AchtergrondInformele ouderlijke steun wordt gezien als kansrijke interventie voor het reduceren van opvoedstress. Er is echter weinig bekend over hoe relaties tussen ouders met en zonder opvoedstress zich ontwikkelen in opvoedingssituaties waarbij de ene partij ondersteuning geeft en de andere partij ondersteuning ontvangt. Kennis over bevorderende en belemmerende factoren kan helpen om informele ouderlijke steun verder vorm te geven.MethodenWe hebben gedurende een kwalitatief fenomenologisch onderzoek steunouders (N = 16) en vraagouders (N = 12) in een semigestructureerd interview gevraagd naar hun ervaringen met informele sociale steun in het informele opvoedingsondersteuningsprogramma Buurtgezinnen.nl.ResultatenBevorderende factoren zijn het opbouwen van vertrouwen in de startfase, het bewaren van enige sociale afstand, het erkennen van verschillen wat betreft opvoedstress, financiële mogelijkheden, opleidingsniveau en de normen en waarden die worden gehanteerd in de opvoeding. Ten slotte is het voorkómen van een grote disbalans tussen geven en nemen ook een belangrijke bevorderende factor. Belemmerende factoren zijn een gebrekkig zicht op de leefwereld van de ander, handelings- en vraagverlegenheid en ongevraagde steun.ConclusiesVerschillende factoren bevorderen het geven en ontvangen van informele sociale steun. Tevens is een aantal belemmerende ervaringen te onderscheiden, op grond waarvan aanbevelingen worden gedaan om de onderlinge relatie verder te optimaliseren.--BackgroundInformal parental support is increasingly seen as a promising intervention for reducing parenting stress. A better understanding of the facilitating and inhibiting factors in the relationships between parents who provide informal support and those who receive informal support could help efforts to successfully implement informal parental support.MethodsWe adopted a qualitative phenomenological research approach using semi-structured interviews with 28 parents who either provided (N = 16) or received (N = 12) informal support. The interviews contained questions about their experiences with the informal parenting support programme Buurtgezinnen.nl.ResultsPerceived facilitating factors included building trust in the start-up phase, keeping a certain social distance and acknowledging differences in terms of socioeconomic status, norms and values, or parenting stress. Last but not least, avoiding a serious imbalance in providing and receiving help is also a facilitating factor. Inhibiting factors included a lack of insight into each other’s world, reluctance to reach out or ask for help, and unsolicited support.ConclusionsSeveral relational factors can facilitate successful informal parental support. The identified inhibiting factors led to recommendations for improving informal support programmes.
DOCUMENT
Op steeds meer plekken richten sociaal werkers in de maatschappelijke opvang zich op het betrekken van het netwerk van mensen die dakloos zijn. Om een steunend netwerk te vormen vragen ze bijvoorbeeld of er een naaste is bij wie de cliënt op de bank kan slapen, of naar vrienden die kunnen helpen met de post. Met het oog op het tekort aan professionele ondersteuning, opvangplekken en woningen klinkt het logisch om voor praktische steun het netwerk te betrekken. Maar het sociale netwerk heeft ook andere functies, die belangrijker zijn en meer aandacht verdienen, stellen Barbara van der Ent en Max Huber.
LINK
Achtergrond: Patiënten met verslavingsproblematiek ervaren vaak zelfstigma. Steun van de omgeving lijkt zelfstigma te verminderen, maar nog weinig is bekend over de relatie met ervaren en gewenste sociale steun.Doel: Zicht krijgen op de samenhang tussen ervaren sociale steun, gewenste sociale steun en zelfstigma bij patiënten met verslavingsproblematiek en te onderzoeken of de ernst van de verslaving hierin een rol speelt. Methode: 83 ambulante patiënten met verslavingsproblematiek vulden de Sociale Steun Lijst in en de Internalized Stigma of Mental Illness scale.Resultaten: Pearson correlaties toonden verbanden tussen gewenstheid van sociale steun, ervaren sociale steun en zelfstigma, maar een multipele regressie liet alleen een verband zien tussen gewenstheid van sociale steun en zelfstigma. Het belang van gewenstheid van sociale steun werd ook gevonden bij patiënten met een lage verslavingsernst, maar bij patiënten met een ernstige verslaving werd juist een verband gevonden met de ervaren sociale steun.Conclusie: Gewenste sociale steun lijkt meer van belang te zijn voor zelfstigma dan de ervaren sociale steun. Bij mensen met een ernstige verslaving lijkt ervaren sociale steun echter belangrijker te zijn.
