There is an increasing awareness that the landscape around cities can contribute significantly to the well-being of urban citizens. Various studies and experiences in the Netherlands and other countries show that the combination of agriculture with care and education has great potential. The number of care farms has increased from 75 in 1999 to 500 in 2005. In urban areas, a diversity of groups can benefit from care farms or other types of social services in the rural area. It concerns among others, people with mental problems, with (chronic) psychiatric demands, with addiction problems, elderly, children with behavior and/or psychological problems and long term unemployed. The city of Amsterdam recognizes the unique and valuable qualities of the rural area and its potential for the well-being of its citizens. In and around Amsterdam various organizations have initiated innovative projects that connect urban demands with agricultural entrepreneurs. A transition to a new kind of agriculture and landscape contributing to health and well-being of urban citizens is possible.
DOCUMENT
Kwaliteit van samenleven in een stedelijke omgeving is een uitdagend onderwerp. In deze notitie is de context geschetst en zijn de eerste aanbevelingen gegeven op welke wijze de HU dit thema optimaal kan ontrafelen om het in te zetten ter versterking van (de kennisinstelling in) haar omgeving. Steden ontwikkelen zich sterk en snel, daaruit ontstaan allerlei kansen en bedreigingen. Tegelijkertijd is in steden ook de veranderkracht het grootst. Op verschillende manieren kan tegen deze ontwikkeling aangekeken worden. Het perspectief waarmee naar de stad gekeken wordt, leidt tevens tot een categorisering van de meest actuele thematieken en geeft een prioritering aan relevante vraagstukken. Hogeschool Utrecht staat midden in de samenleving en haar onderwijs en onderzoek draagt direct bij aan de kwaliteit van samenleven in de stedelijke omgeving. De specifieke unieke kenmerken van de stad Utrecht zijn daarbij van belang, waarbij Utrecht als proeftuin voor innovaties op het gebied van kwaliteit van samenleven in de stedelijke omgeving beschouwd wordt. Een inventarisatie van de verschillende perspectieven hoe een stad ‘beschouwd’ kan worden, leidt tot de driedeling: a. gezonde duurzame stad; b. sociale, zorgzame en rechtvaardige stad; en c. economisch sterke, creatieve en culturele stad. Lectoren opereren binnen deze driedeling, of begeven zich juist op de cross-overs tussen deze manieren om naar de stad te kijken. Een systeembenadering, waarbij kwaliteit van samenleven in de stad het overkoepelende thema is, is hierbij krachtig in het besef dat de stad leert, zich ontwikkelt en feitelijk ook als proces beschouwd kan worden.
DOCUMENT
Kinderen met een lage sociaaleconomische status (SES) hebben een verhoogd risico op een suboptimale start in het leven met hogere kosten voor de gezondheidszorg. Deze studie onderzoekt de effecten van SES op individueel (maandelijks huishoudinkomen) en contextuele SES (huishoudinkomen en buurtdeprivatie), en perinatale morbiditeit op de zorgkosten in het vroege leven (0-3 jaar). Conclusie: Meer buurtdeprivatie was direct gerelateerd aan hogere zorgkosten bij jonge kinderen. Bovendien was een lager huishoudinkomen consistent en onafhankelijk gerelateerd aan hogere zorgkosten. Door de omstandigheden voor lage SES-populaties te optimaliseren, kan de impact van lage SES-omstandigheden op hun zorgkosten positief worden beïnvloed.
MULTIFILE
Het afgelopen decennium is het aantal daklozen in Nederland verdubbeld tot ruim 36.000 in 2020. Deze mensen leven in een extreme vorm van bestaansonzekerheid, waarbij basale levensvoorwaarden als eten, drinken, toegang tot sanitair en een slaapplek niet vanzelfsprekend zijn. De bestaande aanpak van het daklozenvraagstuk – ook wel ‘housing first’ genoemd – richt zich op het vinden van opvang of reguliere woonruimte. De plek waar daklozen terecht kunnen voor tijdelijk onderdak en voor begeleiding – de Maatschappelijke Opvang (MO) – kent momenteel echter lange wachtlijsten. In grote steden moeten veel daklozen 1 tot 2 jaar wachten op opvang. Om daklozen toch de hulp te bieden die zij nodig hebben, zoeken gemeenten, MO-organisaties en sociaal professionals naar aanvullingen op ‘housing first’ aanpak. Zo bieden MO-organisaties in Amsterdam en Haarlem, in samenwerking met de gemeente, de uit de langdurige Geestelijke Gezondheidszorg afkomstige Resource-methode aan bij daklozen die op de wachtlijst staan voor opvang. Deze methode is gericht op het samen met de dakloze vormen van een steungroep van mensen uit het formele hulpverleningsnetwerk en informele deelnemers, zoals familie, vrienden, buurtgenoten en (oud-)collega’s. Bij mensen die hulp krijgen vanuit de GGZ leidt het aanbieden van de Resource-methode tot een sterker sociaal netwerk en meer eigen regie. De vraag is nu of en hoe de methode werkt bij dak- en thuislozen, en welke kennis, vaardigheden, attituden en facilitering sociaal professionals in de MO nodig hebben om steungroepen te vormen en samen met de dakloze en de steungroep te werken aan de eigen regie van de dakloze. Dit is wat in dit onderzoeksproject, getiteld ‘Social Network First?’, wordt onderzocht.
