Mensen in een lage sociaaleconomische positie geven de voorkeur aan ondernemend sport- en beweegaanbod ten opzichte van verenigingsaanbod. Uit interviews met sleutelfiguren en in straatinterviews met wijkbewoners blijkt dat er verschillende redenen zijn om voor dit ondernemende aanbod te kiezen, zoals flexibiliteit in tijd en intensiteit, beweegschaamte, gemak en toegankelijkheid. Het onderzoek biedt ook inzichten over het verschil tussen commerciële en sociale ondernemende aanbieders, de invloed van taal en aandacht voor mensen in de meest kwetsbare positie. Het onderzoek biedt inzichten voor beleidsmakers en sportaanbieders om hun aanbod toegankelijk te maken voor mensen in een lage sep. Het verkennende kwalitatieve onderzoek is uitgevoerd in opdracht van het Kenniscentrum Sport en Bewegen en is uitgevoerd in de aandachtswijken Poelenburg in Zaanstad en in Haarlem-oost.
MULTIFILE
In deze publicatie gaat het veel en vaak om beweegzorg, uitgevoerd door beweegzorgprofessionals, als onderdeel van zowel het zorgaanbod als het beweegaanbod in de wijk. Met beweegzorg wordt de paramedische zorg bedoeld voor mensen die problemen ervaren in hun bewegend functioneren. Beweegzorg wordt uitgevoerd door beweegzorgprofessionals. Dit zijn fysiotherapeuten en/of oefentherapeuten Cesar/Mensendieck. Overal waar fysiotherapeut of fysiotherapiepraktijk staat wordt óók bedoeld oefentherapeut en oefentherapiepraktijk Zij vervullen een rol in het zorg- en beweegaanbod in de wijk. Het zorgaanbod is het geheel aan (eerstelijns) medische en paramedische zorg in de wijk. Het beweegaanbod bestaat uit alle sport- en beweegactiviteiten die in de wijk georganiseerd worden gericht op het welzijn van de burger. In de wijk worden zorg- en welzijnvoorzieningen meer en dichtbij de burger aangeboden. Het onderscheid tussen zorg en welzijn (ook: leefstijl en bewegen) vervaagt. Namelijk, verschillende branches bieden zorg en ondersteuning in de wijk aan. Er is sprake van branchevervaging. Leeswijzer: Dit is de eerste publicatie van MOVES, over de (gewenste) positionering van de fysiotherapeut in de wijk. Op basis van onderzoeksresultaten – literatuurstudie en veldwerk – wordt het net opgehaald van waar de fysiotherapeut staat: wat is het vertrekpunt, wat verandert er de komende jaren, welke uitdagingen zijn er in de wijk als het gaat om stakeholders, imago en samenwerking?
LINK
Hoofdstuk 5 in Moresprudentie in de praktijk. Wanneer ouders gaan scheiden, komen kinderen vaak in de knel. De sociale professionals die in dit soort situaties ondersteuning bieden raken verstrikt in een kluwen van belangen. Het risico is groot, dat zij in hun zorg om het belang van het kind, positie kiezen tegenover de ouder. Edith Raap laat in dit hoofdstuk zien dat het ook anders kan en wat dit betekent voor de ethische positie van de hulpverlener zelf.
