Het is van belang dat het onderwijs blijft aansluiten bij de veranderende maatschappij door te innoveren. Onderwijsinnovaties komen onder meer tot stand doordat docenten ideeën generen, promoten en realiseren. Dit innovatief werkgedrag is de laatste jaren steeds meer onderzocht onder docenten. Er is weinig specifiek onderzoek gedaan naar de doelgroep startende docenten en hun innovatieve werkgedrag en welke factoren dit beïnvloeden. Om hier inzicht in te krijgen is een kwalitatieve meervoudige gevalsstudie onder 14 startende docenten van vijf opleidingsscholen in het voortgezet onderwijs uitgevoerd. De resultaten van dit onderzoek laten zien dat starters veelvuldig zelfstandig hun eigen onderwijspraktijk vernieuwen, vooral na een eerste werkjaar waarin ze nog aan het landen zijn in het onderwijs. Daarnaast genereren starters veel ideeën in hun team en vakgroep. Starters worden weinig benut bij schoolbrede innovaties, ondanks dat ze specifieke kwaliteiten hebben zoals vernieuwend denken en specifieke kennis. Individuele factoren die innovatief werkgedrag van starters beïnvloeden zijn: geloof in hun eigen creativiteit en specifieke kennis, een positieve houding ten aanzien van onderwijsinnovatie, de overtuiging dat basis van het onderwijs op orde moet zijn en het ontbreken van bepaalde kennis en vaardigen. De relatie met collega’s, een open organisatiecultuur en beschikbare middelen zijn beïnvloedende organisatiefactoren. Omdat starters een belangrijke innovatieve impuls kunnen zijn binnen scholen kan gerichte aandacht en begeleiding vanuit (opleidings)scholen van belang zijn om ervoor te zorgen dat het innovatief potentieel van starters wordt benut.
LINK
Met het oog op het oplopende lerarentekort is het van groot belang te voorkomen dat startende leraren het onderwijs vroegtijdig verlaten als gevolg van een gebrek aan goede begeleiding of omdat ze onvoldoende tijd hebben om zich verder te ontwikkelen. Steeds meer partnerschappen Samen Opleiden & Professionaliseren richten zich niet alleen op de opleiding van leraren maar, in het verlengde hiervan, ook op de inductie van beginnende leraren. Deze publicatie van het Platform Samen Opleiden & Professionaliseren biedt partnerschappen achtergrondinformatie over goede begeleiding van startende leraren, gebaseerd op relevant en/of recent onderzoek.
MULTIFILE
In het voorjaar van 2015 besteedden Marco Snoek en Hanneke Hallink in een serie artikelen aandacht aan startende leraren. In het slotartikel pleitten zij voor meer systematische aandacht voor competentie-ontwikkeling van leraren tijdens hun beroep. In deze nieuwe serie staan ze stil bij de vraag hoe ervaren leraren startende leraren daarbij kunnen ondersteunen. Ze gaan in gesprek met docenten (begeleiders/coaches) die startende leraren begeleiden, over wat zij belangrijk vinden en wat ze daar zelf voor nodig hebben. Deze maand Ineke Jansen van de Nieuwe Havo en Ranko Steusel van het Calandlyceum, beide in Amsterdam
DOCUMENT
Het op een adequate wijze begeleiden van startende docenten is van belang omdat het uitval van docenten in deze kwetsbare periode kan reduceren. Hoewel er toenemende (beleids) aandacht is voor de begeleiding van startende docenten, zijn toereikende inductiearrangementen in het mbo nog geen staande praktijk. Door middel van een vergelijkende casestudy wordt inzicht verkregen in de vraag of het werken in een professionele leergemeenschap bijdraagt aan de kwaliteit van het (her)ontwerp van inductiearrangementen en welke factoren de kwaliteit van de inductiearrangementen beïnvloeden. Uit de resultaten blijkt dat de PLG-werkwijze volgens de betrokkenen bijdraagt aan de kwaliteit van het (her)ontwerp van het inductiearrangement, o.a. in termen van het organiseren van multiperspectiviteit in het ontwerptraject, het stimuleren van onderzoekend werken en het in gezamenlijkheid ontwerpen van inductiearrangementen. Factoren die de kwaliteit van het inductiearrangement beïnvloeden betreffen o.a. de borging in (inductie)beleid, professionaliteit van begeleiders, facilitering van tijd, rolhelderheid en commitment van betrokkenen.
