In ‘Goede condities voor startende leraren. Het waarom en hoe van een goed begeleidingsprogramma’ beschrijft Marco Snoek, lector Leren & Innoveren aan de Hogeschool van Amsterdam, de drie bronnen die het leren kunnen voeden. Het leren vanuit de theorie, het leren van ‘nabije anderen’ en het leren door ervaring. Samen met Brigit van Rossum, senior beleidsmedewerker Onderwijs & Ontwikkeling bij Signum Onderwijs, reflecteert hij op goede condities voor startende leraren. De handvatten die Marco en Brigit bieden voor het ontwikkelen van goede begeleidingsprogramma’s worden aangevuld met praktijkvoorbeelden van besturen en scholen uit het primair onderwijs en opleidingen over hoe zij de begeleiding van starters hebben vormgegeven. De vijftien voorbeelden van inductieprogramma’s met verschillende invalshoeken, een verschillende aanpak en verschillende activiteiten bieden een rijke inspiratiebron voor iedereen die zich bezighoudt met de begeleiding van beginnende leraren. De bundel is een weerslag van de werkconferentie die PO-Raad in april 2017 organiseerde.rond de begeleiding van startende leraren.
DOCUMENT
In 2015 hebben directeuren, leerkrachten van basisscholen, ouders, studenten en docent/onderzoekers van de Hanzehogeschool Groningen een eerste training gevolgd in het vangen van verhalen. In deze training leren de deelnemers dat een verhaal een aansprekende, voor iedereen begrijpelijke manier is om bepaalde gebeurtenissen helder te maken en hoe zij zo’n verhaal kunnen ontlokken aan hun gesprekspartner. Het vangen van verhalen bij leerkrachten, ouders, leerlingen en lio-stagiaires over de samenwerking tussen ouders en de school moet duidelijkheid geven over die belangrijke vaardigheden van een leerkracht.
DOCUMENT
Samenvatting:Veel startende leerkrachten in het basisonderwijs voelen zich niet goed in staat om adequaat in te spelen op ongewenst gedrag van leerlingen, hetgeen kan resulteren in gevoelens van onmacht, onzekerheid en incompetentie. Deze handelingsverlegenheid raakt een wezenlijke kern van hun professionaliteit, omdat het realiseren van een prettig en veilig klasklimaat een noodzakelijke voorwaarde is voor het verzorgen van kwalitatief goed onderwijs. Dat roept de vraag op hoe startende leerkrachten kunnen worden voorbereid op het voorkomen van en leren omgaan met ongewenst gedrag. Door middel van diepte-interviews met startende leerkrachten en ervaren praktijkbegeleiders, is inzicht verkregen in de ontwikkeling van leerkrachtcompetenties met betrekking tot de preventie en aanpak van ongewenst gedrag. Daarnaast zijn excellente leerkrachten gevraagd naar hun ervaringen en aanbevelingen. Op grond van de resultaten worden aanbevelingen gedaan voor de pabo-opleiding en de begeleiding van startende leerkrachten. Zo is het tijdens de verschillende fasen van de opleiding niet alleen essentieel om theoretische kennis te verwerven over verschijningsvormen en oorzaken van ongewenst gedrag, maar ook om de samenhang te benadrukken met andere aspecten van goed onderwijs, waaronder klassenmanagement, pedagogische klimaat en groepsvorming. Daarnaast is het werken met persoonlijke ervaringen van studenten van belang voor een betekenisvolle vertaling en toepassing van theorie naar praktijk en duiding van praktijk met behulp van theorie. Praktijkbegeleiders zouden hun pedagogisch-didactische adviezen meer expliciet kunnen koppelen aan het aangeboden theoretische kader binnen de opleiding. Opleiden 'op het instituut' en 'in de praktijk' versterken elkaar op deze wijze en dragen bij aan het opbouwen van een persoonlijk handelingsrepertoire van startende leerkrachten.
DOCUMENT
Hoogbegaafde leerlingen hebben bijzondere talenten ten aanzien van 21-eeuwse vaardigheden als creatief en kritisch denken, zelfregulerend leren en probleemoplossend werken. Het wordt algemeen aangenomen dat hoogbegaafde leerlingen dan ook een bijdrage kunnen leveren aan onze (toekomstige) maatschappij, omdat zij – dankzij hun capaciteiten – kunnen voorzien in de toenemende vraag om flexibele, innovatieve werknemers met een brede blik en aanpassingsvermogen. Om dit ontwikkelpotentieel te benutten, moeten leerlingen echter wel worden uitgedaagd. Dit vraagt, naast cognitieve uitdaging, om aandacht voor de persoonsvorming zodat wordt voorkomen dat leerlingen (onbewust) gaan onderpresteren, faalangst of gedragsproblemen gaan ontwikkelen – omdat zij niet worden begrepen. In dit project worden twee innovatieve, digitale tools ontwikkeld om tegemoet te komen aan de behoeften van deze leerlingen en uitgezet onder startende, zittende en ervaren leerkrachten om zo de in potentie aanwezige 21-eeuwse vaardigheden te stimuleren. Het betreft: 1) een interactieve matrix die kan worden gebruikt om tegemoet te komen aan de onderwijsbehoeften van hoogbegaafde leerlingen ten aanzien van de persoonsvorming, en 2) een digitale QuickScan die middels een automatische zelfrapportage aangeeft waar de ontwikkelkansen van leerkrachten liggen. In de aanvraag staat het concretiseren en digitaal ontwikkelen van deze producten voorgesteld (maart 2018 – maart 2019), welke via drie rondes van meetups door olievlekwerving worden verspreid in het werkveld. Deze tools kunnen worden ingezet door leerkrachten om leeromgevingen zo in te richten binnen het basisonderwijs, zodat hoogbegaafde leerlingen de genoemde 21-eeuwse vaardigheden (verder) ontwikkelen.