Klimaatverandering, stikstofdepositie en schaarse ruimte zijn voorbeelden van maatschappelijke ontwikkelingen die een grote druk leggen op de mobiliteitstransitie (KiM, 2025). Rap veranderende behoeftes en omgevingen, o.a. door de digitale en energie transitie, vragen om meer flexibiliteit en innovatie. Het maakt dat reguliere samenwerkingsvormen in de mobiliteitssector, zoals langjarige concessies, niet altijd meer toereikend zijn. Nieuwe vormen van publiek-private samenwerkingen (PPS) zijn nodig om samen het mobiliteitssysteem om te bouwen en impact te realiseren op de mobiliteitstransitie (Diercks et al., 2020). Om meer wendbare publiek private samenwerkingen te vormen zijn inmiddels methodieken op het vlak van innovatiebeleid (Goetheer et al., 2018), de vorming van regionale mobiliteitsprogramma’s (Baltus & Röther, 2019) en transitie-management (Loorbach, 2007) beschikbaar. Maar wat volgens diverse regionale overheden nog mist, is een handzame methodiek die bij het najagen van disruptieve mobiliteitsinnovaties helpt om de benodigde publiek-private cocreatie vorm te geven en focus en snelheid te brengen in het gezamenlijke proces. Bij voorkeur geeft deze methodiek concrete aandachtspunten waarop partners middels interventies in proces en communicatie de kans op succesvolle cocreatie ten behoeve van een individuele mobiliteitsinnovatie kunnen vergroten. Gegeven deze behoefte naar versnelling hebben het creatieve mkb-bedrijf P2 (ontwerpers in proces-, project- en programmamanagement van o.a. de mobiliteitssector) en de HAN UAS lectoraten Smart Business en Human Communication Development de handen ineengeslagen. Zij hebben een eerste inventarisatie gemaakt van mogelijke succesfactoren en procesinterventies die binnen een PPS kunnen helpen snelheid te ontwikkelen op disruptieve mobiliteitsinnovaties. Deze inventarisatie is nog niet compleet noch gevalideerd. Het doel van het KIEM-onderzoek is om een business ecosystem solution for mobility (BESMO)-propositie uit te werken door kennishiaten en praktijkeisen ten aanzien van succesfactoren in kaart te brengen en bijbehorende interventies uit te werken. Relevante PPS-casuïstiek wordt ontsloten door aangesloten praktijkpartners gemeenten Arnhem en Nijmegen, beide gelegen in de Groene Metropoolregio Arnhem-Nijmegen.
Nederland heeft de komende jaren te maken met grote uitdagingen op het gebied van landbouw, water en voedsel. Onder andere de biodiversiteit staat enorm onder druk en een veranderd duurzaam voedselproductiesysteem moet het tij gaan keren. Maar dan moeten we ook goed kunnen meten wat de veranderingen opleveren zodat we ook kunnen bijsturen als maatregelen niet het gewenste effect hebben. In het kader van nationale en Europese wetgeving vindt al veel monitoring plaats van biodiversiteit. Met name de aantalsontwikkelingen van flora en fauna en de veranderingen in vegetatie in natuurgebieden. Echter, zogenaamde effectmonitoring waarbij de effecten van ingrepen op biodiversiteit worden gemonitord vindt vaak veel minder plaats. Dit kan bijvoorbeeld gaan om effecten van exoten bestrijding of effecten van bepaalde beheermaatregelen (bijvoorbeeld plaggen) om de negatieve impact van stikstofdepositie te verkleinen. Dit komt deels door geldgebrek maar ook doordat snelle, precieze monitoringstools (nog) niet voorhanden zijn. In dit project willen we met behulp van automatische beeldherkenning (op basis van kunstmatige intelligentie en zogenaamde deep learning modellen) luchtopnames van natuurgebieden analyseren. De luchtopnames worden gemaakt met zogenaamde multi-spectrale camera’s die aan drones bevestigd zijn. Door deze camera’s kunnen tot op een halve centimeter nauwkeurig foto’s worden gemaakt. Met behulp van automatische beeldherkenning van dergelijke nauwkeurige foto’s kan effectmonitoring veel beter worden uitgevoerd. We richten ons daarbij met name op het in kaart brengen van vergrassing door stikstofdepositie en het meten van effecten van exotenbestrijding.