DOCUMENT
Midden jaren negentig van de vorige eeuw kwam er, mede naar aanleiding van de adviezen van de Commissie van Es (1993), meer aandacht voor de begeleiding en opvang van beginnende leraren tijdens de eerste jaren van hun beroepsuitoefening. Begrippen als supervisie, intervisie, collegiale consultatie en coaching deden steeds meer hun intrede in het onderwijs. Dit artikel doet verslag van de aanpak en ervaringen van een intervisietraject voor startende docenten binnen een samenwerkingsverband van een aantal Limburgse Scholen.
DOCUMENT
Er wordt heel wat onderzoek gedaan naar jongeren en de manier waarop ze gebruik maken van ICT. Vaak om een algemeen beeld te krijgen van wat voor media ze zo al gebruiken en hoeveel tijd ze ermee bezig zijn. Meestal wordt de kans dan niet benut om aan jongeren zélf te vragen wat hun ervaringen zijn met ICT, met name bij het leren. Hoe ze vanuit die ervaringen aankijken tegen het inzetten van ICT bij het doen van huiswerk en welke verwachtingen ze eigenlijk hebben van het gebruik van ICT op school. Vandaar dat in Australië1 en in Nederland – met steun van Kennisnet - in de afgelopen maanden onderzoek is gedaan naar de verwachtingen en de ervaringen van studenten, leerlingen en jonge, startende leraren met betrekking tot het leren met ICT in het onderwijs. Dit artikel beschrijft de belangrijkste resultaten van dit onderzoek.
DOCUMENT
Rond 40% van de mbo-studenten van niveau 4 kiest na diplomering voor doorstuderen in het hbo. Een overgang die voor menigeen problemen oplevert. Het percentage uitvallers in het eerste jaar is aanzienlijk. Hoe komt dat, waar liggen de struikelblokken en: wat te doen om die transitie soepeler te laten verlopen? Zijn mbo’ers wel ‘weerbaar en wendbaar’ genoeg voor het hbo?
DOCUMENT
Hoofdstuk 3 in Wat werkt als je samenwerkt – deel 2. Dit hoofdstuk beschrijft een onderzoek naar curriculumontwikkeling voor het vak Mens en Maatschappij (M&M) op het Fioretti College in Veghel, een vmbo-school.
DOCUMENT
In het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) worden vooral voor de beroepsgerichte vakken zij-instromers ingezet als docent omdat zij actuele kennis en vaardigheden uit het werkveld hebben. Veel van deze zij-instromers verlaten het onderwijs alweer binnen drie tot vijf jaar wat bijdraagt aan het actuele lerarentekort. Inductietrajecten ondersteunen startende docenten bij de spanningen die zij ervaren in hun nieuwe beroep en kunnen zorgen voor meer welzijn en minder uitval. Deze interviewstudie heeft als vraagstelling: hoe ervaren zij-instromers staande inductietrajecten wat betreft hun beroepsidentiteitsontwikkeling, leerprocessen, passende begeleiding en co-creatie? Vier mogelijk werkzame elementen in inductietrajecten geïdentificeerd in eerder onderzoek, zijn benut als startpunt voor interviews met acht zij-instromers in het mbo. Deze elementen zijn: 1) de ontwikkeling van de beroepsidentiteit van de zij-instromer, 2) leerprocessen van volwassenen, 3) co-creatie van inductietrajecten en 4) begeleiding op maat. De interviewdata zijn thematisch geanalyseerd volgens de directed content analysis aanpak. In deze ronde tafel vragen we de deelnemers kritisch mee te kijken naar de interpretatie van de data.
MULTIFILE