DOCUMENT
Mensen die moeite hebben met lezen en schrijven (laaggeletterden) zijn ondervertegenwoordigd in onderzoek, waardoor een belangrijke onderzoekspopulatie ontbreekt. Dit is een probleem, omdat zorgbeleid dan onvoldoende op hun behoeften wordt aangepast. Laaggeletterden hebben vaak een lage sociaal economische positie (SEP). Mensen met een lage SEP leven gemiddeld 4 jaar korter en 15 jaar in minder goed ervaren gezondheid vergeleken met mensen met een hoge SEP. Om laaggeletterden te betrekken in onderzoek, is het o.a. nodig om onderzoek toegankelijker te maken. Dit project draagt hieraan bij door de ontwikkeling van een toolbox voor toegankelijke (proefpersonen)informatie (pif) en toestemmingsverklaringen. We ontwikkelen in co-creatie met de doelgroep toegankelijke audiovisuele materialen die breed ingezet kunnen worden door (gezondheids)onderzoekers van (zorggerelateerde) instanties/bedrijven én kennisinstellingen voor de werving voor en informatieverstrekking over onderzoek. In de multidisciplinaire samenwerking met onze partners YURR.studio, Pharos, Stichting ABC, Stichting Crowdience, de HAN-Sterkplaats en de Academische Werkplaats Sterker op eigen benen (AW-SOEB) van Radboudumc stellen we de behoeften van de doelgroep centraal. Middels creatieve sessies en gebruikerservaringen wordt in een iteratief ontwerpende onderzoeksaanpak toegewerkt naar diverse ontwerpen van informatiebrieven en toestemmingsverklaringen, waarbij de visuele communicatie dragend is. Het ontwikkelproces biedt kennisontwikkeling en hands-on praktijkvoorbeelden voor designers en grafisch vormgevers in het toegankelijk maken van informatie. Als laaggeletterden beter bereikt worden d.m.v. de pif-toolbox, kunnen de inzichten van deze groep worden meegenomen. Dit zorgt voor een minder scheef beeld in onderzoek, waardoor (gezondheids)beleid zich beter kan richten op kwetsbare doelgroepen. Hiermee wordt een bijdrage geleverd aan het verkleinen van gezondheidsverschillen.
Middels een RAAK-impuls aanvraag wordt beoogd de vertraging van het RAAK-mkb project Praktische Predictie t.g.v. corona in te halen. In het project Praktische Predictie wordt een prototype app ontwikkeld waarmee fysiotherapeuten in een vroeg stadium het chronisch worden van lage rugpijn kunnen voorspellen. Om chronische rugpijn te voorkomen is het belangrijk om in een vroeg stadium de kans hierop in te schatten door psychosociale en mogelijk andere risicofactoren op chronische pijnklachten te herkennen en hierop te interveniëren. Fysiotherapeuten zijn met deze vraag naar het lectoraat Werkzame factoren in Fysiotherapie en Paramedisch Handelen van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen gegaan en dit heeft aanleiding gegeven een onderzoek op te zetten waarin een dergelijke methodiek ontwikkeld wordt. De voorgestelde methodiek betreft een Clinical Decision Support Tool waarmee een geïndividualiseerde kans op chronische rugpijn kan worden bepaald gekoppeld aan een behandeladvies conform de lage rugpijn richtlijn. Hiervoor is eerst geïnventariseerd welke methoden fysiotherapeuten reeds gebruiken en welke in de literatuur worden genoemd. Op basis hiervan is een keuze gemaakt ten aanzien van data die digitaal verzameld worden in minimaal 16 fysiotherapiepraktijken waarbij patiënten gedurende 12 weken gevolgd worden. Met de verzamelde data worden met machine learning algoritmes ontwikkeld voor het berekenen van de kans op chroniciteit. De algoritmes worden ingebouwd in de Clinical Decision Support Tool: een gebruiksvriendelijke prototype app. Bij het ontwikkelen van de tool worden eindgebruikers (fysiotherapeuten en patiënten) intensief betrokken. Op deze manier wordt gegarandeerd dat de tool aansluit bij de wensen en behoeften van de doelgroep. De tool berekent de kans op chroniciteit en geeft een behandeladvies. Daarnaast kan de tool gebruikt worden om patiënten te informeren en te betrekken bij de besluitvorming. Vanwege de coronacrisis is er een aanzienlijke vertraging in de patiënten-instroom (doel n= 300) ontstaan die we met ondersteuning van een RAAK-impuls subsidie willen inlopen.
Centre of Expertise, part of Zuyd Hogeschool
Lectorate, part of HAS green academy