Het is van belang dat het onderwijs blijft aansluiten bij de veranderende maatschappij door te innoveren. Onderwijsinnovaties komen onder meer tot stand doordat docenten ideeën generen, promoten en realiseren. Dit innovatief werkgedrag is de laatste jaren steeds meer onderzocht onder docenten. Er is weinig specifiek onderzoek gedaan naar de doelgroep startende docenten en hun innovatieve werkgedrag en welke factoren dit beïnvloeden. Om hier inzicht in te krijgen is een kwalitatieve meervoudige gevalsstudie onder 14 startende docenten van vijf opleidingsscholen in het voortgezet onderwijs uitgevoerd. De resultaten van dit onderzoek laten zien dat starters veelvuldig zelfstandig hun eigen onderwijspraktijk vernieuwen, vooral na een eerste werkjaar waarin ze nog aan het landen zijn in het onderwijs. Daarnaast genereren starters veel ideeën in hun team en vakgroep. Starters worden weinig benut bij schoolbrede innovaties, ondanks dat ze specifieke kwaliteiten hebben zoals vernieuwend denken en specifieke kennis. Individuele factoren die innovatief werkgedrag van starters beïnvloeden zijn: geloof in hun eigen creativiteit en specifieke kennis, een positieve houding ten aanzien van onderwijsinnovatie, de overtuiging dat basis van het onderwijs op orde moet zijn en het ontbreken van bepaalde kennis en vaardigen. De relatie met collega’s, een open organisatiecultuur en beschikbare middelen zijn beïnvloedende organisatiefactoren. Omdat starters een belangrijke innovatieve impuls kunnen zijn binnen scholen kan gerichte aandacht en begeleiding vanuit (opleidings)scholen van belang zijn om ervoor te zorgen dat het innovatief potentieel van starters wordt benut.
LINK
Met het oog op het oplopende lerarentekort is het van groot belang te voorkomen dat startende leraren het onderwijs vroegtijdig verlaten als gevolg van een gebrek aan goede begeleiding of omdat ze onvoldoende tijd hebben om zich verder te ontwikkelen. Steeds meer partnerschappen Samen Opleiden & Professionaliseren richten zich niet alleen op de opleiding van leraren maar, in het verlengde hiervan, ook op de inductie van beginnende leraren. Deze publicatie van het Platform Samen Opleiden & Professionaliseren biedt partnerschappen achtergrondinformatie over goede begeleiding van startende leraren, gebaseerd op relevant en/of recent onderzoek.
MULTIFILE
In het nieuwste nummer van de Nieuwe Meso, het vakblad voor bestuurders en schoolleiders in het basis, voortgezet en middelbaar beroepsonderwijs is het Focus-deel dit keer gewijd aan het opleiden van leraren. De gastredactie bestaande uit HvA-lector Marco Snoek, Fontys-lector Quinta Kools en de DNM-redacteuren Pieter Leenheer en Gerritjan van Luin belichten het thema vanuit verschillende invalshoeken: de initiële lerarenopleidingen, ervaringen van startende leraren, en de wijze waarop de initiële lerarenopleiding en professionalisering van ervaren leraren kan samenkomen in professionele leergemeenschappen en in lesson studies. Daarbij gaan de verschillende artikelen in op de rol van schoolleiders en besturen bij het opleiden van nieuwe leraren en het ondersteuning van professionaliseren van ervaren leraren.Het focusdeel bevat bijdragen van verschillende HvA medewerkers: Marco Snoek, Evelien van Geffen, Tom van Eijck en Ed van den Berg.
DOCUMENT
De transitie naar een circulaire economie is in volle gang. Maar circulaire ondernemers lopen tegen verschillende belemmeringen aan die moeilijk of niet alleen zijn op te lossen. Er is redelijk veel bekend over belemmeringen op maatschappelijk (macro-economisch) niveau. Inzicht in hoe individuele ondernemers met deze belemmeringen moeten omgaan om hun circulaire onderneming zo succesvol mogelijk te maken is echter veel minder beschikbaar. Vooral voor startups in de circulaire economie zijn de vraagstukken groot. Hun praktijkvraag is: Hoe kan ik als circulaire startup samenwerken met circulaire ondernemers en andere relevante partijen in mijn directe omgeving om bovengenoemde belemmeringen over wet- en regelgeving, procesorganisatie en strategische samenwerking op te lossen? In de Regio Zwolle zoeken ondernemers elkaar op om die vraagstukken op te lossen waardoor ecosystemen van circulaire startups ontstaan, maar hoe ze dit moeten aanpakken blijft een groot vraagteken. Deze nieuwe ecosystemen van circulaire startups staan centraal in dit onderzoeksproject en we onderzoeken vier ecosystemen in de regio Zwolle, t.w. De Herfte in Zwolle, The Green East in Raalte, het iLab van GreenPAC in Zwolle, en Hibertad in Hardenberg. Samen met circulaire startups, circulaire ondernemingen en netwerkorganisaties wordt in dit onderzoeksproject gewerkt aan de volgende onderzoeksvraag: ‘In hoeverre kunnen ecosystemen van circulaire startups een bijdrage leveren aan de transitie naar een circulaire economie?’. Het onderzoeksproject wil bijdragen aan de innovatieve kracht van deze ecosystemen zodat de transitie naar de circulaire economie in de Regio Zwolle versneld wordt. Het project levert ontwerpprincipes voor ecosystemen van circulaire startups, systematisch beschreven in een handboek voor deze vier èn voor nog te vormen ecosystemen van circulaire startups in Nederland. Daarnaast levert het onderzoek ook inzicht in de uitdagingen en belemmeringen waar circulaire startups mee te maken hebben, en willen we de kennisresultaten ook toegankelijk maken voor het onderwijs binnen en buiten Windesheim.