Projecties laten zien dat de wereldbevolking groeit naar 10 miljard mensen in 2050. De vraag naar eiwitrijk voedsel zal daardoor aanzienlijk toenemen. Nog meer dierlijke eiwitten (vlees en zuivel) en eiwitten uit soja zullen leiden tot verdere ontbossing, klimaatverandering, stikstofdepositie en verlies aan biodiversiteit.Zeewier is één van de grootste eiwitbronnen op aarde. Zeewier groeit in zout water en heeft enkel licht, CO2 en nutriënten nodig en genereert zuurstof. Zeewier is daarmee een duurzame bron voor de productie van eiwitten en biologische grondstoffen, zonder gebruik te maken van zoet water. Om aan de groeiende vraag naar plantaardige eiwitten te voldoen is een groeiend aantal zeewier initiatieven gestart, voornamelijk op open zee. Zeewierteelt op zee kent echter vele uitdagingen in verband met slecht controleerbare omstandigheden. Tegelijkertijd zijn er op de wereld steeds meer plekken die vanwege klimaatverandering te maken krijgen met verzilting van landbouwgrond. Daarom worden er ook initiatieven gestart voor zeewierproductie op land. Daar kunnen condities beter gecontroleerd worden en is er een kleinere kans op vervuiling. Seaweedland ontwikkelt hiervoor een innovatieve tanktechnologie. De cultivatietank tank zal worden geplaatst in een kas en gevuld met grondwater. Door gebruik van de kas en de ledverlichting zal de groeisnelheid toenemen en het groeiseizoen worden verlengd. Daarnaast zal extra koolstofdioxide worden toegevoegd aan het proceswater, wat leidt tot extra groei van het zeewier en verlaging van de pH. Het zeewier heeft daardoor een hoge kwaliteit en zal meer waarde vertegenwoordigen voor ketenpartners.Economisch perspectiefEén commerciële cultivatiefaciliteit zal bestaan uit 20 tanks en beslaat circa 1,3 ha ongeveer. Hier kan 270 ton zeewier per jaar worden geproduceerd. De geschatte jaaropbrengst uitverkoop ligt rond de 1,3 miljoen euro. Maar in Sexbierum is ruimte om verder op te schalen. Drie jaar na het einde van het project is de doelstelling om de productiecapaciteit te verdubbelen. Als dat lukt loopt de omzet op tot 2,7 miljoen euro per jaar. De omzet komt ten goede aan mkb’ers in Noord-Nederland.Duurzame ontwikkeling en maatschappelijk-sociale impactNoord-Nederland heeft te maken met verzilting van bodems en landbouwgronden. Agrariërs merken dat door de toename van zoutgehalte in het beregeningswater of in de wortelzone. Dat leidt tot schade aan gewassen. Zeewier is een gewas dat zoute condities nodig heeft om te kunnen groeien, is zeer goed geschikt voor humane en dierlijke consumptie en kan daarom bijdragen aan een klimaatbestendig landelijk Noord-Nederland.Naast bestaande kassen wordt er in het project ook gebruikgemaakt van beschikbare regionale kennis bij de lectoraten Transitie Bioeconomie (Hanzehogeschool Groningen) en Eiwittransitie (Hogeschool Van Hall Larenstein). De betrokken kennisinstellingen hebben kennis van eiwitten-extractie uit zeewier en toepassing van zeewier in producten voor humane consumptie.Kennis en ervaringen uit dit project worden gedeeld met de onderwijsafdelingen van de kennisinstellingen door het aanbieden van stageplaatsen en -begeleiding. Daarnaast wordt er samen met de onderwijsinstellingen gewerkt aan invulling van het onderwijscurriculum (door een werk-leeromgeving te creëren voor leerlingen en docenten), zodat onderwijsvernieuwing (aanpassingen, verbetering en/of uitbreiding van het onderwijsaanbod) kan ontstaan. Seaweedland is daarnaast lid van het kennisnetwerk Vereniging Circulair Fryslân waar op regelmatige basis kennis uitgewisseld kan en zal worden. Naast de productie van zeewier bespaart het proces zoet water (tot 1 miljoen m3) en tot 256.000 ton CO2 per jaar ten opzichte van dierlijke eiwitten.