In dit praktijkgerichte onderzoeksproject werken de lectoraten ‘Bewegen, School en Sport’ en ‘Bewegen, Gezondheid en Welzijn’ van Hogeschool Windesheim en de lectoraten ‘Participatie en Stedelijke Ontwikkeling’ en ‘Werken in Justitieel kader’ van de Hogeschool Utrecht, samen met Stichting Life Goals en drie landelijke koepelorganisaties. Doel is om gezamenlijk te komen tot nieuwe kennis waarmee sociale professionals en sportprofessionals sport als middel kunnen inzetten om mensen in een kwetsbare positie te begeleiden en te ondersteunen om maatschappelijk te participeren. Het gaat in dit project om het afstemmen en optimaliseren van kennis van professionals die werkzaam zijn in de maatschappelijke opvang (zoals het Leger des Heils), het gevangeniswezen, de reclassering en welzijnswerk en om sportprofessionals (zoals maatschappelijke sportcoaches en buurtsportcoaches). Er bestaan verschillende initiatieven om mensen in een kwetsbare positie via sport te helpen om (weer) maatschappelijk te participeren. Sport wordt gezien als een laagdrempelige activiteit waar mensen positieve ervaringen opdoen, vaardigheden kunnen ontwikkelen en sociale contacten kunnen leggen, die zij kunnen inzetten voor de participatie in verschillende domeinen van de samenleving. Echter, het ontbreekt aan goed onderbouwde kennis over de effecten van sport op de maatschappelijke participatie van deze mensen en aan tools die professionals hierbij kunnen ondersteunen. HBO-opgeleide sociale professionals en sportprofessionals geven aan behoefte te hebben aan nieuwe kennis en tools over de wijze waarop zij hun cliënten effectief kunnen ondersteunen en begeleiden. Deze kennisbehoefte heeft enerzijds betrekking op de context waarin de sportactiviteiten voor mensen in kwetsbare positie plaatsvinden en de begeleiding die ze daarbij krijgen. Hoe zorg je ervoor dat deze context zo is ingericht dat sport voor de deelnemers een positieve ervaring wordt en hen zodoende in staat stelt een positiever zelfbeeld te ontwikkelen en vaardigheden en sociale contacten op te doen die hen helpen bij de maatschappelijke participatie op andere levensterreinen? Anderzijds is er behoefte aan nieuwe kennis over de wijze waarop de samenwerking tussen de professionals uit de verschillende sectoren en organisaties geoptimaliseerd kan worden. Vragen die professionals op dit vlak hebben zijn: hoe kan het sportaanbod voor mensen in een kwetsbare positie het best worden georganiseerd, welke partijen zijn daarbij nodig, hoe kan de samenwerking tussen deze partijen het best worden vorm gegeven? Deze praktijkbehoefte is uitgewerkt in de volgende centrale onderzoeksvraag: Hoe kan sport professioneel worden ingezet ter bevordering van de maatschappelijke participatie van mensen in de maatschappelijke opvang, detentie of reclassering, welke contextfactoren zijn daarbij van belang en hoe kan de samenwerking tussen professionals uit verschillende sectoren geoptimaliseerd worden? Dit project levert producten op voor zorg en onderwijs: beschrijvingen van best practices, richtlijnen voor samenwerking, bijscholing (ook voor het aanbieden van diverse sportactiviteiten), een digitaal kennisplatform en artikelen in vakbladen. De kennis die wordt opgedaan vloeit tevens terug naar opleidingen van Hogeschool Windesheim (lichamelijke opvoeding, Sportkunde en Psychomotorische therapie) en Hogeschool Utrecht (opleiding Social Work) o.a. in de vorm van een minor.
De 21e eeuw is de eeuw van transformaties. Vooral in het maatschappelijk domein zijn momenteel veel vernieuwingsopgaven gaande, zoals in de jeugd- en gezondheidszorg, de stedelijke samenleving en het onderwijs. Transformaties kunnen worden gezien als vormen van vernieuwing en verandering waarbij de intentie is de oude situatie in zijn essentie te veranderen. Er is behoefte aan een nieuwe situatie waarin mensen vanuit vernieuwende zienswijzen, visies en waarden opereren en waarde creëren. Zulke transformaties zijn uitdagend, onder meer omdat de nieuwe situatie zich nog moet vormen. Mensen kunnen het ‘nieuwe en onbekende’ van nature niet zomaar verbeelden, laat staan omarmen. Een interessante ontwikkeling in dat licht is de opkomst van design thinking met als doel vraagstukken vanuit alternatieve zienswijzen te ‘ontknopen’ en te komen tot vernieuwende oplossingen. Zo’n oplossing is vaak een ontwerp (‘design’) die een concrete invulling van de nieuwe situatie kan zijn. Hoewel design thinking in toenemende mate wordt toegepast, vraagt transformeren om meer dan dat. Transformeren is mensenwerk en komt in essentie ook neer op vaardigheden als mensen inspireren, verbinden en mobiliseren. Om de nodige vernieuwingsopgaven in het maatschappelijk domein succesvol te realiseren, is het essentieel beter te begrijpen hoe zowel design thinking als de nodige verandervaardigheden elkaar kunnen versterken om het succes van een transformatie te vergroten. Het doel van deze postdoc is om hier meer inzicht in te krijgen. Vergelijkende case studies staan centraal om inzicht te krijgen in hoe transformaties succesvol kunnen worden vormgegeven en op welke manier design thinking en verandervaardigheden daarin bepalend zijn. Daarvoor worden twee succesvolle en een minder succesvolle case geselecteerd. Deze laatste contrasterende case helpt niet alleen om het empirisch bewijs voor succesbepalende factoren te vergroten, maar ook om aan de hand van ‘ontwerpgericht onderzoek’ bij te dragen aan het beter vormgeven van de transformatie van de minder succesvolle case.