dat tekort!, Frisse Start en Junior Leraar. Het traject richtte zich op leidinggevenden, begeleiders en HRM’ers. Het traject heeft veel in beweging gezet en geleid tot nieuwe inzich¬ten, inspiratie, meer samenwerking binnen de school, nieuwe en betere programma’s en instrumenten en goede voornemens.In deze slotpublicatie delen wij, scholen en projectleiders, de lessen die daarbij zijn geleerd ten aanzien van de inrichting van goede begeleidingstrajecten, de randvoorwaarden en de inbedding in schoolbeleid. Tevens worden enkele voorbeelden van begelei¬dingsinstrumenten gepresenteerd. Voor de producten van de deelnemende scholen: zie http://www.verenigingosvo.nl/begeleiding-startende-leraren/. In de brochure komen de volgende onderwerpen aan de orde. Allereerst wordt in het kort de noodzaak van het belang van driejarige begeleiding voor startende leraren beschreven. Vervolgens komen de stappen aan bod die nodig zijn voor de ontwikkeling van effectieve begeleidingsprogramma’s: het denken over visie en beleid, het formuleren van doelen, de uitwerking in begeleidings¬programma’s, het inrichten van de beoordeling en het voeren van kwaliteitsbeleid. In het laatste hoofdstuk worden inzichten ge¬bundeld die tijdens dit project zijn opgedaan. De beschrijving van de verschillende onderdelen wordt geïllustreerd met voorbeelden uit de deelnemende scholen.Met deze slotpublicatie hopen we andere scholen te inspireren bij het ontwikkelen van goede begeleidingsprogramma’s.
DOCUMENT
Massafabricage in de (MKB) maakindustrie is aan het veranderen in flexibele fabricage en assemblage van kleine series, klantspecifieke onderdelen en eindproducten. Hiervoor zijn nieuwe systemen voor het MKB nodig, waarin robots en mensen samen kunnen werken en die zich snel kunnen aanpassen aan nieuwe productieomstandigheden met lage opstartkosten. De ambitie van het project ?(G)een Moer Aan!? is om het herconfigureren van een robotsysteem voor een nieuwe taak in een productieomgeving net zo eenvoudig en snel te maken als het gebruik van een smartphone. Zo?n benadering biedt kansen om de skills van de operator te benutten. De operator kent immers zijn processen en de robot wordt zijn hulpje. Op vraag van betrokken mkb partners is de focus gelegd op een repeterende productiehandeling die in veel sectoren voorkomt en die relatief veel arbeidstijd kost: het indraaien van moeren en bouten in een object. De centrale onderzoeksvraag van het project luidt: Hoe kan een operator een robot eenvoudig, snel en veilig inleren om assemblage handelingen te verrichten voor het snel en robuust verbinden van bouten, moeren en ringen met objecten? Resultaat van dit praktijkgerichte onderzoeksproject is een algemeen bruikbare en gevalideerde ontwerpmethodiek voor de opzet van een gebruiksvriendelijke user interface van een boutmontagerobot op de werkvloer. Door slim gebruik van geïntegreerde inzet van CAD productinformatie, vision technologie en compliant (meegaand) gripping en placing wordt de robot zo veel als mogelijk vooraf automatisch geconfigureerd. Het projectconsortium dat het onderzoek gaat uitvoeren bestaat uit: " 13 bedrijven (12 mkb) actief als toeleverancier, system integrator of gebruiker op het terrein van industriële robotica (Yaskawa, ABB, Smart Robotics, Hupico, Festo, CSi, Demcon, Heemskerk Innovate, WWA, Van Schijndel Metaal, Van Beek, Tegema en Zest Innovate); " Hogescholen Fontys (penvoerder), Avans, Utrecht en NHL; " Kennisinstellingen TNO en DIFFER; " Coöperaties Brainport Industries, FEDA en Koninklijke Metaalunie; " De gemeente Eindhoven is betrokken als partner in de klankbordgroep. De gemeente ondersteunt het belang van dit project voor behoud en verbetering van arbeidsplaatsen in de maakindustrie. Er zullen circa 20 (docent)onderzoekers van de hogescholen en ongeveer 80 studenten betrokken worden bij dit project, die in de vorm van stages en afstudeeronderzoeken werken aan interessante vraagstukken direct afkomstig uit de beroepspraktijk. Naast genoemde meerwaarde voor het bedrijfsleven beoogt het project een verdere verankering van kennis en kunde in onderwijs en lectoraten en een vergroting van de kwaliteit van docenten en afstudeerders.