Er zijn manieren om met behulp van moderne technologie, namelijk chatbots, startende docenten te ondersteunen in de eerste jaren van hun werk. Deze veelbelovende mogelijkheid willen we in de praktijk verkennen en beproeven. Begeleiding van startende docenten op de scholen staat onder druk door het lerarentekort. Startende docenten staan regelmatig voor de uitdaging om zelf te zoeken naar aanvullende kennis over lastige situaties die ze tegenkomen zoals: orde houden in de klas en motiveren van leerlingen. Omdat adequate begeleiding niet altijd voorhanden is willen we onderzoeken of een chatbot voor startende docenten op het gebied van pedagogisch-didactische vaardigheden een bijdrage kan leveren in de begeleiding van startende docenten. Vragen waar we antwoord op willen krijgen zijn: Naar welke kennis zijn startende docenten op zoek en welke formuleringen gebruiken startende docenten om hulp te vragen? Om dit project te kunnen uitvoeren is een consortium van meerdere partijen gecreëerd omdat voor het ontwikkelen van een chatbot kennis en expertise uit verschillende domeinen nodig is zoals onderwijskunde, Conversational Interfaces en ICT. Dit consortium bestaat uit de lerarenopleiding van de Hogeschool Utrecht, twee opleidingsscholen in de regio en Helpr. Dit project levert als eindproduct een werkende versie van een chatbot voor startende docenten in het VO op het gebied van pedagogisch-didactische vragen en een evaluatie onder zowel begeleiders/coaches en startende docenten inzake de ervaring met deze chatbot. Na dit project wordt besloten om wel of niet door te gaan met het doorontwikkelen van deze chatbot en deze breed in de praktijk in te zetten voor ondersteuning van startende docenten in het VO en mogelijk ook in het primair en hoger onderwijs.
In De Haagse Hogeschool werken de lectoraten vanuit faculteiten, dicht bij het onderwijs, nauw samen in zeven kenniscentra. Deze kenniscentra zijn de verbinding tussen de regio, met zijn actuele thema’s (vaak gelinkt aan het missiegedreven innovatiebeleid van de overheid) en het onderwijs en onderzoek van de Haagse Hogeschool. De zeven kenniscentra van De Haagse Hogeschool zijn: Cybersecurity, Digital Operations & Finance, Global & Inclusive Learning, Global Governance, Health Innovation, Governance of Urban Transitions & Mission Zero. Deze kenniscentra zijn in opstartende fase en worden ondersteund door centrale diensten. De Haagse Hogeschool kiest voor versterking van de onderzoeksinfrastructuur die centraal staat in de kenniscentra: ‘de Haagse Labs’. Praktijkgericht onderzoek vindt in deze omgevingen plaats als een vervlechting van onderwijs (studenten en docenten), onderzoek, het werkveld en maatschappelijke partners. Sommige labs hebben een tijdelijk karakter, andere, zoals de hogeschool zelf, zijn continu een omgeving waarbinnen onderzoek gedaan wordt. De Haagse Labs zijn bij uitstek de plek waarin nauw samengewerkt wordt met andere hogescholen of kennisinstellingen (veelal zijn ze ontstaan uit een samenwerking zoals The Green Village, of het Basalt SmartLab). De keuze voor de Haagse Labs geeft verdieping aan regionale samenwerkingen en bijbehorende speerpunten. De huidige, meer informele inrichting, kan met behulp van Impuls 2020, verder structuur krijgen, leiden tot een betere kennisdeling tussen de kenniscentra heen en de regionale netwerkvorming versterken. Naast het formaliseren van ‘de Haagse Labs’ zetten we in op zichtbaarheid van de Hogeschool in de regio door te investeren in communicatie (denk bijvoorbeeld aan het opzetten van podcasts, en digitale middelen in Corona-tijd). Die profilering van ons onderzoek wordt verder ondersteunt door een traject rond visievorming en strategische positionering. De kenniscentra zullen begeleid worden om einde 2021 een visie te ontwikkelen met bijbehorende acties om de rol van de hogeschool in de regio te versterken.