De 2SHIFT SPRONG-groep is een samenwerkingsverband van HAN University of Applied Sciences en Fontys Hogescholen. Onze ambitie is het vergroten van eerlijke kansen op gezond leven. Dit doen we door het vormgeven en versterken van gemeenschappen als fundament voor het creëren van eerlijke kansen op gezond leven. Vanuit deze gemeenschappen wordt in co-creatie gewerkt aan structuur (i.e. systeem), sociale en technologische innovaties. Deze ambitie sluit aan bij de centrale missie KIA Gezondheid en Zorg om bij te dragen aan goede gezondheid en het verkleinen van sociaaleconomische gezondheidsverschillen. Ook draagt het bij aan deelmissie 1. het voorkomen van ziekte, waarbij wij uitgaan van het concept Positieve Gezondheid en Leefomgeving. Én het zorgt voor het verplaatsen van ondersteuning en zorg naar de leefomgeving (deelmissie 2), doordat gemeenschappen hiervoor een stevig fundament vormen. De gemeenschap is geoperationaliseerd als een samenwerking tussen inwonersinitiatieven (i.e. informele actoren) én professionals vanuit wonen, welzijn, zorg en gemeenten (i.e. formele actoren) die bestuurlijk en beleidsmatig worden ondersteund. Toenemend wordt een belangrijke rol en meer verantwoordelijkheid toebedeeld aan inwoners en wordt de noodzaak van sectoroverstijgende, inclusieve samenwerking tussen deze actoren in lokale fieldlabs benadrukt. 2SHIFT start daarom in vier fieldlabs: twee dorpen en twee wijken in (midden-)stedelijke gebieden, waar in vergelijking met groot-stedelijk gebied (zoals Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht) andere dynamieken en mechanismen een rol spelen bij het creëren van eerlijke kansen op een gezond leven. Om impact in onderwijs en praktijk te realiseren werken we nauw samen met studenten, docenten én met inwoners, professionals, bestuurders en beleidsmakers uit wonen, welzijn, zorg en gemeenten én landelijke kennispartners (“quadruple helix”). 2SHIFT brengt transdisciplinaire expertise én verschillende onderzoeksparadigma’s samen in een Learning Community (LC), waarin bestaande kennis en nieuwe kennis wordt samengebracht en ontwikkeld. Over 8 jaar is 2SHIFT een (inter)nationaal erkende onderzoeksgroep die het verschil maakt.
Aanleiding: De belangstelling voor gezonde en veilige voeding is groot. Bij de gezondheidseffecten van voeding spelen de darmen een cruciale rol. Verschillende soorten bedrijven hebben behoefte aan natuurgetrouwe testmodellen om de effecten van voeding op de darmen te bestuderen. Ze zijn vooral op zoek naar modellen waarvan de uitkomsten direct vertaalbaar zijn naar het doelorganisme (de mens of bijvoorbeeld het varken) en die niet gebruikmaken van kostbare en maatschappelijke beladen dierproeven. Doelstelling Het project 2-REAL-GUTS heeft als doel om twee innovatieve dierproefvrije darmmodellen geschikt te maken voor onderzoek naar voedingsconcepten en -ingrediënten. De twee darmmodellen die worden toegepast zijn darmorganoïden, minidarmorgaantjes bestaande uit stamcellen, en darmexplants bestaande uit hele stukjes darm verkregen uit relevante organismen. Beide modellen hebben potentieel heel uitgebreide toepassingsmogelijkheden en hebben ook grote voordelen ten opzichte van de huidige veelgebruikte cellijnen, omdat ze meerdere in de darm aanwezige celtypen bevatten en uit verschillende specifieke darmregio's te verkrijgen zijn. Gezamenlijk gaan de partners werken aan: 1) het aanpassen van de kweekomstandigheden zodat darmmodellen geschikt worden om de vragen van partners te beantwoorden; 2) het vaststellen van de toepassingsmogelijkheden van de darmmodellen door verschillende stoffen en producten te testen. Beoogde resultaten Kennisconferenties, publicaties en exploitatie van de modellen zullen zorgen voor het verspreiden van de opgedane kennis. Omdat het project gebruikmaakt van moderne, op de toekomst gerichte laboratoriumtechnieken (kweekmethoden met stamcellen en vitaal weefsel, moleculaire analyses en microscopie), leent het zich uitstekend om geïmplementeerd te worden in het hbo-onderwijs. Als spin-off zal het project dan ook voorzien in een specifieke, voor Nederland unieke hbo-minor op het gebied van stamcel- en aanverwante technologie (zoals organ-on-a-chiptechnologie).